Het Thais restaurant vlakbij de hoek van de Voldersgracht en het
Vrouwjuttenland is een zeventiende-eeuws Rijksmonument. Het heeft een
afgeknotte trapgevel met ontlastingsbogen, muurankers en een
kruiskozijn. In de zestiende en zeventiende eeuw hadden vensters
meestal een kruisvenster, met boven twee openingen met glas in lood en
daaronder twee luikopeningen. De nog aanwezige kruisvensters in Delftse
voorgevels zijn ofwel gereconstrueerd ofwel sterk gewijzigd.
Voldersgracht 29 behield het kruiskozijn op zolderniveau. Wel werd het
onderste deel van de middenstijl weggezaagd om er twee draairamen te
kunnen plaatsen. Ook het metselwerk van de gevel lijkt in de
negentiende eeuw grotendeels vernieuwd. Het huis is
anderhalve eeuw eigendom geweest van de Nederlands Hervormde diaconie,
dankzij een erfenis, en heeft in haar geschiedenis verscheidene
stadsbeiaardiers geherbergd. Kort na 1900 is er onder een
winkelpui ingezet en is de voordeur naar het poortje verhuisd.
|
| |
| Het huis op de Kaart
Figuratief van circa 1675. | Het huis op de eerste kadasterkaart van circa
1825. Het huis schuin erachter op de Vlouw hoorde er toen bij. |
In 1888 werd de
bebouwing aan de Voldersgracht en die aan de Vlouw van elkaar
gespltist. Veldtekening Kadaster. | |
Korenkopers
De vroegst bekende eigenaar van het huis was korenkoper
Dirck Jansz Rotteveel, die ook eigenaar was van het huis ‘De
Bril’ op de hoek Voldersgracht. (Zie Voldersgracht 33)
Volgens het haardstedenregister van 1600 verhuurde hij het huis aan
Jannetgen Willems. Pieter Verseur woonde bij haar in. Ook de volgende
huisbaas, korenkoper Claes Anthonisz Hodenpijl, was tevens eigenaar van
‘De Bril’. Zelf woonde hij overigens aan de
Koornmarkt. Notariskantoor
Het huis werd samen met het huis ernaast ,’De
Schrijfpen’ (nu Voldersgracht 30), “bij
decreet” verkocht aan Adriaan van der Block. In 1624 vestigde
Van der Block zich hier als notaris. Een paar jaar later trouwde hij
met Maria Jacobs van den Eijnde. Zij kwam uit een apothekersfamilie die
aan de noordzijde van het Marktveld woonde. In 1657 kreeg Adriaen van
der Block vergunning om voor “de sijdt camer”
(zijkamer) van zijn huis een hek te plaatsen. Hun oudste
zoon heette ook Adriaen en werd eveneens notaris. Wie notaris wilde
worden ging meestal eerst als schrijver of klerk in dienst van een
notaris of gerechtsgriffie. Een universitaire opleiding kwam er zelden
aan te pas. De jonge Adriaen zal het vak wel bij zijn vader geleerd
hebben. In 1659 kreeg hij ‘admissie’ (toelating tot
het ambt) om zich als notaris te vestigen. Twee jaar na de dood van
zijn vader in 1662 trouwde de jonge Adriaen met Maria van Duijndam, een
weduwe uit Rijnsburg. Kleermaker
Kleermaker Cornelis Slaets (ook wel Slatius) kocht het
huis in 1681. Hij was net als zijn voorganger ook eigenaar van het
buurpand ‘De Schrijfpen’. Cornelis woonde in 1667
met zijn vrouw, Swaentje Louris de Ridder, nog in het huis
‘De Appelboom’ aan de Oude Appelmarkt (Zie Vrouwjuttenland 9),
dat aan de achterzijde grensde aan ‘De Schrijfpen’.
Later verhuisden zij naar de Voldersgracht. Derde
boekhouder Na Cornelis’ dood, in
1689, erfde zijn zoon Dirck dit huis en kreeg zijn dochter Sara
‘De Schrijfpen’ toebedeeld. Dirck Slatius was in
1706 als klerk begonnen bij de Kamer Delft van de Verenigde
Oostindische Compagnie. Vier jaar later klom hij op tot
‘opziender der pakhuizen’ en uiteindelijk tot derde
boekhouder. Een terreinopzichter had een jaarloon van ruim 436 gulden
en kreeg toelagen in de vorm van brandhout, turf en kaarsen.
Slatius woonde tot zijn dood in het Oostindisch Huis (Oude Delft 39).
Na zijn dood werd hij met koetsen en achttien dragers naar zijn laatste
rustplaats gebracht, terwijl drie uur lang de klokken van de Oude Kerk
geluid werden. In zijn woning werd voor bijna drieduizend gulden aan
contant geld gevonden. Zijn broer Laurens en zwager Abram Decker
deelden een flinke erfenis. Dienstbode Catharina Sligtenbree erfde een
obligatie van 3.100 gulden en 250 gulden “voor fatsoenlijke
rouwkleren”. Klokkenist:
niet door gunst maar door kunst In 1741
stond in de Hollantsche Historische Courant een vacature voor de post
van stadsorganist en klokkenist (beiaardier) van de Nieuwe Kerk in
Delft. In een vergelijkend examen (Psalm 7 en een vrij nummer) versloeg
de jongste sollicitant, de achttienjarige Johannes Berghuijs, zijn
twintig mededingers. Na zijn benoeming verhuisden zijn ouders met
Johannes mee van Zutphen naar Delft en huurden het huis aan de
Voldersgracht. In 1764 kocht Johannes Berghuijs het huis voor 1.200
gulden van Jannetje Zuijdhoorn. Zijn aanvangssalaris bedroeg
achthonderd gulden. Johannes Berghuijs trad op als keurmeester bij
nieuwbouw van orgels. Hij bleef tot zijn dood in 1801 in functie en
werd ook buiten Delft geroemd, vooral als klokkenist.
Berghuijs’ weduwe, Maria Otte, kocht in 1803 het huis op de
zuidoosthoek van Vrouwjuttenland en De Vlouw erbij tezamen met het
buurpand in De Vlouw. Deze twee panden waren aan elkaar
‘verheeld’ en hadden een open plaats erachter,
grenzend aan haar huis aan de Voldersgracht. Het was een goede
belegging van de erfenis van haar man. Van
vader op zoon Zoon Fredrik Berghuijs erfde
de huizen van zijn moeder. Hij was al op veertienjarige leeftijd tweede
klokkenist en op zijn twintigste tweede organist geworden, naast zijn
vader. Toen Fredrik in 1802 zijn vader opvolgde als stadsorganist en
klokkenist van de Nieuwe Kerk was hij inmiddels veertig jaar oud. Hij
had een drukke lespraktijk (ook piano) en handelde in huisorgels of
bemiddelde bij de verkoop ervan. Van hem zijn bewerkingen
voor carillon van bestaande werken bewaard gebleven in het Delftse
stadsarchief. In 1808 adviseerde hij bij de verkoop van enkele
luidklokken door de stad aan een metaalhandelaar.
Berghuijs maakte een studiereis naar de Zuidelijke Nederlanden (o.a.
Mechelen) maar was doorgaans te vinden op de toren van de Nieuwe Kerk.
Allereerst om de hamers en stiften op de klokken en trommels te vijlen
en het mechaniek van het klavier te verbeteren om het klokkenspel tot
een ongekende schoonheid op te voeren. Daarnaast
observeerde Berghuijs op de kerktoren de omgeving van Delft met een
telescoop van de gerenommeerde instrumentenmaker Van der Bildt uit
Franeker. Tussen 1809 en 1828 maakte hij interessante aantekeningen
over het weer en de plantengroei. Vrijgevig
man In 1816 kocht Berghuijs voor ruim 3.200
gulden de buitenplaats Schielust aan de Rotterdamseweg. Hij stierf in
1835 ongehuwd. In de boedel werd bijna 11.000 gulden aan contanten
gevonden. Berghuijs liet in totaal een fortuin na van drie ton gouds.
Zijn familie en dienstbode kregen het vruchtgebruik en de Kamer van
Charitate (samenwerkingsorgaan van de stedelijke armenzorg en de
Hervormde diaconie) de blote eigendom van het onroerend goed.
Volgens de boedelbeschrijving was de voorkamer beneden ingericht voor
muziek, bevond het woonvertrek zich in het midden en de keuken
daarachter. Het pand was verheeld met het huis in De Vlouw. Daar
stonden de wasspullen. De voorkamer boven “uitziende met twee
kruisramen op de straat” was Berghuijs’ ziekenkamer
in diens laatste maanden, met daarachter een slaapkamer en een
hobbyruimte. (Zie hier voor een fragment uit de
veilingcatalogus van de openbare verkoping van zijn boeken,
muziekinstrumenten en andere liefhebberijen uit zijn huis in het
Venduhuis der notarissen aan de Voorstraat in oktober 1835.) |
|
Berghuijs
gaf een benefietconcert voor de slachtoffers van de watersnoodramp in
1825, die vooral rond de Zuiderzee huis hield, met 380 doden.
Rotterdamsche courant 3 maart 1825. | De veiling van
spullen uit Berghuijs’ nalatenschap trok landelijk
belangstelling. Algemeen Handelsblad 23 nov 1835. |
|
Blik op het huis vanaf de Nieuwe Kerk. Foto Laura Meilink.
Vooraanzicht op een zonnige dag, 13 okt 1980. Foto Ton Kerklaan,
Stadsarchief Delft.
Een notaris in zijn kantoor. Geschilderd door Job Adriaenszoon
Berckheyde (1630–1693), olie/doek, 1672,
privé-collectie.
Bewoner Dirck Slatius was begin achttiende eeuw terreinopzichter van
het Oostindisch Huis aan de Oude Delft. In zijn tijd werd de rechter
helft van het gebouw in 1722 verbouwd tot het hoge grachtenhuis met
statige lijstgevel rechts op de foto. Foto Rijksdienst Cultureel
Erfgoed.
Portret van Fredrik Johannes Berghuijs (1762-1835). Collectie Museum
Het Prinsenhof. Foto Laura Meilink.
Het orgel van de Nieuwe Kerk dat Frederick Berghuijs bespeelde.
Blik van de klokkenist van de Nieuwe Kerk op de Oude Kerk.
|
Onder
curatele Berghuijs’ dienstbode
Petronella Terhorst kon in het huis aan de Voldersgracht blijven wonen.
Van Vrouwjuttenland 15 en De Vlouw 33 genoot zij de huurpenningen.
Inmiddels 52 jaar oud trouwde Petronella alsnog. Haar man Wouter van
Stuijvenberg schreef een boekje “Geloof, hoop en
Liefde” ter bewieroking van koning Willem I. Maar het geluk
was voorbij toen zij zich genoodzaakt zag haar man onder curatele te
laten stellen.
Bewoner Wouter van Stuyvenberg was een groot bewonderaar van vorst
Koning Willem I. Rotterdamsche Courant 27 april 1839. |
Eind jaren 1850 huurden
Adriana en Anna van der Leeden het huis. Adriana was weduwe van Pieter
Sobels, die commies bij de Algemene Rekenkamer was geweest. Haar zoon
Michiel Adriaan Sobels, pas getrouwd met zijn verre achternicht Johanna
Sobels, en hun zoontje Pieter woonden in. Het paar kreeg een
doodgeboren kind. Uit de geboorteaangifte van dit kind blijkt dat
Michiel ziek was en geen beroep uitoefende. Vijftien jaar later werd
ook hij onder curatele gesteld en opgenomen in het St Jorisgasthuis. |
Een trieste wending in het huwelijk van de voormalige dienstbode van
beiaardier Fredrik Berghuijs. Nederlandsche Staatscourant 20 feb 1843.
|
Hoofd
‘tweederangschool’ De
volgende bewoner, onderwijzer Jacob Waterreus, kwam uit een
Scheveningse familie en was via zijn moeder verwant aan Rinus van der
Lubbe, de vermeende brandstichter van de Reichstag (Berlijn, 1933).
Waterreus trouwde in 1849 met de Delftse Cornelia Groenewegen en was
hoofd van een destijds nieuw opgerichte particuliere school van de
tweede rang voor de katholieke ‘burgerstand’,
aanvankelijk op de hoek van de Boterbrug en sinds 1857 aan de
Voldersgracht. Hij kreeg dertien kinderen van wie er vijf volwassen
werden en schreef verscheidene geschiedkundige en vrome leerboeken en
gedichten. De wetgeving op het lager onderwijs in die dagen kende
scholen van vier verschillende rangen met een steeds uitgebreider
lespakket. Op scholen van de laagste rang werd alleen aandacht besteed
aan lezen en schrijven en eenvoudig rekenen. Scholen van de tweede rang
deden ook aan aardrijkskunde en geschiedenis en pittige cijfersommen.
Waterreus was verder secretaris van de vereniging Vincentius a Paulo,
de katholieke armenzorg, en het is dan ook op zijn minst opmerkelijk
dat de hervormde tegenhanger daarvan zijn huisbaas blijkt te zijn. Na
hem zouden er nog meer huurders komen van andere gezindten, blijkens de
advertenties om een rk dienstbode. In 1865 vertrok het
gezin per trekschuit naar Roermond, waar Waterreus hoofdonderwijzer
werd van de parochiale lagere school van het Bisschoppelijk College. |
Bewoners
van het huis van de protestantse huisbaas zochten een RC dienstbode.
Delftsche courant 28 juli 1872. |
Zilverkashouder
Het echtpaar Hester de Vries en Nathan van den Berg woonde hier enkele
jaren met hun nog ongehuwde dochter Rebecca. Nathan had een
opmerkelijke carrière. Begonnen als slagersknecht
(garçon boucher heette dat toen, in de Franse tijd) werd hij
later zilversmid en goud- en zilverkashouder. Vervolgens
woonde er een jonger stel uit Rotterdam, onderwijzer Johannes Haas en
Adriana van den Anker, met drie kinderen. Ook
boekhandelaar Johan van Gessel woonde er enkele jaren nadat hij zijn
zaak aan de Oude Delft had overgedaan: waarschijnlijk om
gezondheidsredenen, want hij stierf korte tijd later, nog geen 35 jaar
oud. In 1888 werden het huis aan de Voldersgracht en het
huis erachter in de Vlouw, ook daar nummer 29, formeel van elkaar
gesplitst. Beide bleven echter eigendom van de Hervormde Kerk.
Studenten van de Polytechnische School
Menig student had hier een kamer, zoals Willem Berlage, volle neef van
de architect dr H. P. Berlage. Zelf werd Willem in 1896 directeur van
de Delftsche Bank in oprichting, die in 1903 failliet ging.
Een andere student, Frederik Bolk, kwam in Nederlands-Indië
terecht, zoals destijds een op de drie Delftse ingenieurs. Hij droeg
baanbrekend bij aan de modernisering van suikerfabrieken. Eerst als
vertegenwoordiger in Indië van de fabriek Gebroeders Stork
& Co, die suikermachines voor de Indische markt produceerde, en
ten slotte als directeur van de technische afdeling van het
Proefstation van de Java-Suikerindustrie. |
Het echtpaar Waterreus-Groenewegen. Drie van hun dertien kinderen
werden hier rond 1860 geboren.
Onderwijzer Jacob Waterreus heeft ook heel wat schoolboekjes op zijn
naam. De Tijd 22 sept 1856.
De inventaris van boekhandel Van Gessel ging in de uitverkoop.
Delftsche courant 3 okt 1862.
In 1874 stond het huis voor 300 gulden per jaar te huur, inclusief
regenput en welpompen. Delftsche Courant 12 aug 1874.
|
Onderwijzers van School met den
Bijbel Het huis heeft nog meer onderwijzers
onderdak geboden, zoals Aart van der Sluijs, hoofd van de in 1883
opgerichte ‘School met den Bijbel’ op de
Voldersgracht (nr 11). De school die gevestigd was in een voormalige
Christelijk Gereformeerde kerk, verhuisde in 1908 naar de Spoorsingel.
Bij Van der Sluijs in huis woonde onder meer Arie de Froe, die net zijn
onderwijzersakte had gehaald. Het jaarsalaris van een hoofdonderwijzer
was toen negenhonderd gulden en van een (hulp)onderwijzer 550 gulden.
De Froe werd later leraar Engels in Den Haag en tot slot directeur van
een HBS in Amsterdam. Hij was de vader van hoogleraar anthropobiologie
en rector magnificus van de Universiteit van Amsterdam Arie de Froe. Muziekhandel
In 1903 kreeg het pand een winkelfunctie. Er kwam toen aan de onderkant
een winkelpui en de ingang van het pand verhuisde naar het voormalige
poortje links naast het huis. De 25-jarige Hendrik Hees verhuisde toen
zijn muziekhandel van de Markt naar Voldersgracht 29. Bij Hees
& Co waren te koop of te huur ariosa’s, bierpotten
met muziek, fonografen, grammofoons, guitaar-cithers,
harmonika’s, kamer-draaiorgeltjes, muziekautomaten, orgels
“met muizendichten trapper”, pianino’s,
piano’s, sions-harpen, speeldozen, spreekmachines en
zonofoons. "
|
|
Muziekhandel
Hees & Co verkast naar de Voldersgracht. Delftsche courant 5
apr 1903. | Muziekdozen
voor een koopje. Delftsche courant 4 april 1904. |
|
Het hoofd van de in 1883 opgerichte School met den Bijbel was enige
tijd bewoner van het huis, en bij hem in huis woonden ook enkele
onderwijzers. De bomen op de gracht moesten wel wijken voor de school
op nummer 11. Delftsche courant 1 en 8 juli
1883. |
Stadsbeiaardier
De zaak van Hees & Co ging in 1911 over op Jan Hendrik Storm,
die tevoren op Achterom 7 een horlogerie had en in piano’s
deed. Storm specialiseerde zich in piano- en orgelhandel. Hij was
bovendien organist van de Nieuwe Kerk en vanaf 1928 ook
stadsbeiaardier. Storm leidde het gereformeerde zangkoor Hosanna,
waarmee hij uitvoeringen gaf in de Lutherse Kerk, de gereformeerde kerk
in de Vlamingstraat en in de Stads Doelen. In 1937
besloot de Delfse gemeenteraad een studieklavier voor het carillon aan
te schaffen. De stadsbeiaardier kon daarmee “eenige
mannelijke (sic) personen” opleiden tot beiaardier zonder dat
de bevolking daar last van had. Storm kreeg daartoe het huisje op
Kerkstraat 25 ter beschikking, waar ooit beiaardier Hendrick van
Stroonburg zou hebben gewoond en waar Storm zijn opvolgers Rien Ritters
en Leen ’t Hart opleidde. Het
‘beiaardiershuisje’ bleef tot 1984 in functie als
beiaardiersschool. Leder- en Rubbercentrale
Begin 1940 sloot Storm de muziekhandel. Dit kwam goed uit voor zijn
buurman op nummer 30. Huibert van den Berg wilde verbouwen en kon in
april bakkerswinkel De Schrijfpen tijdelijk onderbrengen op nummer 29.
Na het bombardement op Rotterdam vond Leerhandel Excelsior uit de
verwoeste stad hier onderdak. Als Leder- en Rubbercentrale bleef de
zaak er tot de jaren 1960 gevestigd.
|
|
Na
het bombardement op Rotterdam wijkt Leerhandel Excelsior uit naar
Delft. Delftsche courant 3 januari 1941. | De Leder- en
Rubbercentrale in 1960. Foto W.L. van der Poel,
stadsarchief Delft. | |
Een concert-orgel voor ‘Hosanna’ in de etalage.
Delftsche courant van 22 juli 1913.
Het schilderachtige pandje aan de Kerkstraat dat sinds 1937 ook wel het
Beiaardiershuisje wordt genoemd. (Koloniaal)
rubber was schaars en militair gewild in de oorlog. Delftsche courant
21 januari 1942. |