Wijnhaven 6-7 www.achterdegevelsvandelft.nl
Na apothekers en banketbakkers negentig jaar Hotel Central NB: Klik op de afbeeldingen voor een vergroting.
Wijnhaven 6 en 7 biedt sinds het einde van de vorige eeuw huisvesting aan een winkel in damesondergoed, met daarboven diverse appartementen. Dat appartementencomplex loopt op de verdieping ook door achter de gevels van de panden Wijnhaven 4 tot en met 8 (en 9). Achter de gevels van Wijnhaven 6 en 7 is in 1907 banketbakker Van der Seijp een hotel begonnen, Hotel Central, dat zich in de loop der tijd steeds verder heeft uitgebreid en dat negentig jaar lang heeft bestaan.

Beerput, pleisters, koek
Archeologen vonden op het vroegere adres Wijnhaven 7 bij de verbouwing in 1997 een vier meter diepe beerput uit de 15e eeuw, waarin een enorme hoeveelheid 16e eeuwse tinnen voorwerpen was weggegooid. Het stelde archeoloog Epko Bult voor een raadsel omdat tin vroeger werd omgesmolten en nooit werd afgedankt. Op huisnummer 6 verkocht apotheker Antoni de Man in de 17e eeuw dure pleisters. In de 19e eeuw kwam en brood-en banketbakkers op dit adres, waarvan de laatste, Van der Seijp meer toekomst zag in een hotel. Dat werd Central. 
Dit hotel was generaties lang in Delft een begrip. De voorgevel had beneden een grote glaspartij die de gasten een ruim uitzicht bood op de verkeersdrukte en marktgangers op de brug ervoor. Met mooi weer kon de ruit bovendien opengeschoven worden. Honderd jaar geleden moet dat een heel moderne aanblik zijn geweest. In 1924 ging de grote ruit voor het eerst aan diggelen door een iets te wilde motorrijder die naar binnenkwam. De tweede maal was 20 januari 1939 toen bij een militaire oefening van de Luchtbescherming vlak voor de Tweede Wereldoorlog in Delft twee uur lang het licht uitging. Toen het licht weer aanging bleken de twee grote ruiten van het hotel ingegooid en lag er een kei binnen. Ook vandalisme is van alle tijden.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Hotel Central maakte plaats voor een winkel.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Begin van hotel Central, op Wijnhaven 7,
met nog maar één grote ruit.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
In 1997 een grote verbouwing. Er komt een winkel met appartementen erboven.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Lang geleden met een koets.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Oude ansicht van de Wijnhaven.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
De kelder dateert misschien uit de 14e eeuw.
De grote bakstenen achterin zijn een aanwijzing.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Diepe beerput, vermoedelijk van een goudsmit.
Foto SO Archeologie.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Een schat aan tinnen voorwerpen kwam uit de put.
Foto SO Archeologie.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
In de boedel van de goudsmit wordt een huik genoemd,
een 17e eeuwse vrouwencape. (bron Verre Verwanten)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Cornelis de Man schildderde zijn neef Antoni(s) de Man, apotheker. (Coll. Volksmuseum Warschau)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Trouwboek, waarin het huwelijk van Antonis de Man werd genoteerd. (1617). (Coll. Erfgoed Delft)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Antonis vader, ook apotheker, had een kruidentuin in de Donkersteeg. (detail Kaart Figuratief)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
In 1944 zoekt het hotel een meisje dat kan koken.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Hotel-café-restaurant Central maakt reclame.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Het hotel nog in volle glorie. Een foto uit de Topografische Atlas, jaren 60. Een overjarige kleurenansicht van Central.

Oud structuur goed bewaard
Door de eeuwen heen zijn de oorspronkelijke woningstructuur en zolderkappen van deze twee panden zijn bij de diverse verbouwingen in de afgelopen eeuw opmerkelijk goed gespaard gebleven. Wie ’s avonds over de brug komt aanlopen kan door de verlichte ramen boven de oude kapspanten nog zien zitten. Zelfs achter de horizontale lijstgevels zijn de oude puntdaken nog zichtbaar. De gevels van Wijnhaven 6 en 7 ogen 19e eeuws en laat 18e eeuws en zijn meerdere malen gemoderniseerd, maar daarachter gaan nog altijd eeuwenoude huizen schuil.

Bucxbrugge
Voor 1907 hadden de beide huizen achter die gemeenschappelijke ondergevel elk hun eigen geschiedenis. Het linkerhuis, nummer 6, heette aanvankelijk de (Gulden) Spiegel en vanaf eind 17e eeuw De Brouwketel. Het buurpamd had als huisnaam De Buck of Bock.
De naam De Buc of Bock is al heel oud. In 1420 is er al een Frans in de Buc, die eigenaar was van een graf in de Oude Kerk. Het is niet zeker dat hij de bewoner van dit huis was. De Theemsbrug tegenover het huis heette in de middeleeuwen ook wel de Bucxbrugge.
In 1502 woonde hier een priester Dierck Claesz met zijn broer Frans. In 1525 was er vermoedelijk een herberg ‘De Buck’ gevestigd van ene Rijckaert. Het Hoogheemraadschap Delfland spande hier een vierschaar (zette een rechtbank op) om een proces te houden over een geschil. Het Hoogheemraadschap beschikte destijds nog niet over een eigen kantoor en maakte voor zulke doeleinden doorgaans gebruik van een herberg.
Met de huisnaam De Bok is het overigens wel oppassen geblazen. Het buurhuis Wijnhaven 6 ging in 1727 ook eenmaal met die naam onder de hamer en ook Wijnhaven 16 zou volgens sommige koopaktes ‘vanouds de Gulden Bock’ geheten hebben. Toch lijkt Wijnhaven 7 deze naam het meest bestendig gevoerd te hebben.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
De twee huizen tegevenover de Touwbrugge zouden Wijnhaven 6 en 7 moeten zijn. In 1832 zijn de panden nog niet samengevoegd. Historisch GIS, recente situatie: een groot en diep pand.

Stadsbrand
Bij de grote stadsbrand van 1536 moeten de panden aan de Wijnhaven forse schade hebben opgelopen. In elk geval werd het pand naast de Buck, het huidige Wijnhaven 8 (ook wel De Swan), in 1538 als ‘verbrand erf’ verkocht. Van het huis De Buck hebben echter verschillende delen de brand overleefd, zo bleek bij de laatste verbouwing in 1997. Het was al voor de brand een degelijk stenen huis, wellicht in tegenstelling tot het buurhuis. De zijmuren van het pand lijken nog steeds grotendeels 15e eeuws. De kelder onder het achterhuis en mogelijk ook de begane grond erboven dateren mogelijk zelfs uit de 14e eeuw, gezien de forse bakstenen die daar zijn gebruikt. In de zijmuren zijn, ondanks alle breekpartijen van de laatste honderd jaar, nog de sporen van het houtskelet te herkennen, dat in de middeleeuwen de basisconstructie van het huis vormde. Aan achterzijde van het huis liggen de zware eiken moerbinten van de balkenplafonds echter niet meer recht boven elkaar. Dat duidt erop dat de bovenste helft van het huis vermoedelijk na de brand opnieuw moest worden opgebouwd.

Zeer oude houtconstructie op de zolder.

Spaansgezinde burgemeester
Kort voor of direct na de stadsbrand werd het huis eigendom van Sasbout Cornelisz, wiens kinderen later de achternaam Van der Dussen gingen voeren. Hij heeft het huis bijna een halve eeuw bewoond. Sasbout was een voornaam regent in Delft. In 1543 was hij al kerkmeester en in de woelige tijden van de Opstand behoorde hij tot een van de zittende burgemeesters. In de ‘Broertjenskermis’, een spotdicht over het herstel van de orde na de Beeldenstorm, wordt hij neergezet als een gezagsgetrouw katholiek. Na de protestantse omwenteling van 1573 moest hij dan ook het veld ruimen en als Spaansgezinde tijdelijk de stad uit ‘glippen’. Het huis bleef echter in de familie. Bij de telling van de haardsteden in 1600 bewoonde zijn zoon Cornelis het huis, vertelde de dienstmeid Machtelt Lucas die de deur open deed en de heren te woord stond. Cornelis zat niet meer zoals zijn vader in het stadsbestuur, maar was ‘koopman’.

Apotheek De Spiegel
Het buurhuis Wijnhaven 6 werd in de 16e eeuw bewoond door Jan Joost Papsou ‘in de Spyegel’, van wie we verder helaas weinig bijzonders weten. Vanaf 1584 werd De Spiegel een eeuw lang de winkel van de apothekersfamilie De Man. De grondlegger van deze familiezaak, Cornelis Gerritsz, kweekte zijn eigen kruiden in een tuin aan de Donkersteeg. Hij was in zijn tijd een vermaard plantenkenner, naar wie de beroemde botanicus Clusius in zijn boeken verwijst.
Zijn zoon Antoni (of Antonis) was bij zijn dood nog te jong om de zaak over te nemen. Hij moest het vak nog leren van zijn stiefvader, die met de weduwe de zaak zo lang voortzette. De zoon trouwt in 1617 met een meisje van de Verwersdijk, Cornelia Jans van Halmael. Toen Antoni in 1619 zelf voor de medicijnkast stond rekende hij voor een grote pleister veertien stuivers en voor een drankje van twee ons rabarbersiroop ƒ 1,70. Hij deed daarmee kennelijk goede zaken want in 1649 liet hij aan de oostzijde van Koornmarkt op de hoek van de Kromsteeg een nieuw huis bouwen, waar hij stil ging leven. Zijn zoon Cornelis nam toen de apotheek over. Antoni liet zich, samen met zijn zoon, vereeuwigen door zijn neef Cornelis de Man, die een bekende Delftse schilder was.

Beerput van goudsmid
In de Bock, Wijnhaven 7, woonde in het begin van de 17e eeuw goudsmid Corstiaen Quirijnsz van Borselen, die vanaf 1599 meester was in het gilde, maar toen nog niet op de Wijnhaven woonde.
Op het achtererf van deze goudsmid vonden archeologen in 1997 een vier meter diepe beerput uit de 15e eeuw, die al eerder door schatgravers gedeeltelijk was leeggeroofd. De dreigende instorting door een zware olietank had de plunderaars het verder graven belet. De grootste aantrekkingskracht vormde een groot aantal tinnen voorwerpen uit de 16e eeuw. Nadat de olietank verwijderd was kon een deel door de reguliere archeologen worden geborgen,. De tinvondst stelde archeoloog Epko Bult voor grote raadsels: zulk materiaal werd doorgaans niet weggegooid, maar omgesmolten voor hergebruik. Bovendien bleken alle voorwerpen moedwillig beschadigd met hetzelfde puntige vierkanten voorwerp. Gezien de omliggende kleipijpjes vermoedde hij dat het tin in de jaren 1620-1630 in de put moet zijn gegooid. De speculatieve theorie van Bult is dat we hier te maken kunnen hebben met de restanten van een ritueel offer om noodlot af te wenden. Op grond van het huizenonderzoek  gaat de verdenking dan uit naar goudsmid Van Borselen. Die overleed hier in de zomer van 1624, vermoedelijk aan de pest die dat jaar door Delft raasde en duizenden slachtoffers maakte.

Hangkamer en Amsterdamse huik
Na de dood van Van Borselen werd van zijn huis De Bock een inventaris opgemaakt ten behoeve van de achtergebleven weeskinderen. Daaruit blijkt dat de goudsmid een goed katholiek was. Hij had een verguld kruisbeeld boven zijn bedstede en diverse schilderijen en prenten van Maria in huis. Ook hing er een ‘conterfeitsel’ van hemzelf en zijn vrouw Neeltje van Santen en van de kinderen van zijn oudoom, een ‘fruitage’ (keukenstilleven), twee schilderijen van St Hubrecht (de schutspatroon van de jagers en beschermheilige tegen hondsdolheid) en in de keuken een Bijbelse Rebecca. Tot de kleding behoorde een modieuze ‘Amsterdamse huik met Franse koorden’. Een huik is een capevormige mantel, wie in de 17e eeuw door vrouwen werd gedragen. Hij moest over het hoofd worden aangetrokken.
Ondanks het weggegooide tin, waren er in de boedel nog een aantal tinnen voorwerpen over, zoals een lampetkan, 15 lepels en een kroes. Op het plaatsje achter het huis, vermoedelijk vlakbij de put, werden een paar tinnen waterpotten gevonden. Het huis had onder meer een ‘hangkamer’, een gedeeltelijk tussenverdieping, in de hoge ruimte beneden achter het voorhuis.
Het was belast met een eeuwigdurende rente ten behoeve van het Heilige Geest Weeshuis. Het huis werd het namens de weeskinderen verkocht aan de Hagenaar Cornelis van Wouw voor ƒ 4800, hetgeen nog eens onderstreept dat het een fors huis was.

Belastingfraude
In de tweede helft van de 17e eeuw woonde kruidenier (specerijenhandelaar) Jacob Goeree in De Bock, later opgevolgd door zijn neef Cornelis Luda. In 1660 kreeg Goeree bezoek van een deurwaarder omdat hij de belasting had ontdoken bij het aangeven van een zak handelswaar. Begin 18e eeuw woonde hier enige tijd chirurgijn Johannes Hoogvliet, die onder meer de medische zorg had voor de kinderen van het Weeshuis.

De Brouwketel
In het pand ernaast, Wijnhaven 6, zat in diezelfde tijd een koperslagerij van vader en zoon Rotshoek en later van Hendrik Verbrugge. De naam van apotheek De Spiegel veranderde met deze bestemming in ‘De Brouwketel’, niet onlogisch aangezien dit een voornaam product van de plaatselijke koperslagers was. Behalve de klandizie van de brouwers kon Cornelis Rotshoek ook bogen op de een derde van de leveranties van koperwerk aan de uitgaande schepen van de VOC. Daarover sloot hij met zijn conculega’s de gebroeders Van der Leij in 1704 een kartelafspraak af. Het contract had ook een sociale component want de (jonge) kinderen van Jacob van der Leij, die er kennelijk niet al te best aan toe was, zouden ook mogen meedelen in de winst, mocht deze Jacob komen te overlijden.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
In advertenties (1894 en1897) worden de panden te koop aangeboden en in 1944 wordt een gerucht tegengesproken.

Manufacturenhandel
Het pand De Bock deed vervolgens van 1744 tot 1835 dienst als notariskantoor van de achtereenvolgende notarissen Halder, Van der Leij en Vernée. Daarna werd het een manufacturenwinkel van Gerard Bausch, een Duitse immigrantenzoon wiens vader in 1784 in de omgeving van Aken was geboren, één van de vele Duitse textielhandelaren die in de 19e eeuw naar Nederland trokken. Aan het einde van de 19e eeuw blijkt het pand bij een verkoping inmiddels veranderd in een winkel in glas- en aardewerk. Het werd in 1897 in een krantenadvertentie aangeprezen als een ‘zeer ruime winkel, gelegen op uitmuntenden stand’, met een magazijn achter boven de zaak en op zolder twee dienstbodenkamers.

Koek- en banketbakkerij
In het andere pand, De Brouwketel, kwam na de koperslagerij vanaf 1788 een koek- en banketbakkerij. In 1809 verkocht de exploitant Adriaan Drabbe daarbij tevens koffie, thee en chocolade. De bakkerij bleef lang in de familie. De huisnaam De Brouwketel werd daarbij gehandhaafd. In 1895 vernemen we dat in het pand een geheel nieuwe banketbakkerij werd geopend met de modernistische naam ‘De Telephoon’. Eigenaar was destijds overigens een koopman in sterke drank, Johannes van de Ven, die de huurpenningen incasseerde.
In 1907 worden beide panden opgekocht door een volgende banketbakker, Gerard van der Seijp. Hij wilde echter geen koek en gebak meer verkopen, maar besloot een nieuw leven te beginnen als hotelier.

Kees van der Wiel
nadere informatie over Wijnhaven 6-7
Laatste wijziging 7 april 2011