Wijnhaven 22 | www.achterdegevelsvandelft.nl | |||||||||
![]() | ||||||||||
Hoekhuis, genaempt De Spaanse Vloot |
| |||||||||
Het
huis op de hoek van de Wijnhaven en de Nieuwstraat is heden ten dage
een levendig café met ’s zomers een druk beklant
toeristenterras. Wie op een winteravond vanaf de straat naar boven
kijkt ziet overal in het huis zware 16e-eeuwse eiken moerbinten met
dwars daarop kleinere kinderbintjes, een bewijs dat dit huis al
eeuwenlang op deze plek staat. Tot 1960 was het anderhalve eeuw lang
een apotheek. Daarna is het grondig gerestaureerd en kreeg het de
huidige vensters met vele kleine ruitjes naar de mode van de 18e
eeuw. Op de verdieping zijn ze minder slank, bijna vierkant. Dat verraadt dat ze eigenlijk niet bij de vensters passen. De gevel is namelijk uitgevoerd in Empirestijl van kort na 1800. Toen waren ‘Empire-ramen’ met grotere ruiten in de mode zoals er vóór de restauratie in de zijgevel te zien waren. Achter de voorgevel heeft het huis onmiskenbaar een 16e-eeuwse constructie, gebouwd op een oude gewelfde kelder. Het had toen zeer waarschijnlijk ooit een trapgevel. De verdieping is opvallend hoog wat doet vermoeden dat die als extra woonruimte diende bij gebrek aan een achterhuis. Hoewel het huis van origine bouwkundig duidelijk één geheel is, is het voor 1630 driekwart eeuw gesplitst geweest in een ‘zuidelijk’ en ‘noordelijk’ deel, die apart van hand tot hand gingen.
Toen de apotheek Straman in 1960 sloot, verkochten de erven het pand aan de Gemeente Delft, die het liet restaureren. Het fraaie winkelinterieur uit het begin van de 19e eeuw, en net als de voorgevel uitgevoerd in Empirestijl, moest wijken. Een deel belandde in het Frans Halsmuseum en het andere deel in Museum het Prinsenhof, waar het in het depot verdween. In Haarlem werd hij echter in de opstelling opgenomen en gevuld met oude potten van Haarlemse apothekers. Na de restauratie werd het pand een wat bezadigd restaurant “De Prinsenvloot”, waar af en toe cabaretiers als Gerard Cox optraden. Sinds 1981 is het na interne verbouwing het huidige “café Wijnhaven”. In 2008 werden de bovenwoningen verbouwd tot zes appartementen, met ingang in de Nieuwstraat (nr 15).
De oude Christiaan Straman was overigens al in 1937 op 75-jarige leeftijd overleden in Heiloo waar hij al enige tijd stil was gaan leven. De apotheek werd echter nog ruim 20 jaar na zijn dood onder zijn naam voortgezet. In zijn jongere jaren was Straman een vooraanstaand burger in Delftse katholieke kring. Hij was jaren secretaris van het RK Kerkbestuur en lid van de Gemeenteraad. Verder was hij lid van schoolcommissies en het Burgerlijk Armbestuur. Voor zijn verdiensten voor de katholieke zaak verleende de Paus hem een Gouden Kruis. Hij had in 1893 de zaak van zijn vader Joseph Straman overgenomen. Deze was ooit in 1850 bij de weduwe van zijn voorganger Cornelis Stadhouders als ‘provisor’ de zaak komen waarnemen. Diens vader Theodorus Stadhouder vestigde zich hier in 1811 als eerste apotheker in dit pand. In de straat was hij echter niet de eerste, want daarin was in het verleden bijna om de deur een apotheker te vinden. Vermoedelijk is de kast die nu in het Frans Halsmuseum staat, van hem afkomstig. Tot een geheel verbouwd Omstreeks 1630 was de zijdekoopman Samuel Berckel degene die beide delen van het huis weer tot een geheel verenigde. Sinds 1623 bewoonde hij al het zuidelijke deel van het huis, maar in 1629 kocht zijn schoonvader Gerrit van Sassen, die meer deed in onroerend goed, het andere deel van het huis en stelde hem zo in staat om er een geheel van te maken. Sindsdien was het voor de belasting één huis en in 1640 kreeg Berckel van de burgemeesters toestemming om een ‘glinting’ (stoephek) voor zijn ongetwijfeld verbouwde huis te plaatsen. Als het huis in 1686 door de schoondochter van Berckel aan koopman Willem van Schie wordt verkocht, wordt er in de koopakte nog even op gewezen dat het huis “genaempt De Spaense Vloot” voordien twee huizen was geweest. De verkoopster, Maria van Assendelft, en de koper bleken elkaar overigens goed te kennen. Hij woonde met zijn gezin al een aantal jaren bij haar in en de oude weduwe kwam vier jaar na de koop nog in hetzelfde huis te overlijden. |
NB: Klik op
de afbeeldingen voor een vergroting.
| |||||||||
Koffiehuis met
kanarievogeltjes en goudleerbehang
Hierna krijgt het huis in de 18e eeuw een bestemming, die vertrouwd overkomt. Het wordt vanaf 1705 een koffiehuis van Cornelis van der Meer. Als zijn vrouw Aagje Claver in 1717 overlijdt, komt de notaris de hele inboedel opnemen. We lopen dan door de koffiekamer met goudleerbehang en een vergulde spiegel aan de wand. Daar staan vijf geverfde tafels, tien banken, drie lederen stoelen en elf goedkopere matten stoelen. De verdere inventaris bestaat onder meer uit een geverfd kastje met ‘koffiegereedschap’, een koperen ‘koffiefontein’ en een ‘dito tabakskomfoortje’. Er staan ook vier houten pijp-bakken met ‘vuyle en schoone tabakspijpen’. En tenslotte twee kooitjes met ‘canaryvogeltjes’. In het portaal liggen acht damborden. In het ‘achterkamertje’ is ook goudleerbehang en een bedstede en verder heel veel meubilair. De beschrijving vermeldt verder maar liefst vier kelderruimtes: een kelderkeuken, een voorste kelder, een provisiekelder en een aparte tabakskelder. Hangkamertje In de grote bovenvoorkamer op de eerste verdieping bevindt zich een ‘hangkamertje’, een soort tussenvedrdiepinkje me geringe stahoogte in een grotere ruimte. In 17e eeuwse grachtenhuizen kwam dat vaker voor, maar in de 18e eeuw raakte dat uit de mode. Aan de achterzijde is er een ‘zuidelijk’ en een ‘noordelijk’ achterkamertje. Op de bovenste verdieping bevinden zich een kleerzolder en een turfzolder. De dakspanten die daar nog zichtbaar zijn, zijn fraai afgewerkt met laatgotische sleutelstukken, wat voor zolders ongebruikelijk was. Bouwhistoricus Wim Weve trok daaruit de conclusie dat deze ruimte in het betrekkelijk ondiepe huis kennelijk een andere functie moet hebben gehad dan opslag. In 1717 lijkt dat toch niet meer het geval. Pijptabak Uit de openstaande rekeningen in de boekhouding blijkt dat heel wat Delftse notabelen hier hun pijpje kwamen stoppen. Er werd ook gehandeld in tabak voor particulieren. Een pijpenmaker uit Gouda (Pieter van der Plank) kreeg nog 45 gulden voor geleverde pijpen en koffiehandelaar Jan Jinkens had nog 66 gulden te goed voor zijn geleverde waren. Vlees werd er kennelijk ook geserveerd, want een slager had ook nog een flinke rekening uitstaan. De leveranties aan bier en brandewijn waren vrij bescheiden, maar geheel alcoholvrij was het etablissement dus niet. Nog meer horeca Na Van der Meer kwam in 1743 Jacob de Ruijter, die reizende bode was, en later pakhuismeester bij de VOC, maar zijn vrouw bleek in 1749 koffie en thee te verkopen, en ook chitze (katoen). Ook in 1810 treffen we nog een tapster aan, vóór de apotheek van start ging. Direct na de brand Het oudste gegeven dat we van dit huis hebben is uit de administratie van een huizenbelasting uit 1543, de Tiende Penning. Toen werd op deze plek kort na de grote stadsbrand van 1536 maar één huis aangeslagen, namelijk dat van Claes Caescoper, die later naar de Markt verhuisde, waar zijn huis na de Beeldenstorm in 1566 wegens ketterij van de bewoner in beslag genomen werd. In soortgelijke belastingregisters uit de periode 1553-1561 blijkt het huis gesplitst. Het zuidelijke deel is dan eigendom van Daem in ’t Schaeck, de herbergier van twee huizen verder, die toen kennelijk uitbreiding zocht voor zijn nering (zie Wijnhaven 20). Waarschijnlijk is toen inwendig in het pand een scheidingsmuur aangebracht, die later weer verwjderd is. Confiscatie In de woelige beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog, toen Delft in 1572 de kant van de Prins koos, namen diverse Spaansgezinde notabelen de benen omdat zij een bijltjesdag vreesden of weinig geloof hadden in de kansen van de rebellen. Hun eigendommen werden door de nieuwe republiek in beslag genomen, mede om de oorlog te financieren. Beide delen van dit huis waren toen eigendom van Hendrick Anthonisz Meerhoudt, de man die enige jaren eerder beslag had gelegd op de bezittingen van de bovengenoemde ketter Cornelis Caescoper. Nu was het zijn beurt en werd beslag gelegd op zijn eigendommen. ‘Een van de twee huysen staande op t hoekige van de Nieuwe Straet’ had Meerhoudt sinds mei 1572 voor zes jaar verhuurd aan Abraham Thonisz voor 42 gulden per jaar. Dat blijkt het noordelijk deel. Die huur streek nu de Staten van Holland op. Het andere was sinds Allerheiligen 1572 voor twee-en-een-half jaar verhuurd aan Claes Aetsz Nootdorp op basis van een aparte losrente ‘sulcx dat van dit huys geen profijt en sal komen tot de gemene saecke’. Telkens samen en apart Na verkoop van het geconfisqueerde goed werd Abraham Thonisz eigenaar van het huis dat hij eerder huurde. Het andere kwam in handen van lakenkoopman Willem van Duvenvoorde, die na enige tijd ook de andere helft erbij kocht. Later verkocht hij dat laatst verworven deel weer apart. Tussen 1614 en 1623 had bakker Willem Marcusz van Capelle, die ooit een pand verderop met zijn bakkerij was begonnen (zie Wijnhaven 21), beide panden opnieuw samen in bezit. In 1623 verkocht hij ze echter weer ieder afzonderlijk. Het ene aan de eerder genoemde zijdekoopman Samuel Berckel, het andere, de Spaanse Vloot, aan tingieter Joost van Lodensteijn. De laatste overleed in 1625 voor hij het goed en wel kon betrekken. Sinds 1630 is er dus sprake van een ongedeeld eigendom dat heel lang de naam Spaanse Vloot bleef dragen.
Oude naam Opvallend is dat de huisnaam Spaanse Vloot voor die tijd al bestond, zij het steeds als aanduiding van het noordelijke deel op de hoek. De oudste vermelding daarvan vonden we bij een hypotheek die bakker Dominicus Bosboom in 1600 opnam bij de Weeskamer op zijn huis de Spaense Vloot. Ook dat maakt het onwaarschijnlijk dat er in 1630 sprake was van een geheel nieuw gebouwd huis. Waaraan die naam Spaanse Vloot ontleend is, is niet bekend. Wellicht heeft het iets te maken met de glorieuze overwinning op de Spaanse Armada in de zomer van 1588, een van de grote wapenfeiten in het leven van de jonge republiek. | ![]() Dammen in een koffiehuis. Mezzotint begin 18e eeuw. Collectie Joods Historisch Museum. ![]() Hangkamer in huis Bonck in Hoorn. ![]() Schilderij van Pieter van Anraadt, 1658. Collectie Mauritshuis. ![]() ![]() Het gerestaureerde pand in 1964 met nieuwe vensters in 18e-eeuwse stijl, Foto G.J. Dukker, Rijksdienst Cultureel Erfgoed. Daaronder een aankondiging in Het Vrije Volk van 5 november 1965. ![]() Nogmaals Wijnhaven 22 bij avondlicht. | |||||||||
Kees
van
der Wiel (met dank aan Wim Weve) | ||||||||||
>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Wijnhaven 22 | ||||||||||
Geplaatst: 24 december 2019 | ||||||||||
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft |