Op de
hoek Wijnhaven/Boterbrug, waar nu een groot winkelpand uit de jaren
’30 van de twintigste eeuw opvallend aanwezig is, stond
vroeger een zestiende-eeuws huis. Het werd samen met het vermoedelijk
even oude buurhuis, ook aan de Wijnhaven, opgeofferd voor deze
nieuwbouw. Een naastgelegen pand op de Boterbrug moest er ook aan
geloven. Het ging hier dus vroeger om drie (en misschien zelfs vier)
verschillende huizen. De Wijnhaven heette in de zestiende eeuw trouwens
Wijnstraat. Het hoekpand werd lang geleden aangeduid als het
Houten Huisje en kreeg in de 19e eeuw het huisnummer wijk 4-458. Het
had aan de zuidgevel een ‘pothuis’. Dat is een lage
aanbouw als kelderingang. Vermoedelijk was het aanvankelijk een houten
huis, vandaar de naam ‘het Houten Huysje’. Die
huisnaam is lang in gebruik geweest. In 1800 wordt het Houten Huysje
nog genoemd in een koopbrief. Waarschijnlijk
omstreeks 1609 is dit huis (deels?) samengevoegd met een naastgelegen
pand, dat ‘De Vette Henne’ heette. Het werd
daardoor een stuk groter, en mogelijk ook een verdieping hoger. Waar de
Vette Henne precies stond, en hoe de situatie in elkaar stak, is niet
bekend. Een paar eeuwen later kochten de gebroeders
Bervoets, in 1909, het hoekpand om er een kledingwinkel te beginnen.
Twintig jaar later werden ze ook eigenaar van het buurpand aan de
Wijnhaven (De ‘Vergulde Roemer’). In 1928 werden
deze huizen, plus nog het pand aan de Boterbrug, met de grond gelijk
gemaakt, en kon het grote winkelmagazijn worden gebouwd. Omstreeks 1940
wilde Bervoets verder uitbreiden, en ging er nog een vierde pand (op de
Boterbrug) tegen de vlakte. Pakweg veertig jaar later ging Bervoets ter
ziele. De winkelruimte beperkt zich tegenwoordig tot de begane grond en
is nu (2017) in gebruik bij een fietsenhandelaar. 
Het oorspronkelijke pand op de hoek. Foto door Henri de Louw, ca, 1890
(Foto Archief Delft) | 
Het hoekhuis rond 1900. Blijkbaar was er een feest in de stad. |

Wijnhaven naar het noorden. Bij de Boterbrug staat het oude pand, maar
Bervoets was er al gevestigd. Dat was in de jaren ’20. (foto
ansichtkaartenbeurs.nl) |
Ruim huisje De
oudst bekende bewoner van het hoekhuis was de
‘kramer’ Pieter van Stralen. Hij woonde er vanaf
1591 en overleed er in 1605. Een kramer is een koopman die zijn spullen
vanuit een kraam verkoopt, maar deze Pieter had een huis met een
winkel. In 1600 telde het pand vier stookplaatsen. Het was dus royaler
dan de naam ‘Houten Huisje’ doet vermoeden. Uit het
haardstedenregister, dat de stookplaatsen inventariseerde, blijkt
duidelijk dat ‘t Houten Huisje oorspronkelijk op de hoek
stond. ‘De Vette Henne’ stond ernaast en was
eigendom van drukker en boekverkoper Cornelis Janszoon Vennecool. Hij
woonde er al sinds het einde van de zestiende eeuw. In 1583 gaf hij een
bijbel uit. Vermoedelijk is hij er tot zijn dood in 1623 blijven wonen.
Zijn dochters, Maritgen en Trijntge trouwden in 1598 en 1605 hier
vanuit het ouderlijk huis. ‘De Vette Henne’ was in
1600 voorzien van een drietal stookplaatsen. De eigendom
van het hoekpand ging na de dood van Pieter van Stralen over op zijn
zoon Jeremias van Stralen. Die trouwde in 1609 met Gooltgen Jans van de
Verwersdijk. Jeremias was degene, die een deel van de Vette Henne erbij
kocht en samenvoegde met het hoekpand dat zijn familie al bezat.
Jeremias verkocht wollen stoffen, maar de zaken gingen niet goed. In
1631 was hij gedwongen het huis te verkopen aan Jan Corstiaensz. van
der Burch voor 4.260 gulden. Hij verhuisde na het faillissement naar de
Oude Langendijk, waar hij in 1645 overleed. Ook Jan van
der Burch was ‘laekencoper’. Hij stierf in 1663, na
driemaal getrouwd te zijn geweest. In 1631 mocht hij in de zuidmuur van
zijn hoekpand een deur maken die uitkwam op de
‘Boterbrugge’. Voor die deur mocht hij een
‘glinting’ (hek) op de openbare weg plaatsen.
 | |
De lakenverkoper Jan van der Burgh moet
beroepshalve vaak in de laken- en saaihal in het Prinsenhof zijn
geweest. (Collectie Beeldbank TU). |
Luifel
Het huis vererfde vervolgens aan zijn zoon Isaacq van der Burch. Diens
erfgenamen verkochten het voor 3.125 gulden aan Abraham Sprongh, een
zeepzieder, die op de Voorstraat woonde. Hij kreeg in 1685 toestemming
een luifel aan het huis te maken, die van de Wijnhaven tot op de
Boterbrug omloopt. Daaruit is waarschijnlijk het latere pothuis
voortgekomen. Na zijn dood in 1692 werd het huis eigendom
van zijn drie dochters Margaretha, Catarina en Elisabeth, die
vermoedelijk in het pand een winkel dreven. Wat ze verkochten is niet
bekend, misschien ook stoffen. Een voor een trekken de dames zich uit
de zaak terug als zij in het huwelijksbootje stappen. Elisabeth is de
laatste die in 1709 trouwt met dominee Cornelis de With, predikant in
de Remonstrantse gemeente te Berckel. Zij verkocht het huis aan Gerrit
van Erckel voor 2.725 gulden. Een bescheiden prijs, aangezien de winkel
in 1692 binnen de familie werd getaxeerd werd op 3.600 gulden.
Speculaasbeestjes
Gerrit van Erckel was in 1704 getrouwd met Catharina Verwiel. Wanneer
beiden in 1713 overlijden laat het echtpaar twee jonge kinderen van 6
en 3 jaar na, blijkt uit het Weeskamerdossier. In dat dossier werden
uitgebreid o.a. de winkelwaren beschreven tot en met de aanwezige
sukade, rijst, suikerkoekjes en speculaasbeestjes. Er was toen dus
sprake van een banketbakkerij. De winkelknecht Samuel van den Castele
werd de nieuwe eigenaar. Hij moest er 2.400 gulden voor neertellen.
In het pand bleef zodoende een banketbakkerij gevestigd. Maar Samuel
hield het niet lang vol. Hij verkocht het pand zeven jaar later in 1720
aan Neeltje Ariens van der Boon (weduwe van Jacob Kock) voor 3.400
gulden. Hij verdiende dus aardig met deze transactie.  Lees
hier een koopacte uit 1719, waarin suykerbacker Samuel van den Kasteele
het Houten Huisge verkoopt aan de weduwe Neeltje van der Boon. |
Neeltje wilde er
ook weer tamelijk snel van af. In 1728 ging de eigendom over op haar
zoon Adriaan Kok, die het drie jaar later ook weer met grote winst (hij
ving er 5.400 gulden voor) doorverkocht aan Boudewijn van de
Nouwelande. Waarschijnlijk had hij het huis opgeknapt, want in die tijd
gingen de prijzen van huizen eerder omlaag dan omhoog.  |
 |
 |
Verschillende
beroepen huisden in het hoekpand. Vennecool was boekbinder; Jan van der
Burgh was stoffenhandelaar; Van Erckel en Van Castele waren
banketbakker en Mensbier was een zilversmid. Prentjes coll. Rijksmuseum. |
|