Wijnhaven 21 www.achterdegevelsvandelft.nl

’t Cleijne Huijsken tussen grote buren

NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

Wijnhaven 21 is een relatief bescheiden pand in vergelijking met de omliggende grachtenpanden. Het is ondiep en wordt bijna geheel omgeven door de grote buur Wijnhaven 20, waarvan het tegenwoordig ook deel uitmaakt. Het heeft geen eigen zijmuren en de balken zijn opgelegd in de zijmuren van de huizen aan weerszijden. De kledingzaak Steendam die nu drie panden op rij omvat is ooit in dit pandje begonnen, nadat ze in 1940 in Rotterdam was weggebombardeerd.
Het pand draagt vanouds de toepasselijke naam ’t Cleijne Huysken en was tot begin 18e eeuw eeuwenlang een bakkersbedrijfje, en daarna onderkomen van allerhande andere neringdoenden zoals pruikenmakers, schoenmakers, mandenmakers, boekbinders, tapsters en sigarenwinkeliers.
In 1988 kwam bij een verbouwing van het pand een kunstig beschilderd houten plafond te voorschijn, vermoedelijk uit de 18e of begin 19e eeuw.

Het pand in 1825 en nu. Het binnenplaatsje achter het huis is iets kleiner geworden.

Warme bakkers
De eerste bakker die we in de archieven in dit huis aantreffen is Willem Jansz, die hier in 1543 en 1556 belasting betaalde. In 1600 werkte en woonde hier zijn collega Lodewijk Cornelisz, die bij de inspectie van de stookplaatsen meedeelde een oven en een fornuis te hebben en daarnaast nog drie andere stookgelegenheden. Bij elkaar nog heel wat voor zo’n betrekkelijk klein huis. Vervolgens bakten Willem van Capelle en Pieter Lovers hier hun brood. Vooral Van Capelle deed het goed met zijn broodjes, want in 1614 was hij in staat ook het veel grotere  huis op de hoek ernaast te kopen (zie Wijnhaven 22).
In 1630 nam Jan Heijmants van der Houve de bakkerij over. Waarschijnlijk woonde en werkte hij er toen al langer als huurder, aangezien er al eerder kinderen van hem op deze plek overleden.

Rijzen van het dak
Zo gauw hij als nieuwe eigenaar de kans kreeg besloot hij het huis waar “het Cleijne Huijsken uithing” een verdieping te verhogen. Daarvoor sloot hij met zijn beide wederzijdse buren ieder een contract af om het dak boven zijn ‘backhuis’ te mogen laten “rijzen” en het hemelwater met nieuwe loden goten over hun erf te mogen afvoeren. Hij beloofde daarbij niet het licht te zullen wegnemen bij de ramen van de achterkeuken van zijn buurman in t Schaeck (zie Wijnhaven 20). Als getuigen in het contract traden timmerman Isaac Sijlbergen en metselaar Pieter Parsant op, die het werk waarschijnlijk uitvoerden.

Kort distilleer-avontuur
Na een aantal jaren besloot Van der Houve zijn zaak om de hoek in de Nieuwstraat voort te zetten, waar hij pothuizen voor de deur mocht bouwen. De bakkerij op de Wijnhaven deed hij over aan Arent van Straten. In 1648 hield Van Straten het voor gezien en verhuurde zijn bedrijf voor acht jaar aan de immigrant Jan van Emmerick die er sterke drank wilde gaan distilleren. Van Straten bedong er een mooie huur voor van 252 gulden per jaar, maar verplichtte zich daarbij ook tot een verbouwing. Hij beloofde de zoldertrap in het voorhuis af te breken en te verplaatsen naar de keuken en een betere ingang naar de kelder te maken. Het distilleer-avontuur bleek maar van korte duur, want Van Emmerick overleed al binnen een jaar. Ondertussen was ook de eigendom van de woning al in andere handen overgegaan door een faillissement van de huisbaas.
Steenhouwer Christiaan van Hulst werd voor fl 2.600 de nieuwe eigenaar en nam het huurcontract over. De weduwe van de distillateur, Maria van Duijren, die aan het langdurige huurcontract vastzat, besloot tot onderhuur en bleek bereid daarbij 40 gulden per jaar verlies te nemen.

Minder brood
Daarna is enige tijd onduidelijk wie het pand huurt, maar in 1679 wordt het opnieuw eigendom van een bakker, Michiel Sevenhuijsen. Die verkast later naar de Voldersgracht, maar bij zijn overlijden in 1695 blijkt hij de bakkerij voor zes jaar verhuurd te hebben aan een collega, Jacob Hoogewerff, inclusief “de toonbank, de winkelplanken, zakken, fornuis, het deksel, de werkbank, de trog en de ‘harg’ met het ovenbord daartoe”.
De erven verkopen de zaak vier jaar later voor de inmiddels bescheiden verkoopprijs van fl 900 aan Clara Goes, de vrouw van broodbakker Caspar van Bodegom. Kennelijk was zij de geldschieter van de bakkerij. Het ging inmiddels slecht met de Delftse economie. Het bevolkingsaantal nam rap af en dus vielen er minder broden te verkopen in de branche. Een halve eeuw eerder werd de zaak nog voor het drievoudige verkocht.

Huidige aanblik van het pand.


Het pand van boven gezien, half verscholen tussen de wederzijdse buren. Foto Wim Weve.


Een deel van de plafondschildering uit begin 19e eeuw die in 1982 te voorschijn kwam.


Anonieme pentekening van een bakker aan het werk.



Pruikenmaker
Na het overlijden van Clara Goes in 1727 koopt de buurman, apotheker George Mesch, het pand voor fl 1.320. Hij is dan eigenaar van het hele rijtje Wijnhaven 19 t/m 21 op de gracht en een aangrenzend pand aan de Boterbrug (zie Wijnhaven 20). Ook Mesch en zijn nazaten gaan het ‘Kleijne Huisie’ verder verhuren, zij het niet langer aan bakkers. In de jaren 1740-1750 aan pruikenmaker, Martinus Wijnands, wiens vrouw tot haar overlijden in 1746 “Franse Craamers” deed. Welke producten uit Frankrijk zij verkocht is niet duidelijk, maar waarschijnlijk betrof het stoffen, zoals zijde.
Tien jaar later woont er ene Reijer van Someren en in 1822 een schoenmaker, Willem Bladergroen.


De winkel van een pruikenmaker.

Hurende middenstanders
In 1832 koopt ene Jan Daniel de Wildt het huis uit de nalatenschap van apotheker Hendrik Carel van der Boon Mesch. Ook hij ziet het als belegging, evenals de volgende eigenaren in de 19e en begin 20e eeuw. De huurders zijn kleine middenstanders: omstreeks 1840-1850 boekbinder Pieter Croes, daarna van 1852 tot 1857 mandenmaker Willem van Langen, die als nevenverdienste wat drank tapte. Die laatste bedrijvigheid werd vervolgens overgenomen door tapster Jacoba Wezerijn. Boven de kleine zaak was ondertussen een bovenwoning die steeds apart verhuurd werd.
In 1909 was waren achter de winkelruimte twee vertrekken met stookgelegenheid. Daarachter was een keukentje en een binnenplaatsje met een toilethuisje. Boven waren een voorkamer met schoorsteen, een alkoof en een keukentje en nog twee kamertjes. Daarboven was nog een zolderruimte over het hele huis, zo lezen we in de verkoopadvertentie. Het huis werd destijds voor fl 5.600 verkocht en bracht fl 30 per maand huur op (dus fl 360 per jaar).

Comestibles
In 1866 begon Simon Wolterbeek hier een delicatessenwinkel. Na 18 jaar waren zijn comestibles voor de gegoede burger zo’n succes geworden dat hij het zich kon veroorloven twee huizen verder in het veel grotere pand Wijnhaven 19 een nieuwe zaak te beginnen, die zijn dochter uiteindelijk 22 jaar later ook kon kopen (zie Wijnhaven 19).

Een foto van omstreeks 1880, toen in het pand nog de comestibleszaak van Wolterbeek zat, die in 1884 naar het grotere Wijnhaven 19 zou verhuizen.

Verkoopadvertentie in de Delftsche Courant van 21 augustus 1909.
Advertenties uit de Delftsche Courant van 31 aug. 1884, 23 april 1886 en 18 nov. 1900 en uit het adresboek van 1908.

Damesmode

Tussen 1885 en 1915 runden hier diverse dames een kleine dames- en kindermodezaak, al dan niet met het accent op hoedjes. Achtereenvolgens waren dat: Maria Muré; weduwe Van der Heuvel; Joanna Muller en Clasina Adams.


De sigarenzaak in 1936, toen het buurhuis te koop stond. Foto Openbare Werken Delft.

Sigaren
Van 1915 tot 1940 was het een sigarenwinkel, die sinds Cornelis Schildt in 1932 overleed, in de crisistijd nog al eens van huurder wisselde. Schildt verkocht in de jaren 1920 al geïllustreerde bladen en had op de Boterbrug een ruimte waar hij zelf zijn sigaren maakte.


Bevrijdingsdagen van mei 1945.

Begin van het Steendam-tijdperk
In 1940 had Willem Steendam een kledingzaak aan de Kruiskade in Rotterdam. Na de bombardementen in de meidagen was daar weinig meer van over. Hij besloot daarop de zaak op te pakken en in dit pandje in Delft een nieuwe start te maken.
Toen in 1959 de bonthandel Van Ooijen in het veel grotere naastgelegen Wijnhaven 20 ermee ophield, nam hij deze zaak over en werd het Kleine Huisje geheel door de grote buur opgeslokt.


De overhemden-zaak in 1947.

Fragment van een schilderij van Franz Helfrich.


Delftsche Courant, 7 mei 1907.


Delftsche Courant, 26 mei 1915.


Delftsche Courant, 21 december 1933.


De winkel omstreeks 1960 vlak voor de grote uitbreiding door de aankoop van het pand ernaast.


Advertentie in de Delftsche Courant van 3 februari 1943.
Kees van der Wiel
 
>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Wijnhaven 21
Geplaatst: 14 december 2019  
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft