Voldersgracht 15
www.achterdegevelsvandelft.nl

Vanouds genaamd het Hemelrijck

NB: Klik op de afbeeldingen voor een vergroting.

Dit rijksmonument waar nu een edelsmid zit heeft een eenvoudige negentiende-eeuwse lijstgevel maar een rijke voorgeschiedenis. Al ruim vier eeuwen terug stond op deze plek een herberg, vanouds genaamd het Hemelrijck. Bij de inning van het haardstedengeld in 1600 werd het Hemelrijck aangeslagen voor acht vuurplaatsen. Blijkens de aanslag voor het kadegeld in 1667 had de voorgevel een breedte van twee roeden (ruim 7,5 meter), terwijl het achterhuis met erf nog breder was. De Kaart Figuratief (1675-1678) schetst op deze plek een breed dwars geplaatst pand.

Bijzondere kelder
In de winkelvloer bevindt zich een luik waaronder een stenen trap afdaalt naar een kelder die veel ouder is dan het huidige huis. De kelder bestaat uit twee beuken die met elkaar in verbinding staan via twee grote openingen. In de achterwand van de linkerbeuk, die lager is dan de rechter, is het jaartal 1597 (of 1592?) te lezen; mogelijk een datering van de kelder of van een gevelsteen die verhuisd is bij vernieuwing van de oorspronkelijke voorgevel.
Tot in de negentiende eeuw bezaten de eigenaren ook twee panden achter het Hemelrijck, gelegen in De Vlouw. Het linker buurhuis hoorde er ook even bij, maar werd al in 1615 verkocht. Het ging dus om een vrij groot complex, waar ook belangrijke veilingen geherbergd konden worden. Zo lieten de Staten van Holland hier in 1598 onroerend goed veilen dat had toebehoord aan het klooster Koningsveld. Het Hemelrijck was ook een geliefde plaats voor de jaarlijkse maaltijd van de nieuw benoemde Heren van de Wet (schepenen).


Uitsnede uit Kaart Figuratief (1675-1678) met rechtsonder een breed dwars geplaatst pand.

Gevelsteen
Het huidige huis dateert zeer waarschijnlijk grotendeels uit 1838. Dat valt althans op te maken uit de gevelsteen in de borstwering op de begane grond. De initialen J.G.A.D. betekenen dat de eerste steen werd gelegd door Jacoba Gerarda Anna, de toen negentienjarige dochter van eigenaar Theodorus Duffels. (Overigens kreeg aannemer G. de Ronde in 1845 opnieuw toestemming om bouwmateriaal voor het pand op de gracht op te slaan.) Het pand heeft twee zadeldaken achter elkaar met de nokken evenwijdig aan de voorgevel. De kapspanten zijn uitgevoerd als philibertspanten.
Onder de vensters zitten luikopeningen die bij de kelder horen; begin twintigste eeuw de kolenopslagplaats.


Herberginterieur met een oude man die de waardin belaagt en enkele triktrakspelers. Bekend als 'Tweeërlei spel' en geschilderd door Jan Havicksz. Steen, 1660. Collectie Rijksmuseum.

Waertinne int Hemelrijck
De oudst bekende bewoners van het Hemelrijck zijn Agatha Jans en Aelbrecht Allertsz. Aelbrecht was in 1560 als poorter beëdigd en stadssmid van beroep. Hun dochter Elisabeth Aelbrechts baatte er met haar tweede man, Anchem (Ancelmus) Gerritsz van Ghelder, de herberg uit.
Als waardin zal Elisabeth er wel vaak alleen voor gestaan hebben want haar man was ook schout van Sint-Maartensrecht, een buurt onder Schipluiden. Haar eerste man was ‘grootschipper’ Claes Jacobsz. Dat wil zeggen dat hij vaak lang en ver van huis was. Hun zoon Jacob Claesz zou naar ‘de Oost’ trekken en daar op jonge leeftijd de dood vinden. Na Ancelmus’ dood hertrouwde Lijsbeth met Willem van Duvenvoirde, van wie zij korte tijd later wettelijk van goederen scheidde. Zij stierf zonder nakomelingen. De erfenis ging naar haar achternichtjes Cornelia en Marit Dirks Houthuijn. Voor hen werd de herberg met alles wat zich daarin bevond na Elisabeths dood in 1619 uitvoerig op papier vastgelegd door de Weeskamer. (Lees hier meer over die beschrijving van de herberg.)

Kapitein
Hun voogden verkochten het Hemelrijck aan kapitein Geeraerd Joosten van IJlen, zoon van Joost Gerritsz, brouwer in de Drie Bourgonsche Crucen aan de Oude Langendijk. Hij verkocht het Hemelrijck in 1631 door aan zijn zuster Marritgen, die al voor de tweede keer weduwe was. Achter het perceel liet Marritgen van IJlen een glinting (stoephek) maken tot aan de goot. Ook kocht zij aan de zuidkant van De Vlouw een huisje.
Marritgens dochter Susanna Jacobs van der Burch erfde het Hemelrijck en verkocht het in 1641 aan Daniël van der Brugge.

Schutterskoning
Herbergier Daniël van der Brugge breidde het Hemelrijck uit met een ‘camer’ en kreeg vergunning daarop een schoorsteen te zetten die mocht ’uijtsteecken negen duijm uijt sijn eijgen muijr over (boven) de bijecorfspoort’, een poortje naast het buurhuis, nu nummer 14, waaraan de herberg aan de achterzijde grensde. Daniël was musketier bij de schutterij van het Witte Vendel en lid van de ridderlijke Confrérie van de Handbusch, een eliteclub van officieren van de schutterij en enkele vooraanstaande burgers. Hij werd vier keer schutterskoning. Dat leverde hem steeds een jaar vrijstelling op van betaling van stadsaccijnzen.
In 1660 had hij het letterlijk aan de stok met zijn buurman Johannes van Nispen. Getuigen verklaarden dat de schietgrage herbergier zijn buurman achterna gerend was naar de Vlamingstraat en hem daar ‘furieuselick’ met een stevige rotting tot bloedens toe op diens hoofd had getimmerd.
Daniëls vrouw Marijtge bracht als dochter van Joan Cordy de nodige horeca-ervaring mee; pa was namelijk herbergier in de Coning van Groot Brittangie aan de Oude Langendijk. Marijtge en Daniël woonden hun laatste jaren bij de Haagpoort, waar zij herberg de Vergulde Molen uitbaatten.

Plateelschilder
Hun erfgenamen verkochten het Hemelrijck in 1685 aan Pieter van der Kest, die er ging wonen met zijn vrouw Louijsje Bunel, dochter van een oud-soldaat die belastingpachter was. Pieter was plateelschilder en een broer van de bekendere plateelschilder Dirck van der Kest. De Delftse aardewerkindustrie was op haar hoogtepunt en kreeg ook buitenlandse concurrentie. Op 20-jarige leeftijd had Pieter een contract en vijftig gulden voorschot aangeboden gekregen om in Parijs te komen werken.

Lakenfabrijcqueur
Daniël de Leeuw, herbergier in het Gulden Vlies in de nabij gelegen Papenstraat, nam het Hemelrijck over maar bleef in het Gulden Vlies wonen. Zijn tweede vrouw, Alida van der Neer, verkocht als weduwe in 1708 het Hemelrijck aan de Leidse koopman Dirck Blanckenburch, die zich al eerder aan de Voldersgracht had gevestigd. Zijn vrouw Johanna de With, dochter van houtkoper Lodewijk de With, oud-burgemeester van Vianen, woonde voor haar trouwen in Amsterdam, waar zij een Franse ‘kramerije winkel’ (kleine koopwaren) dreef. 


Blekerijen en lakenramen buiten de Waterslootsepoort op de Kaart Figuratief van 1703, het werkterrein van lakenhandelaar Dirck Blanckenburgh.

Blanckenburch was lakenfabrijcqueur en had lakenramen buiten de Waterslootse Poort. Hij was curator van Johannes Vredenburg, die na een reis als chirurgijn naar Oost-Indië ‘in sijne hersenen is geturbeert’ geraakt. Blanckenburchs reputatie kreeg een knauw toen twee lakenbereiders voor de notaris verklaarden dat de lakense stoffen die Blanckenburch leverde aan de kamer Delft van de VOC ondeugdelijk waren.
Blanckenburch ging voor drie jaar een compagnieschap aan met de dertien jaar jongere Drewes, lakenkoper en winkelier op het Marktveld en verkocht hem het Hemelrijck.

Op zoek naar fortuin in de Oost
Geplaagd door schulden verkocht Drewes in 1729 het pand met annex een groot pakhuis daarachter aan notaris Cornelis de Man en vertrok naar Batavia als commandeur over de troepen. Drewes kreeg in goed vertrouwen van Johan Carel de Roo duizend gulden mee, die hij direct na aankomst in Batavia moest overhandigen aan diens zuster Anna de Roo, de vrouw van de gouverneur-generaal.
De notaris verhuurde het Hemelrijck een aantal jaar en verkocht het toen aan wijnkoper Bernard Snoek. Die moest er twee jaar later wegens forse schulden alweer afstand van doen en vertrok ook als ziekentrooster met de VOC naar Indië.

Frans kostschoolhouder
Curatoren van de ‘geabandonneerde’ boedel verkochten het Hemelrijck aan Abraham van der Spriet. Deze 26-jarige vrijgezel, universeel erfgenaam van zijn grootvader Jan Goezee, dreef met zijn vader, oud-plateeldraaier Jacobus van der Spriet, een katoenwinkel op het Marktveld, terzijde gestaan door ‘een meijd bij dagh.’
Abraham verhuurde het Hemelrijck aan Jean Bignou. Deze kreeg in 1744 toestemming voor het houden van een Franse kostschool. Beheersing van het Frans was onder meer van belang omdat officiële correspondentie vaak in die taal werd gevoerd. Werd dit vrij elitaire onderwijs in het Hemelrijck gegeven? Het lijkt erop want Jean woonde er met zijn moeder en zuster èn met ‘de jongeheer GroeneWeege in de halve kost.’ Een eigen huis kocht Bignou pas later toen hij trouwde met de Amsterdamse Antoinetta Bernard, die ook in het onderwijs zat.
Bignou had als schoolmeester overigens een voorganger in Pieter Romans, die in 1734 een vergunning kreeg om een “Fransch en Duitsch school te houden en de jeugd te leeren spellen, leezen, schrijven, cijferen en ’t zingen der psalmen.” Hij adverteerde met zijn kostschool in ‘t Hemelrijck in de Hollandsche Historische Courant.

Hoofdgaarder
In 1758 kocht Jacobus Buijser het Hemelrijck. Hij was hoofdgaarder van de gemenelandsmiddelen en daarna van de stadsaccijns op de Waag. Na het pachtersoproer (1748) was de wens van velen dat een belasting op inkomen de accijnzen op eerste levensbehoeften zou vervangen. Zo ver kwam het niet. Wel werden de accijnzen niet langer verpacht maar geïnd door collecteurs die een vaste vergoeding ontvingen. Buijsers gaarloon bedroeg zes procent en na wat gesteggel met de stad acht procent. Bij zijn benoeming als belastingambtenaar moest je een garantiestelling afgeven. Voor Buijser hield dit in dat zijn moeder en zijn broer Leendert zich borg stelden door forse leningen aan de Staten van Holland aan te gaan.
Zijn eerste vrouw stierf jong. Hij bleef achter met vijf jonge kinderen en hertrouwde binnen een halfjaar, met Elisabeth Serot, die uit een familie van glasmakers en -schilders kwam.

Comptoir
Kort na Buijsers dood verkocht Elisabeth Serot het Hemelrijck aan haar stiefzoon Frans Willem Buijser en bedong voor 180 gulden het recht op vrije inwoning. Frans Willem trouwde met Elisabeth van Ravesteijn, dochter van een chirurgijn in Wateringen. Zelf was hij eerste boekhouder bij het comptoir der stadsoctrooien.
In 1770 werd het Hemelrijck ‘verbeetering waardig’ geacht. Door achterstallig onderhoud was het achterhuis in zo’n deplorabele toestand dat het tegen de vlakte moest. Frans Willem wilde het ontstane ruimtegebrek oplossen door op de kale plek een ‘schrijfkamertje of comptoir’ te laten optrekken. Dit zou de achterburen in De Vlouw en de Papenstraat het uitzicht niet benemen. Buurvrouw Willemijntje Ongena (nomen est omen) tekende bezwaar aan, maar dat kwam voort uit een oude vete. Buijser kreeg het gevraagde fiat.

Verbannen patriot
Frans Willem Buyser ontpopte zich als vooraanstaand patriot. Vanaf de oprichting in 1783 was hij secretaris van ‘Het Genootschap tot herstel der Delftsche Schutterij, voor Vrijheid en Vaderland, die het gemunt had op de zittende regentenkliek. Ook schreef hij stukken in de Hollandsche Historische Courant om te pleiten voor politieke en maatschappelijke verandering en was een van de voorlieden van de kortdurende stadhuisrevolutie in september 1787. Na de inval van Pruisische troepen en de terugkeer van de afgezette regenten werd Buijser op 3 oktober 1787 gearresteerd en gevangen gezet in de Haagse Gevangenpoort. Zijn vrouw Elisabeth was genoodzaakt het Hemelrijck te verkopen. Uiteindelijk werd Buijser verbannen. Het gezin vertrok naar St Omer in Noord-Frankrijk. Pas in 1795, toen er alsnog een einde kwam aan het stadhouderlijk bewind, konden zij terugkeren naar Delft.

Groenteboeren
Na het gedwongen vertrek van de familie Buijser komt het huis in bezit van tuinder/warmoezier Willem van den Berg, die zijn bedrijf had bij de Buitenwatersloot. Volgens het aantekenboekje van de dominee nam hij echter wel zijn intrek op de Voldersgracht, samen met zijn vrouw Cornelia Bladergroen en dochter Wilhelmina.
Zoals veel huizen in de moeilijke Franse tijd rond 1800, toen de stad leegbloedde, leek ’t Hemelrijck zijn beste tijd gehad te hebben. Nadat Van den Berg definitief naar de Buitenwatersloot verhuisd was, wisselden eigenaars en bewoners elkaar in hoog tempo af. Het pand werd onder meer kortstondig bewoond door een controleur van ’s lands geweerwinkel uit Pruisen die via Culemborg in Delft was neergestreken en een wolfabriqueur die hier in 1810 belasting betaalde om met zijn handel markten af te reizen. Twee jaar later bood het huis tijdelijk een vluchthaven aan winkelier Gijsbert Esseling, die op de Koornmarkt failliet was gegaan.
Toen koekbakker Theodorus Duffels, die zelf zijn zaak had op Voldersgracht 12, in 1823 het pand kon kopen, waarschijnlijk voor een habbekrats, woonde er een aantal jaren alweer een tuinder/groenteboer, Willem Waanders. Hij zou hier met zijn gezin nog geruime tijd blijven wonen.

Stadsdrukker
Nadat Duffels het pand in 1838 (en/of 1845) grondig had laten opknappen, verhuurde hij het aan diverse militaire officieren, die geen van allen erg honkvast bleken. Zijn laatste huurder was vanaf 1852 stadsdrukker Mels Stillebroer, die zich ook als een van de eersten in de stad op de ‘photographie’ gaat toeleggen. Toen Duffels in 1857 het huis verkocht, verhuisde Stillebroer naar de Markt, om enige tijd later weer twee huizen verder op Voldersgracht 17 zijn drukkerij in te richten.

Goud- en zilversmid
In 1866 kocht Jan Robertus Jedeloo het huis en neemt er zelf zijn intrek in met Helena Happel, die kort daarna in het kraambed sterft. Jedeloo kwam uit een familie van goud- en zilversmeden. Zijn vader had een gerenommeerde zaak in het huis De Swaen op de Wijnhaven. Zelf koos hij ook voor dit ambacht. Bijna twintig jaar had hij een vennootschap met zijn broer Hermanus Christiaan. Daarna begon Jan Robertus een eigen juwelierszaak in Den Haag op Spuistraat 9 en mocht hij zich al gauw hofleverancier noemen.

Grossierster in koffie en thee
In 1877 had Jedeloo ‘huis met tuin’ op de Voldersgracht al verkocht aan Adrianus Smit en Pieter van Seuren, die er een theehandel begonnen. Smit ging er wonen en huwde Geertruida Petronella Renard, die tot haar trouwen onderwijzeres was geweest. In 1880 kreeg hij vergunning om een nieuw pakhuis achter het pand te bouwen. Een jaar later stierf zijn vennoot Van Seuren op 30-jarige leeftijd. Smit zette de groothandel voort onder de oude firmanaam Van Seuren & Smit J.C.zn en breidde de zaak uit met een ‘machinale koffiezeefterij en -pikkerij.’ De zaak liep goed, Smit verhuisde in 1893 naar Noordeinde 20. Na Smits dood runde Geertruida Petronella Renard zelf de groothandel in koffie en thee, die inmiddels was gevestigd in de bebouwing erachter in De Vlouw.

Rederijker
Het huis werd verhuurd aan wijnhandelaar Jacob Nienhuis, een goede bekende van Smit uit de remonstrantse gemeente. Nienhuis, die zijn carrière was begonnen als schrijver aan ’s rijks geweerwinkel, was toeziend voogd over de vijf minderjarige kinderen die Smit naliet en directeur van diens groothandel in koffie en thee. Nienhuis was ook wijkmeester en jarenlang president van de rederijkerskamer Tollens, zat later in de Delftse gemeenteraad en was kort wethouder van onderwijs.
Vanaf 1903 woonde Quirina Stoel op Voldersgracht 15. Zij was gescheiden van haar man wegens mishandeling en voorzag als kamerverhuurster in haar onderhoud. Kamerbewoners waren onder meer de studenten Anthony Fokker, een neef van de gelijknamige vliegtuigbouwer, die directeur van Billiton zou worden, en de mysterieus verdwenen Eduard Adolphe Kok.


Het bericht van de vertwijfelde vader van Eduard Adolphe Kok in talloze kranten, waaronder De Avondpost van 27 maart 1905.


Sociëteitskastelein Willem Kersbergen met leden van Virgiel, 1910. Foto uit privé-collectie.

Sociëteitskastelein
Tot in de Tweede Wereldoorlog woonde hier de familie Kersbergen-Paalvast. Willem Kersbergen was sociëteitskastelein van de RK Leesvereniging in Delft, beter bekend als De Lees en voortgekomen uit studentenvereniging Virgiel. De sociëteit was gevestigd op Voldersgracht 12, waar het gezin aanvankelijk ook woonde. Na de verhuizing van de Kersbergens in 1921 naar nummer 15 bleef de sociëteit gemakkelijk bereikbaar, ook achterom. Naast de leeszaal waren er vergaderzaaltjes. Leden konden er ook kegelen en biljarten. Kersbergen verdiende in zijn jonge jaren er een centje bij door de kegels rechtop te zetten. Later konden zijn kinderen, vooral Henk en Theo, er naar hartelust kegelen en biljarten en werden zij ware kampioenen.


Het gezin Kersbergen in 1926 bijeen in de tuin achter Voldersgracht 15. Foto uit privé-collectie.

De zoons Theo en Henk Kersbergen hadden goed leren biljarten bij De Lees. Delftsche Courant 22 mei 1942.

Edelsmid
Na de dood van Willem Kersbergen verkochten zijn erfgenamen het pand in 1937 aan accountant De Vries, met het beding dat Sientje Paalvast, de weduwe van Willem Kersbergen, daar nog tot haar dood in 1942 kon blijven wonen.
Na enkele decennia belastingconsulenten en verzekeraars geherbergd te hebben, met verbouwingen in 1974 van het kantoor en in 1982 van de winkel, veranderde het pand in 1991 in de winkel annex atelier van edelsmid Annelies Schröder.


Brandweer rukt uit voor een vlam in de pan 28 jan. 2010. Foto Kees Spiero, Stadsarchief.

Wim van Veen,
met dank aan Hans en Wim Kersbergen



Voldersgracht 15 anno 2010. Foto Michiel Minderhout.


Het huis op een foto uit 1955, genomen door Openbare Werken vanaf de toren van de Nieuwe Kerk. Het grote gebouw erachter is de toenmalige City-bioscoop.


Het pand rood gemarkeerd op de kaart van de eerste kadastermeting uit de jaren 1825-1830. Duidelijk herkenbaar is de Bijecorfpoort links naast het buurpand, waaraan het achtererf van het huis grensde. In de loop van de 19e en begin 20e eeuw is de tuin naar achter uitgebreid en de gedeeltelijk volgebouwd.


De steen met jaartal 1597 in de kelder.


Eerste steen in de voorgevel gelegd door Jacoba Gerarda Anna Duffels in 1838.


De rood geverfde keldertrap in 2001. De gemetselde ronding bovenaan was vermoedelijk de basis voor de oorspronkelijke spiltrap naar de verdiepingen daarboven. (Foto Wim Weve)


De rekening voor het stadsbestuur van verteringen in ’t Hemelrijck tijdens het nieuwjaarsmaal in 1615, waar de benoeming van de regenten gevierd werd. Opgedist door archivaris J. Soutendam in de Delftsche Courant van 8 februari 1871.


Op dit schilderij van Jacob Willemsz Delff II links herbergier Daniel van der Brugge als musketier bij de schutterij van het Witte Vendel en rechts notaris Willem Reijersz de Langue als sergeant. Collectie Museum Prinsenhof Delft.


Theebus van plateelbakkerij De Vergulde Boot omstreeks 1700, beschilderd door Dirk van der Kest, de broer van bewoner Pieter van der Kest. Collectie Rijksmuseum.


Lijst met tarieven van de kostschool van Jean Bignou, ca. 1750. SAD Losse aanwinsten 598, nr 1530.


Rechts op deze bewerkte silhouet-tekening Antoinette Bernard, weduwe van Jean Bignou, met haar tweede echtgenoot, de Amsterdamse kunstverzamelaar Louis Metayer Phzn, aan de koffietafel. door Joseph Adolf Schmetterling, 1790. Collectie Rijksmuseum.


De Waag in de tijd van Jacobus Buijser, vóór de verbouwing van 1770. Tekening van Jan Bulthuis, 1758. (TMS 68477).


Patriots geschrift van Frans Willem Buijser uit 1784.


De verbanning van Frans Willem Buijser, hier als F.W. Buyze vermeld op de Naam-lyst.


Een warmoesier brengt zijn groenten van het land naar de markt op een zogenoemde ‘centenprent’, begin 19e eeuw. Collectie Rijksmuseum.


Advertenties voor drukwerk van stadsdrukker M. Stillebroer. Boven in het Algemeen Handelsblad van 13 nov 1852 en daaronder in dezelfde krant van 13 aug. 1855.


Stillebroer werpt zich ook op de nieuwe vinding van de ‘photographie’. Delftsche Courant 5 september 1854.


Zilversmid Jedeloo doet zijn huis in de aanbieding. Delftsche courant 2 mei 1877.


Dit theeblikje van Seuren & Smit J. Czn rond 1910 laat zien dat de handelsnaam nog lang bleef voortbestaan. Het bedrijf annex koffiebranderij zou zich in 1912 in het pand aan de Vlouw erachter vestigen.


Haagsche Courant 26 april 1918.


Affiche voor een concert van de Kunstkring Delft in de RK-leeszaal in 1925. Collectie Stadsarchief.


Delftsche Courant 19 december 1942.


Het kantoor van accountant W.N. de Vries omstreeks 1960. Foto W van der Poel.

Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Voldersgracht 15.
Geplaatst: 18 januari 2025
 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft