Voldersgracht 31 www.achterdegevelsvandelft.nl
Woning van een beeldenstormer en kunstschilder Van Mierevelt

Kort luisterverhaal op Omroep Delft Radio
door Jenny Omvlee (17-12-2019)

Het op een na laatste huis aan de Voldersgracht - nu een Indonesisch restaurant - is een gemeentelijk monument. In opzet is het vermoedelijk zestiende-eeuws. In de negentiende eeuw is het 70 jaar verbonden geweest met de bakkerij ernaast, huidig nummer 29. Het pand kreeg in 1905 een moderne winkelpui. In 1942 is de gevel opnieuw opgemetseld met behoud van de oude gevelankers. De winkelpui kreeg toen een iets strakkere vormgeving. Verder is er aan het huis in de loop der eeuwen waarschijnlijk niet erg veel veranderd. Volgens het haardstedenregister van 1600 had het oorspronkelijke huis vier vuurplaatsen.
Op de kadasterkaart uit 1825 waren Voldersgracht 30 en 31 deel van het gezamenlijke eigendom C 1009. Het pand anno 2018 van boven gezien.

Beeldenstormer
In 1561 stond het huis op naam van Barbara Bruijnen, die zelf in het huis De Bril op de hoek met Vrouwjuttenland ernaast woonde (Zie Voldersgracht 33). Zij was weduwe en ‘moeder’ van het Nieuwe Gasthuis of pesthuis in het voormalige Magdalenaklooster aan de Verwersdijk. Een gasthuismoeder was de centrale figuur in het gasthuis. Ze nam een soort tussenpositie in tussen de gasthuismeesters en de bewoners of zieken. Via haar liepen allerlei "hantreyckingen", terwijl zij ook de inkopen deed.
Barbara verhuurde het huis aan schoenmaker Jan Heijndricxsz. Zijn naam komt voor in een belangrijk handschrift over de beeldenstorm in Delft. Volgens dat verslag gingen op 26 augustus 1566 Jan Heyndricss, schoemaecker en zes andere mannen “die men gheus noempt ... zoewel van pistoletten als andere waepenen voirsien zijnde”, naar het stadhuis met het ‘verzoek’ om hun predikant in beide parochiekerken te laten preken en om daar eerst de altaren stuk te slaan, de beelden van hun voetstuk los te maken en die in het Vondelingenhuis onder te brengen. Het stadsbestuur wees de eis af maar kon door gebrek aan voldoende steun van de schutterij niet voorkomen dat de volgende dag de kerken geplunderd en de beelden vernield werden.


Kerkinterieur met beeldenstormers, geschilderd door de Delftse schilder Hendrik van Steenwijck II, ruim een halve eeuw na de gebeurtenis (ca 1625). Museum Het Prinsenhof.

Beginnend portretschilder
Rond 1600 was Cornelis Florisz eigenaar van het huis. Deze welgestelde vleeshouwer bezat nog twee huizen in De Vlouw en woonde zelf vier huizen terug op de Voldersgracht (huidig nummer 27). Hij wordt nogal eens verward met zijn buurman de speelman (muzikant) Cornelis Florisz die ter plekke van het huidige Voldersgracht 26 woonde.
Cornelis Florisz verhuurde het huis naast De Bril aan de toen nog beginnend kunstenaar Michiel Jansz van Mierevelt. Na Michiels huwelijk in 1589 met Stijntgen (Christina) van der Pes woonde het paar aanvankelijk in bij Michiels vader en stiefmoeder in Het Gekroont Neteldoeck (zie Markt 27). Vier jaar later verhuisde het gezin met twee dochtertjes naar de Voldersgracht. In 1594 werd hier een derde dochter, Geertgen, geboren, die zou trouwen met de kunstchilder Willem Jacobsz Delff. Zoon Pieter, geboren in 1596, zou zelf ook kunstschilder worden maar stierf jong. Al snel verdiende Michiel van Mierevelt genoeg met zijn ‘tronies’ (portretten) om voor 1.750 gulden een eigen huis te kopen. In 1600 verhuisde het gezin naar de Nieuwe Langendijk.


Portret van Michiel van Mierevelt en zijn gezin, geschilderd door Pieter van Mierevelt. Olie op doek, ca 1617-1623. Chateau de Jehay, Amay. Tweede van links Geertgen, zittend met haar zoontje Jacob Delff op schoot.
NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.


Voldersgracht 31 anno heden


Een tekening van de nieuw op te bouwen gevel bij de restauratie in 1942.

 

Pendelen van en naar Den Bosch
De weduwe van Cornelis Florisz verhuurde het huis vervolgens aan Hans Strick den Ouden. Hij kwam uit een vleeshouwersfamilie in ’s-Hertogenbosch. Strick was daar zelf ook vleeshouwer en ossenkoper geweest. Wegens zijn aandeel in de Troebelen van 1566 en 1567 werd hij verbannen door de ‘Bloedraad’ (Raad van Beroerten, ingesteld door de hertog van Alva). Na de Opstand kon hij in 1574 terugkeren naar zijn geboortestad. Toen ’s-Hertogenbosch echter door de oorlogsverwikkelingen steeds meer onder strak katholiek regiem kwam, besloot Strick eind zestiende eeuw te verhuizen naar Delft, waar hij eerst aan de Binnenwatersloot zijn brood verdiende als hopkoper. Na het overlijden van zijn eerste vrouw (1612), kwam hij te wonen “aan de Voldersgracht naast den Bril”, waar hij in 1621 stierf.


Registratie in het begraafboek van de Oude Kerk 12 juni 1621: “Jan Strick aen de Voldersgracht naast den Bril”.

Zijn zoon Hans Strick de Jonghe kwam aanvankelijk aan de kost als schoenmaker. Onder invloed van zijn vrouw, Maria Becq, beter bekend als Maria Strick, ontwikkelde hij zich tot ‘plaetsnijder’ (graveur). Maria gaf les aan de 'Francoische en Duytsche' school van haar vader aan de Oude Delft (huidig nummer 79). Zij bleef dit doen als getrouwde vrouw met kinderen en werd befaamd als schoonschrijfster. Haar man graveerde de vier voorbeeldboeken die Maria Strick maakte en die veel werden gebruikt bij het Nederlandse schrijfonderwijs.
Hun dochter Beatris Jans Strick kocht het huis naast De Bril. Zij woonde er al toen zij in 1628 trouwde met weduwnaar Cornelis Pietersz Mol. Mol stierf in 1636, waarna Beatris haar ouders volgde naar het vertrouwde ’s-Hertogenbosch, dat inmiddels weer in calvinistische handen was. In 1652 overleed zij daar.


Kalligrafie van Maria Strick: Der loflijcke Schrijfpen. Gegraveerd door Hans Strick, 1617. Rijksmuseum Amsterdam.


Maria Strick op 41-jarige leeftijd, 1618.  Gravure door Willem Jacobsz Delff (1580-1638) naar portret van haar door Michiel Jansz. van Mierevelt. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam.

Goudsmid
Het huis werd in 1639 voor 1.400 gulden verkocht aan Joost van Houten, herbergier in ‘de Drie Freijt Bennetjes’ (fruitmandjes) aan de oostzijde van Vrouwjuttenland. En daarna in 1667 aan goud- en zilversmid Andries Dulay. Hij kwam voort uit een Zuid-Nederlandse immigrantenfamilie die wel vier goudsmeden telde. Zelf volbracht hij in 1625 de meesterproef. Aanvankelijk woonde hij “besijden [naast] de Nieuwe Kerk” en zat hij in 1633 nog enige tijd in het gevang wegens het kopen van gestolen zilverwerk. Waarschijnlijk was hij al voor hij het huis in de herfst van zijn carričre kocht al geruime tijd huurder daarvan, want zijn zoon Esias trouwde hier in 1655 uit huis.

Stoffenwinkel
In 1677 kwam het huis in bezit van Jan Dereithoven, meester kleermaker. In het begraafboek staat hij vermeld als wantsnijder. Dit kon kleermaker betekenen of iemand die in het wanthuis (lakenhal) wollen of zijden lakens per el uitsneed en verhandelde. Hij verkocht het pand in 1703 aan kleermaker Jan van Olphen uit Delfgauw. Jan verhuurde het huis aan zijn stiefdochter Catrijne van Eeden, gehuwd met Pieter Molijn, die later het huis erfde. Zij was toen weduwe en dreef in het voorhuis een stoffenwinkel (manufacturenzaak).
Haar dochters Anna en Geertrui Molijn, eveneens weduwe, woonden bij haar in. Zij zullen hun moeder wel geholpen hebben in de winkel. Anna’s eerste man, wijnkoper Ary Boda, werd in 1730 levenslang verbannen wegens geweldpleging tegen de woordvoerder van een pachter en overleed kort daarna. Anna’s tweede man, Willem Dompselaar, was gestorven toen hij als bosschieter (kanonnier) met het schip Haamstede voor de VOC in 1738 op weg was naar Oost-Indië. Geertrui Molijns man, Cornelis van der Slop, was als derde waak (derde stuurman) in 1746 in Oost-Indië gestorven.


Stoffenwinkel. Prent van Vincent van der Vinne (II), 1785. Rijksmuseum.


Een goud- en zilversmid in zijn werkplaats, circa 1680, van een onbekende schilder. Rijksmuseum.


Poort naar de lakenhal bij het Prinsenhof. Jan Dereithoven zal hier menigmaal doorheen zijn gegaan. Het reliëf boven de poort is in 1658 gehouwen door de stadssteenhouwer Pieter Rijkx.

Vrij wonen
Catharina van Eeden liet na haar dood, in 1755, een fikse erfenis na: 62.525 gulden aan obligaties, bijna 9.200 gulden contant geld, de winkelinventaris en nog een huis aan de Verwersdijk. Haar testament zou pas 74 jaar later afgewikkeld worden. Dochter Anna kreeg vrije bewoning van het huis naast De Bril. Na Anna’s dood zou kleindochter Johanna van der Slop het vruchtgebruik krijgen en na Johanna’s dood zou het huis openbaar verkocht moeten worden. Dat laatste gebeurde in 1797. Pieter Neervorth kocht het voor 1.125 gulden en ging er ook wonen.

Broodbakkerij
Neervorth was in 1765 in Hörstgen (Pruisen) geboren als molenaarszoon. Hij vestigde zich in 1787 in Delft en trouwde met Maria Boejee, de dochter van de bakker uit De Schrijfpen in het pand ernaast (Zie Voldersgracht 30). In 1792 trok deze zich terug uit de zaak en werd ondershands vastgelegd dat Neervorth bakkerij De Schrijfpen kreeg toebedeeld. De beide panden zouden vervolgens 70 jaar in één hand blijven.
Bij de boedelscheiding na de dood van Boejee bleken Maria en Pieter te ruim bedeeld te zijn met De Schrijfpen (4.500 gulden voor het huis en 500 gulden voor het gereedschap) en moesten zij nog 3.599 gulden uitkeren aan Johanna Ponsianus, de tweede vrouw van zijn schoonvader. Financieel was dat geen probleem want Neervorth bezat enkele panden in Delft en weilanden in de Bieslandse polder. Met drie andere belanghebbende broodbakkers en de vermogende koopman Didericus Terburgh richtte Neervorth in 1813 een compagnieschap op ter exploitatie van korenmolen De Papegaaij.

Emigranten
Neervorth overleed in 1831. Zijn enige kind, Maria, bleef met haar gezin wonen in het ouderlijk huis. Zij was getrouwd met broodbakker Pieter Willem Terburgh, een zoon van boven genoemde Didericus en kleinzoon van de ‘stadsfabriek’ (stadsarchitect) Nicolaas Terburgh. Pieter hield het niet bij brood alleen; hij was ook voorzitter van het ‘stads muzijkcollegie’ Amicitia.
De twee buurpanden boden onderdak aan personeel en verscheidene familieleden. Zoals aan tante Anna Terburgh in haar laatste levensjaar. En aan de vrijgezelle oom Simon Terburgh, koopman “in aarde en leije” bij de firma N. Terburgh & Comp. Hij woonde er tot zijn overlijden, in 1847, en liet een aardige erfenis na. Verder zoon Simon, die in 1847 emigreerde naar de Verenigde Staten. En tot slot de oudste zoon, Didericus, die eveneens broodbakker was, en zijn vrouw, bakkersdochter Maria van der Gaag, met hun kroost. Zij emigreerden naar de Kaapkolonie.

Kapitaalkrachtig priester
In 1849 kocht priester Joannes Arnoldus Lazaar beide panden en liet er zijn ouders wonen. Joannes’ vader, Nicolaas, was in 1842 als koopman en kruidenier op de Hogewoerd in Leiden failliet gegaan en had zich in Delft gevestigd. Hij verdiende de kost met “het waarnemen van alle Commissiën tussen Delft en Den Haag” en als pakhuisbediende.
Priester Lazaar was pastoor van Naaldwijk. Daar kreeg hij van burgemeester Van der Goes de schuld van de uit de hand gelopen ‘feestelijkheden’ (gedoe tussen katholieken en protestanten) op 1 april 1872 ter herdenking van de inname van Den Briel door de watergeuzen. Een jaar voor zijn dood werd Lazaar rector van het Begijnhof in Amsterdam.

Naar Amerika
In 1851 had Lazaar zijn vader volmacht gegeven om beide panden te verkopen aan zijn broer en broodbakker Cornelis, die er toen al woonde. Cornelis was zojuist getrouwd met Francisca Rodenrijs. Hij verkocht ze beide na twee jaar door aan zijn schoonvader, Wouter Rodenrijs, broodbakker in Schipluiden. Francisca overleed in 1856, amper 28 jaar. Cornelis besloot te emigreren en vertrok met het schip Duisburg naar New York.
In De Schrijfpen woonden verscheidene bakkersknechts, die waarschijnlijk onder Rodenrijs’ leiding de bakkerszaak runden. Zelf bleef hij in Schipluiden.

Handel in kruideniers- en koloniale waren
In 1869 verkocht Rodenrijs het huidige Voldergracht 30 en 31 ieder afzonderlijk. De nieuwe eigenaren verplichtten zich voor gemeenschappelijke rekening de toegangen tussen beide panden te laten dichtmetselen.
Koper van dit huis naast De Bril werd ‘verwer’ en glazenmaker Leendert Prins te Nootdorp, tevens wethouder aldaar. Hij verhuurde het aan zijn zoon die handelde in kruideniers- en koloniale waren, met daarnaast ook een handeltje in sigaren. Na de dood van diens vrouw Cornelia Bakker trouwde Prins met zijn huishoudster. Ten minste zeven kinderen uit Prins’ twee huwelijken stierven als zuigeling. Het bovenhuis werd waarschijnlijk aanvankelijk apart verhuurd, want kreeg bij de invoering van de straatnummering in 1876 het later vervallen huisnummer 32 toebedeeld. Na enkele vergeefse pogingen kon Prins het huis in 1905 verkopen en naar Hilversum vertrekken.


De beschrijving van het pand in 1885, toen het in veiling werd gebracht, maar uiteindelijk niet verkocht. Delftsche courant 11 okt 1885. De winkel is opnieuw te koop. Delftsche courant 19 okt 1902. Beschrijving in de verkoopadvertentie van 28 mei 1905. Delftsche courant.

Slagers en visboeren
Er kwam een nieuwe winkelpui met een bescheiden jugendstil-achtig boogje en twee opeenvolgende slagers en visboeren openden hier kort na elkaar hun deuren, maar bleken het niet te kunnen redden. Het winkelpand met afzonderlijk verhuurd bovenhuis (fl 2,80 per week in 1910, nu 31a genummerd) kwam opnieuw onder de hamer. Toen het bovenhuis in oktober 1908 bij het woningonderzoek van de gezondheidscommissie werd onderzocht werd het bewoond door timmerman Gerard van der Broek, die een gezin had met negen kinderen. Die kinderen sliepen in een bedstede in een zolderkamertje en in drie ijzeren ledikanten op de droogzolder, direct onder de onbetimmerde dakpannen.
Zie hier de rapporten van de onderzoekscommissie van de beneden- en de bovenwoning.

De nieuwe vleeshouwerij Visser. Delftsche courant 7 okt 1905. Tot diep in de nacht tijdens de kermis gerookte paling te koop. Delftsche courant 26 aug 1907.
Weer een nieuwe vleeshouwer. Delftsche courant 20 sep 1907. Nieuwe handelaar in gerookte paling en aquariumvissen is klaar voor de Sint. Delftsche courant 2 dec 1911. Een jaar later blijkt hij alweer failliet.


Molen de Papegaaij aan de Buitenwatersloot tijdens de sloop,1936.


Overlijdensbericht van Pieter Neervorth.
Rotterdamsche crt  24 feb 1831.


Bakkerswinkel in 1806, schilderij van J.A. Langendijk,
Ned. Bakkerijmuseum.


Overlijdensbericht van priester J.A. Lazaar, 1875.
De Tijd 4 aug 1875.


Oktober 1869 opende Prins zijn winkel.
Delftsche Courant, 24 okt 1869.


Een foto uit 1895 van het huis samen met het toen nog aanwezige oude hoekhuis De Bril. De gevels van het grote en het kleine huis toonden grote overeenkomst, die doet vermoeden dat zij ooit in de zestiende eeuw gezamenlijk zijn gebouwd.


Ontwerp van de nieuwe winkelpui in 1905.

Kaashuis
Vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog zou het pand met verschillende huisbazen vervolgens meer dan een halve eeuw onderdak bieden aan Het Kaashuis. In het begin zag het er niet naar uit dat het zo’n blijvertje zou worden.
De oorlogsomstandigheden leidden tot hamsteren en prijsstijgingen. Augustus 1914 stelde de regering maximumprijzen vast waardoor de uitvoer toenam, omdat in het buitenland een hogere prijs betaald werd. De export van bijvoorbeeld kaas werd verboden. Er waren kleine en grote OW-ers (oorlogswinstmakers). Het nieuwe Kaashuis werd getroffen door een boycot wegens het ontduiken van de verbodsbepalingen. Daarna heeft de winkel echter nog decennialang zuivelproducten legaal aan de man gebracht.
In 1933 verkocht de eigenaar, de NV tot exploitatie van winkelhuizen te Amsterdam, een deel van het pand aan het Vrouwjuttenland, dat tot dan toe toebehoorde aan dit huis op de Voldersgracht aan de meubelzaak Van Loon om de hoek. In 1942 werd het pand grondig gerestaureerd.

Indonesisch Restaurant
In 1977 kwam hier de evangelische boekwinkel Bijbel-Inn die later verhuisde naar het linker buurpand. Sinds bijna twintig jaar zit er een Indonesisch restaurant, aanvankelijk ‘Cirebon’ geheten, tegenwoordig ‘De Parel van Flores’.


Ondergevel van Indonesisch Eethuis Cirebon aan de Voldersgracht, 2001. Foto Kees Spiero (Erfgoed Delft)


Regeringseieren. Sinds voorjaar 1915 waren goedkope levensmiddelen alleen verkrijgbaar via voedselbonnen:
de zogenoemde regeringsmelk, regeringsbloemkool en regeringsvarkens (ook toen al).
Delftsche courant 24 dec 1915.


Het Kaashuis in 1960 Foto W. L. van der Poel.

Wim van Veen  
>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Voldersgracht 31
Geplaatst: 25 april 2019 / Laatste wijziging: 5 maart 2024
 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft