Het huidige perceel Vrouwenregt
5, met daarop het diepe woon-winkelhuis, erf en achteruitgang
bij de Trompetstraat 11, is in de loop der eeuwen nauwelijks
veranderd. Alleen in de eerste helft van de 19e eeuw, toen
Philippus Lugtigheid eigenaar was en hij ruimte nodig had voor
zijn boerenbedrijf, kwamen er een aantal naastgelegen percelen
in de Trompetstraat bij. Die zijn later weer verkocht. Het
woonhuis was in de 17e eeuw verdeeld in een voor- en
achterhuis; het bakstenen boogje van het poortje tussen de
huizen is nog aanwezig. De gepleisterde gevel met lijst is er
in de 19e eeuw gekomen; waarschijnlijk ter vervanging van een
bouwvallige trapgevel. De winkelpui, die werd verbouwd aan het
begin van de 20e eeuw, kreeg boven de etalage een art nouveau
versiering. Sinds 1989 is het een Rijksmonument. In het
voorhuis zaten in de loop der tijd een herberg, een
kousenwinkel, een melkboer, een verfwinkel, een
esoterische-boekwinkel, spijkerbroekenhandel en een antiekzaak.
Herberg Schans van St. Andries
De oudste naam van het huis komen we tegen bij de heffing van
de belasting uit 1561 waar ‘Jan Janssoon in ’t Vaendel’ (ook
Vliegende Vaendel) de 10e penning betaalde. Rond 1600 begon
Jan Crijnsz hier een herberg. Hij veranderde de naam in
‘Schans van St. Andries’. Dat hield mogelijk verband met de
overwinning van prins Maurits op het Spaanse leger. Maurits
veroverde in 1600 na een uitputtende belegering het fort met
die naam, een groot militair bouwwerk tussen Maas en Waal.
Deze huisnaam werd later versimpeld tot Sint Andries Schans,
Andries Schans of Sint Andries.
Joos van Erp, mitten swaerde onthalst
Er werd niet alleen in het land gevochten, maar ook in de
herberg van Jan Crijnszoon. In de nacht van zaterdag op
zondag 6 en 7 januari 1607 greep de in Londen geboren Joost
van Erp in blinde woede naar zijn poignaert (dolk) en stak zo
diep in de borst van Jans stiefzoon Jan Gerritz., dat die ter
plaatse overleed. Dit, vonden de Schepenen, kon niet
ongestraft blijven. Joost werd meegenomen, gevangen gezet en
veroordeeld tot het schavot bij het stadhuis om ‘aldaar
Mitten swaerde onthalst ende geëxecuteert te worden, datter
de doot navolcht’. (Dit gebeurde op dezelfde plek waar
Baltasar Gerards, de moordenaar van Willem van Oranje, 22
jaar eerder ter dood werd gebracht). Zijn goederen werden in
beslag genomen ten behoeve van de Graeffelicheijt. De
verplichte vergoeding voor het verblijf in de gevangenis en
het proces kon hij niet betalen omdat hij ‘geen middel had de
costen te betalen’.
Vaak doorverkocht
In 1621 liet Jan Crijnszoon, die toen al ziek was, zijn
testament opmaken. Zijn weduwe verkocht het huis later aan de
“glaesmaker” Jan Jacobs. Daarmee verdween de herberg, maar de
naam bleef nog ongeveer 40 jaar in gebruik. Er gebeurde van
alles. Johannes Rosemond begon er een kousenwinkeltje. Hij
had het huis in 1716 van de overleden Alida van der Wilt
gekocht; samen met de nagelaten boedel en alle goederen
zoals: ‘De onderlages van de bedstees, alsmede de bottelrij
planken, idem de kleerstocks (---) en het trapje tot de
turfzolder’. Hij betaalde er ƒ1200.- voor. Het pand
verwisselde achttien(!) keer van eigenaar voordat Philippus
Lugtigheid het in 1828 kocht.
 |
 |
 |
Op de kaart van Braun
en Hogenberg (ca 1590) zou Vrouwenregt 5 het derde huis
links van de Trompetstraat moeten zijn. |
Een vogelvluchtblik
op het Vrouwenregt vanaf de Kaart Figuratief. |
Tussen de gele lijnen
het huis in 1832. Kaart HisGis Fryske Academie |
Achter de Nieuwe Kerk
Tot aan het begin van de 19e eeuw ontbrak er een naam voor
deze straat. De huizen werden aangeduid als “achter de Nieuwe
Kerk”. Andere benamingen kwamen ook voor. Het zijn vaak meer
beschrijvingen: ‘der eerste strate die over dat marctveld
gaet ten Oestende’ (1381). Of: “after die Nieukerc”, in 1432,
maar dat is vooral oud-Nederlands voor ‘achter de Nieuwe
Kerk’. De straat werd ook wel gezien als een deel van het
Oosteinde.
In de Verponding van 1620 heet het “Van den houck van den
Nieuwen Langendijck tot den houck van St. Ursulenstraet”
(Trompetstraat). ‘Vrouwenregt’ werd pas voor het eerst
genoemd toen ‘Laurens Jongeneel in 1821 toestemming kreeg
zijn huis, in wijk 4 nr. 244, op ‘t Vrouwenregt (nu nr. 12)
te verbouwen’. Peter van der Krogt herinnert er aan in zijn
boek Straatnamen van Delft. Of er een relatie was met
‘Ackersdijk en Vrouwenregt’, in die tijd een buurgemeente
langs de Schie, is nog niet in de bronnen teruggevonden.
 |
 |
Achter de Nieuwe
Kerk, een foto van een oud glasnegatief,
Brinio-collectie RCE |
Een foto van het
Vrouwenregt op een moment dat de Langendijk nog een
gracht was. |
Philippus Lugtigheid: boer en handelaar
Lugtigheid kocht het pand twaalf dagen voor de geboorte van
zijn eerste kind, op 12-2-1828. Vier maanden eerder was hij
met Dirkje van den Berg getrouwd. Beiden kwamen van buiten de
stad; Philippus uit Pijnacker en Dirkje uit Delfgauw. Helaas
zijn er geen foto’s van het bruidspaar, maar van de bruidegom
is het uiterlijk bekend: lengte: 1 meter 77, aangezicht:
langwerpig, voorhoofd: smal, ogen: blauw, neus/mond: groot,
haar en wenkbrauwen: blond, merkbare tekenen: pokdalig.
Hij betaalde ƒ750,- voor zijn aankoop. Verkoper was de
winkelier Nicolaas Lubek, die samen met zijn vrouw een stukje
verderop op de hoek Vrouwenregt-Nieuwe Langendijk, een
kruideniersaffaire runde. Bang voor de concurrent had hij in
het koopcontract laten vastleggen dat de koper hier geen
kruidenierswinkel mocht ‘opereeren’, of ‘in zodanige andere
artikelen (mocht handelen) zolang dat de verkoper eigenaar
zou zijn van het huis wijk 4 nummer 291’. Pas vijftien jaar
later werd dit huis verkocht.
Lugtigheid was aardappel- en melkverkoper, maar de ‘geboren’
handelaar kocht in de loop der jaren ook vee, huizen, wei- en
bouwland. In 1839 kreeg hij de kans vijf huizen naast de
achteruitgang in de Trompetstraat te kopen. Hier stalde hij
’s winters zijn koeien, ’s zomers bracht hij ze naar zijn
weiland vlakbij de Oostsingel. De verse melk werd in de
winkel verkocht. Voor de boeren was het een gouden tijd; ze
verdiende veel geld met de export van slachtvee naar Engeland
en met de handel in boter en kaas.
|
|

Vrouwenregt 5, bij de blauwe markies.
(Foto Michiel 1972 Wikipedia)

Aan de achterkant is een overvloed aan aanbouwtjes

Een poortje in het huis, vroeger de entree
naar het achterhuis.

Zo zag het Vrouwenregt (rechts) er in 1652 uit.
Schilderij Carel Fabritius, coll. National Gallery.

Hetzelfde beeld door een onbekende fotograaf
omstreeks 1900. Het Vrouwenregt werd
“achter de Nieuwe Kerk” genoemd.

De herberg Vrouwenregt 5 heette ‘Schans van St. Andries’. Dat
was een beroemd fort, gebouwd in 1599. Op de tekening het
gevecht tussen Prins Maurits en de Spanjaarden. (Wikipedia)

In het Verpondingsregister van 1620 had het Vrouwenregt nog
geen naam, maar werd
de straat beschreven
|
Stinkende moddergoten in de Trompetstraat
Het zal duidelijk zijn dat al die koebeesten, die in de
winter in de stad op stal stonden, voor een flinke
strontlucht in de omgeving zorgden. Maar in de 19e eeuw brak
langzamerhand de nieuwe tijd door, met moderne voorzieningen.
In 1864 had Philippus schoon genoeg van de stank en diende
hij samen met Johannes Vierdag en Petrus Bender een verzoek
in bij de Burgermeester en Wethouders ‘om het riool ook in de
Trompetstraat te leggen’. In het belang van ‘hunne lokalen
der melk bewaring en zuivel bereiding’, omdat zij vaak last
hadden van ‘de bedorven lucht uit de moddergoten (---) zelfs
van onreinheden die op een andere plaats te hooren te worden
gebragt’.
Dat riool kwam er blijkbaar niet, want zelfs honderd jaar
later werden er nog steeds poeptonnen opgehaald in de
Trompetstraat. Zelf mochten de boeren hun mestschuit niet in
de gracht laten liggen. De koeienmest uit de stallen werd
verkocht aan de tuinders. De boeren voeren met hun volle
mestschuiten door de grachten en het Rijn-Schiekanaal naar de
tuinderijen buiten de stad.

|

|
De poeptonnen, de
stank en de knoeiboel waren in doorn in het oog.
Lugtigheid en zijn buren vroegen om een riool, maar dat
kwam pas een eeuw later. |
De poeptonnen
belandden uiteindelijk bij een gemeentelijk
afvalbedrijf aan de Staal. |
Philippus viel in de prijzen
In 1864 won Lugtigheid, tijdens de jaarlijkse vee-
tentoonstelling in Leiden, een 2e en twee 3e prijzen met zijn
melkgevende koeien beneden de vijf jaar. Hij kreeg 35 gulden
en een mooie oorkonde mee naar huis. Of hij met de
trekschuit, de trein, paard en wagen of lopend door de regen
de ruim 20 km naar Leiden met zijn koeien aflegde is niet
bekend. Volgens een verslag in de Rotterdamsche Courant was
het tentoonstellingsterrein door het slechte ‘weder’ wel erg
slikkerig en slibberig.
De hele familie op een kluitje
Er waren ook droevige tijden. Van de twaalf kinderen die het
echtpaar kreeg bereikten er slechts vier de volwassenheid. Ze
bleven, na hun trouwen, dichtbij in de door hun vader
gekochte stadsboerderijen wonen: Elizabeth Maria, getrouwd
met Hendrik Bukman (zie Vlamingstraat
51), Pieter (bleef thuis wonen), Adriaantje, getrouwd
met Reinier van Witteloostuijn (zie Vlamingstraat
49) en Cornelis, getrouwd met Aaltje Bregman (zie Rietveld
147), allen boer of getrouwd met een boer.
 |
 |
Twee dochters van de familie Lugtigheid woonden in
de buurt, Adriaantje en Elisabeth Maria.
|
Op 66-jarige leeftijd werd het voor Philippus tijd om
ruimte te maken voor zijn oudste zoon Pieter. Hij verhuisde
met zijn vrouw Dirkje van den Berg naar nummer Vrouwenregt 4.
Dat huis had hij al eerder gekocht en hier zou hij in 1878
overlijden. Arm is hij niet gestorven, tijdens zijn leven had
hij een vermogen van ƒ148.132,79 vergaard! (Lees
hier
de boedelinventaris.)
Vrouwenregt 5 zou ruim honderdvijftig jaar familiebezit
blijven, maar het werd doorgaans verhuurd. De meeste nazaten
Lugtigheid hadden meerdere panden in de buurt.
|
|

Lugtigheid kocht in 1857 zijn buurhuis aan het Vrouwenregt.
De straat heeft dan een naam.

Philippus Lugtigheid was boer en veehandelaar.
Hij viel vaak in de prijzen, zoals deze oorkonde
voor een melkgevende koe. In 1864.
Foto Nicolien Lugtigheid
|
De Porcelijne lampetkan
In 1954 werd het huis verhuurd aan Hindrik Drok. Hindrik
verkocht verfwaren. In 1968 werd op het achtererf een magazijn
gebouwd. Het pand, dat nog steeds in het bezit was van de erven
Lugtigheid, werd in 1981 door Drok gekocht. Acht jaar later
kocht zijn zoon Jan het van zijn vader en ging er samen met
zijn vrouw Nel ook wonen. Er volgde een interne verbouwing: het
woongedeelte werd gemoderniseerd, de winkel werd vergroot, de
trap naar boven werd verplaatst en de hoofdingang van het
woonhuis werd Trompetstraat 11. In het magazijn was er genoeg
ruimte voor de glashandel (de glas-in-loodramen op de 1e
verdieping werden er door Drok jr geplaatst). De winkel werd
apart verhuurd. Die heet nu de Porcelijne Lampetkan, vernoemd
naar een gelijknamige plateelbakkerij aan het Oosteinde. Vader
en zoon Van Geenen verkopen er nu al twintig jaar antieke
Hollandse kronen, tegels, Delfts aardewerk en ander antiek.
 |
 |
De heer en mevrouw H.
Drok met hun zoon, bruidegom Jan, in de deur opening
van hun winkel. Foto coll. J. Drok. |
De winkel van Drok
aan het Vrouwenregt omstreeks de jaren ’60. Foto coll.
RCE |
|
|

In 1910 wordt de winkel aanzienlijk groter.
De lengte van de bouwtekening laat zien
hoe diep dit pand is.

In 1966 wordt Vrouwenregt 5 opnieuw onder handen genomen. Het
achterdeel wordt gemoderniseerd: de aparte keuken gaat er
uit, evenals de gang. Aan de bovenkant van deze bouwtekening
ligt het Vrouwenregt; aan de rechterzijde beneden komt het
pand uit op de Trompetstraat.
|