Het
opmerkelijke
aan Vlamingstraat 56 is dat de situatie van nu sterk overeenkomt met de
omschrijving uit de zestiende en zeventiende eeuw. De toenmalige
eigenaren van het huis, vader Cornelis Evertszn en zoon Evert
Corneliszn, ‘vleijshouwers’,
worden al genoemd in het Huizenprotocol van 1585. Evert en verdere
familie staan vervolgens als eigenaren in het Huizenprotocol van
1648-1812. In dit laatste eigenarenoverzicht heeft een ijverige
ambtenaar er in de kantlijn bijgeschreven: “Nota, is Een
Huijs voor aan de straat en twee in de Poort”. Op de oudste
kadasterkaart uit 1832 bestaan er, gezien de diepte van de bebouwing,
nog steeds drie huizen. Tegenwoordig zijn het er twee achter elkaar
(samengevoegd tot één huis). De fundamenten van
nummer drie zitten misschien onder het huidige tuinterras, pal achter
huis nummer twee. Op de
Kaart Figuratief (1677) zijn er op deze plek aan de Vlamingstraat ook
twee huizen achter elkaar te zien. De plaats is simpel te bepalen. Als
je vanaf het Raam westzijde een rechte lijn doortrekt naar de
Vlamingstraat kom je precies bij nr.56 uit. De poort is op de Kaart
Figuratief niet te zien, maar hij is er nog steeds, vrijwel
onveranderd. In de jaren ’80 liep hij over het terrein van de
bouwstoffenhandel Prins en De Vries haaks naar rechts en haaks naar
links naar het Rietveld, onder het pand het pand Rietveld 133 door. De
oude toegang is daar nog steeds herkenbaar. De onderdoorgang is bij het
woonhuis getrokken..
 |  |  | Detail
Kaart Figuratief. Rechts de Vlamingstraat. Onder nr. 28 staan
twee huizen achter elkaar. | In 1832 een diep, langgerekt perceel. |
Tegenwoordig is
de tuin groter. |
De poort loopt nu vanaf de
Vlamingstraat ‘dood’ halverwege het binnenterrein.
In moderne publicaties ( “De Kaart Figuratie van
Delft” , H.L.Houtzager en anderen, “Straatnamen van
Delft”, Peter van der Krogt) wordt hij de
‘brandpoort’ genoemd, omdat de grote stadsbrand van
1536 hier misschien zou zijn ontstaan.
Deze ‘brandpoort’ staat onder nummer 28
wél op de Kaart Figuratief, maar meer naar het oosten. Dat
zou ook beter kloppen met de Kadasterkaart van 1832, die ter hoogte van
het huidige Vlamingstraat 62 en 66 twee brede doorgangen laat zien naar
de daar toen gevestigde leerlooierij. Nu staan daar huizen. De echte
‘brandpoort’ bestaat dus niet meer, zo lijkt het.
Nog een kenmerkend element is de brug tegenover het huidige huis nr.56.
Op de Kaart Figuratief ligt er een brug iets meer naar de stad toe (dus
een beetje westelijker). Toch moet de brug ook vroeger al ter hoogte
van nr. 56 hebben geleden. In het register over het ophalen van het
Kadegeld in 1667 wordt halverwege de Vlamingstraat ‘de houten
brugge’ genoemd, precies daar waar de dochter van vleeshouwer
Evert Corneliszn., Ariaentge Everts, dan nog woont. En in een
“waarbrief” (transportacte) uit 1724 gaat het ook
letterlijk over “een huijs ende erve staande en gelegen aan
de Noordsijde van de Vlamestraat over de houte brugge”. De
plek waar de burg nu ligt moet historisch juist zijn. Meisjeshuis
Wanneer de huizen Vlamingstraat 56 gebouwd zijn is onbekend. Het
achterste huis, waar nog een kleine kelder onder zit met originele
groene en gele plavuizen, is op vierhonderd jaar geschat, het voorste
op ongeveer driehonderd jaar. Eeuwenlang moesten de eigenaren jaarlijks
een rente aan het Meisjeshuis betalen, tien stuivers en acht penningen,
die op ‘allerheiligen’, 1 november werden
opgehaald. (Het Meisjeshuis kreeg inkomsten van zes huizen op de
Vlamingstraat). In de “Ligger van Renten en
Pachten” van het Meisjeshuis wordt ook Evert Cornelisz de
Vleijshouwer weer genoemd. Maar de oudste verwijzing dateert uit 1554,
en gaat over Sijmon Jansz. Leertouwershuis.  |
 |  | Tot
in de 19e eeuw stonden er drie huizen achter elkaar. Nu nog twee. Hier
de achtergevel van het tweede huis. | Het achterhuis gezien
vanuit een hoog punt. | De poort die de Brandpoort wordt genoemd. |
Vleeshouwers
In de zestiende en zeventiende eeuw waren er veel
vleeshouwers aan de Vlamingstraat gevestigd. Eigenlijk kleine
particuliere slachthuizen. Het vlees werd niet aan huis verkocht, maar
in de vleeshal, nu de Koornbeurs aan de Voldersgracht. De
vleeshouwersfamilie van Evert Cornelisz. heeft meer dan honderd jaar op
hetzelfde adres gezeten. De oudste generatie kon niet lezen of
schrijven. Onder hun testamenten moesten ze een kruisteken zetten. Maar
ze hadden kennelijk wel geld, want Grietje (ook een dochter van Evert)
erft een zilveren schaal van haar opa, omdat ze naar haar oma is
genoemd. Deze generatie, Grietje en haar zus Ariaentge, noemt zichzelf
op zeker moment Everts van der School. Het huis gaat dan steeds door
vererving over op een volgende eigenaar. Op de zussen Grietje en
Ariaentge, als hun moeder Maertge Gerrits is overleden, en ten slotte
op Maria van der School (en haar man Johannes Lansheer). Zelfs aan het
begin van de achttiende eeuw is deze Maria, inmiddels weduwe, nog
steeds eigenaar. In 1701 leent ze geld met het huis aan de
Vlamingstraat als onderpand. Achttiende eeuw
De achttiende eeuw levert een ratjetoe van eigenaren en weinig welvaart
op. De Camer van Caritaten (de ‘bijstand’) verkoopt
het huis namens Jacobmina Macreel (eigenaar nà de
vleeshouwersfamilie) voor 750 guldens. Een jaar later wordt het door
verkocht voor 200 gulden. Het achterliggende huis, waar dan ook nog een
schuur, een stalling, een tuin, de eigen poort en een loods bij hoort,
gaan dan voor 600 gulden van de hand. Sommige eigenaren wonen er niet,
anderen wel (zoals Willem Brentjes, die op zeker moment naar
Oostindië is vertrokken terwijl zijn vrouw Hillegond Boda
thuis schulden moet maken). Hendrik Landman, in april 1725 net in
ondertrouw gegaan met de weduwe Johanna Schippers, koopt het huis twee
maanden later via uitkoop op de hand. Vermoedelijk van de familie van
de overleden man van Johanna, Michiel of Machiel Schielder, die een
jaar eerder net eigenaar was geworden. De zoon van Hendrik en Johanna,
Johannes Landman, notaris en procureur in Delft, verkoopt alles jaren
later als erfgenaam van zijn ouders aan Johannes Bemme, voor de som van
190 gulden. Bemme betaalde met een schuldbrief.
Ook voor de familie Bemme was het leven niet erg vrolijk. Christiaan
Bemme, koopman, woont in het huis na het overlijden van zijn vader
Johannes. Hij trouwt in 1801 met Elisabeth Petronella Steenwijk. In
1812 krijgen ze een dochtertje, dat ook Elisabeth Petronella heet. Een
week na de geboorte sterft de moeder, zeven jaar later de vader, en
blijft er een weesje achter. Notaris Jacobus Vernee begaf zich naar het
sterfhuis (Vlamingstraat, wijk 4 nr. 164), waar ook leden van de
familieraad aanwezig waren, alsmede de huishoudster Helena van der Beek
en stadswaardeerster Hester van der Mey, om een boedelbeschrijving op
te maken. Het meubilair was weinig soeps, schulden waren er des te
meer. Allerlei winkeliers wachtten nog op hun geld, er was een
hypotheekschuld van 450 gulden (!!???), de begrafenis en de dokter
kostten dertig gulden, de apotheker kreeg nog 24 gulden, en
mantelverhuurder Willem van der Lee wilde nog graag 14 gulden
ontvangen. Kortom, een leven zoals in boeken van Charles Dickens.
Leerlooier
Vlamingstraat 56 wordt daarna eigendom van de
leerlooier (en gemeenteraadslid) Isaäc Vaillant en later van
diens zoon Willem. De familie Vaillant woonde op wat nu Vlamingstraat
72 is, en had alle tussenliggende panden, plus binnenterrein, plus twee
panden aan het Rietveld, in eigendom. De leerlooierij bevond zich op
het binnenterrein achter de huizen. Een enorm complex, op de
Kadasterkaart uit 1832 goed te herkennen. Na het overlijden van de
weduwe Vaillant wordt de hele boel geveild op 10 oktober 1850 in het
Koffiehuis Het Gulden Vlies in de Papesteeg. Op deze veiling koopt
meester-metselaar Tijmen Bastiaan Huurman Vlamingstraat 56 voor 1100
gulden, gaat er wonen, vestigt er zijn aannemersbedrijf (dat onder die
naam lang heeft bestaan, met name voor restauraties, maar inmiddels
onderdeel is geworden van Jurriëns, ook gespecialiseerd in
restauratie), verkoopt het bedrijf in 1882 aan zijn zoon Daniel. Uit
consenten blijkt dat Huurman meerdere huizen aan de Vlamingstraat heeft
gebouwd, van nr. 58 tot en met nr. 66. De familie blijft tot 1921 op
nr. 56 wonen en nog tot 1933 op nr. 58. Daarna zijn er op 56 nog twee
fotografen werkzaam geweest, Petrus Dirk Elskam en Foto Korsten.
Els Kemper
|
| NB:
Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.
  De
Vlamingstraat in 1914. Rechts nr. 56, met twee poorten
boven elkaar. Boven ooit de turfzolder? (Collectie
Erfgoed Delft Gemeentearchief) 
De stadsbrand van 1536 zou in een poort aan de Vlamingstraat zijn
begonnen. 
Aan het eind van de Vlamingstraat stond de
Koepoort. (Aquarel Paul Tetar van Elven) 
De oudst bekende
eigenaar was een leertouwer (leerbewerker). 
Er woonden lange tijd vleeshouwers. Slachten gebeurde
in de
open lucht. Het beest werd aan een balk gehangen, of zoals
hier, in
1668 geschilderd door Michiel van Musscher, aan een juk op
een
trapleer. (Collectie Historisch Museum Amsterdam)
 In
de tuin gevonden: scherven van een ‘Leve
Oranje’-schoteltje, vermoedelijk van Oranjegezinde
bewoners rond 1800. De familie Bemme wellicht. 
De eerste fotograaf die er woonde, Petrus Elskamp,
maakte in 1937 deze foto van de Verwersdijk.
 Dit
is Daniël Huurman, die in 1882 het aannemers- bedrijf
van zijn
vader overnam. Foto Peter Odijk, collectie Stadsarchief
Delft.
|