Vlamingstraat 49 (47, 51 en
Trompetstraat 36, 38, 40) | |
www.achterdegevelsvandelft.nl
|
|
In
de zestiende eeuw al een stadsboerderij | | NB:
Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting. |
Er
moeten in vroeger eeuwen vaak koeien gelopen hebben over de
Vlamingstraat, in het oostelijke deel van de binnenstad. Niet alleen
woonden hier veel vleeshouwers (slachters), ook waren er verschillende
stadsboerderijen. Het was hier laag en drassig. Dat is ook nu nog te
zien aan de waterstand in de grachten. Of er daarom veel
boerenbedrijvigheid was is niet bekend. Wel was er in dit armere deel
van de stad meer ruimte en waren meer milieuvervuilende activiteiten
toegestaan. Mestschuiten, die hier geladen werden, werden in de keurige
omgeving van de Oude Delft vermoedelijk niet op prijs gesteld.
De stadspoort aan het einde van de Vlamingstraat heette niet voor niets
de Koepoort. Als de koeien in het voorjaar naar de weilanden buiten de
stad werden gebracht, en in het najaar weer terugkeerden, sjokten ze
onvermijdelijk door deze poort. Hij is in 1861 gesloopt, maar tot 1936
bleef hier nog de Koepoortbrug. (Daarna kwam er een nieuwe en veel
grotere Koepoortbrug bij de Nieuwe Langendijk).
Buiten de stadswal, waar nu de
Oostsingel is, liepen de koeien. |
Vele koeien passeerden de
Koepoort. Tekening van Isaäk van Haastert. (Coll. Universiteit
Leiden) |
Boerenerf Ook
Vlamingstraat 49 was vroeger onderdeel van een stadsboerderij. Het
perceel waarop het gebouwd is maakte in de zeventiende eeuw deel uit
van een groter geheel. Samen met het buurhuis nummer 47 en de
achtergelegen panden aan de St. Urselenstraat, (de huidige
Trompetstraat nummers 36 en deels 38) vormde het
één eigendom. Tussen de twee huizen aan de
Vlamingstraat was er een poort naar het achtererf. Die is er nog
steeds. Veel later, in de 19e eeuw, breidde de familie, die het toen in
handen had, het bezit nog uit met Vlamingstraat 51, en Trompetstraat
40. | |
Vlamingstraat 49.
In de Trompetstraat hoorden de
pandjes, die hier vroeger stonden, bij de stadsboerderij.
|
Joris Pijnacker
Aan het einde van de zestiende eeuw stond alles op naam van Joris
Ariensz van Pijnacker, van wie de oudst bekende vermelding voorkomt in
zijn trouwakte van 1594. Annetgen Steffens was zijn bruid.
Vleeshouwer en veehouder Joris
Pijnacker trouwde in 1594 met Annetgen Steffens.
Pijnacker was vleeshouwer en hield ook vee. In
1599 werd hun dochter Maria hier geboren. Over haar is betrekkelijk
veel bekend. Zij trouwde in 1625 met notaris, kunstverzamelaar en
dichter Willem de Langue, en ging met haar man in de Kerkstraat wonen.
Ter ere van dit huwelijk, werd er een boekje met bruiloftsverzen
uitgegeven en kreeg schilder Willem van Vliet de opdracht een
dubbelportret van het paar te schilderen. Deze schilderijen zijn te
bezichtigen in Museum Prinsenhof Delft! Eerder had Willem
al een boekje met ‘rederijkerspoëzy’
gepubliceerd: met een aantal lofdichten van zijn hand op Maria, zijn
toekomstige vrouw, en gedichten van zijn vrienden opgedragen aan Willem.
Lees
hier de ‘vertaling’ van dit loflied op de bruid.
De dochter van Joris en Annetgen,
Maria Pijnacker trouwde in 1625 met notaris Willem de Langue.
Een jaar later schilderde Willem van Vliet hun portretten.
Beiden waren toen 27 jaar. (Coll. Museum Prinsenhof).
| |
Willem de Langue schreef een
gedicht op zijn geliefde Maria en vrienden schreven gedichten voor
hem.(Coll. Universiteit Gent).
Bij hun huwelijk werd er een
apart boek met bruiloftsgedichten gedrukt. (Familiearchief Van der Lely
van Oudewater). |
Het verhaal
over Maria (en Willem) is op deze website bij twee adressen
-- Vlamingstraat 47 en 49 -- te lezen, omdat nu niet meer is
te ontrafelen waar zij precies woonde. In een verkoopakte uit 1696 is
er op deze plek sprake van één huis. Dat zou een
ondiep maar breed pand geweest kunnen zijn, met het dak evenwijdig aan
de straat. Na de verkoop in 1696 is de situatie gewijzigd. Nu staan er
hier twee huizen. Jan van Oosten
Bijna honderd jaar bleef het perceel in het bezit van deze
familie. Een kleindochter van Maria Pijnacker, Maria van Schagen erfde
boerderij en huizen van Arent Joris Pijnacker en verkocht het geheel in
1696 aan Jan van Oosten. Van Oosten deed in 1703 ‘een groot
agtergedeelte van der vercoopers blok huijsinge’ over aan
Jacob Willem Cocq. Ook Cocq blijkt een boerenbedrijf met elf koeien te
hebben. Bij deze verkoop gaat het om een huis met erf achter
Vlamingstraat 49, aan de St. Urselenstraat, die nu Trompetstraat heet.
Het straatje komt precies achter de Nieuwe Kerk uit en werd indertijd
vernoemd naar een beschermheilige van de kerk. De eerste splitsing van
de eigendom was hiermee een feit. In de negentiende eeuw had de
boerderij een eigen adres en huisnummer via de poort aan de
Vlamingstraat. Maar er was ook een uitgang naar de Trompetstraat. Bij
de verkoop aan Cocq noteert de notaris: ‘Houte schuijr en
agter poort comende in de voornoemde St. Urselenstraat met het
hooijzoldertje’. Medegebruik
secreet Cocq werd bij de koop ook eigenaar
van het secreet, de gemeenschappelijke plee op het erf. De andere
bewoners behielden het notarieel vastgelegde recht op medegebruik
ervan: “maar zullen ook die des verkopers voornoemd huisje en
kelderkamer bewonen als de koper of zijn vrouw thuis is daar op te
allen tijde moge gaan”. Boekenwurm
in kelder Op de oorspronkelijke percelen
tussen de Trompetstraat en de Vlamingstraat stonden vier of vijf
woningen. In de achttiende eeuw was er ook een kelderwoning. Een
belastingregister uit 1749 vermeldt dat één van
de woningen, waarschijnlijk de kelderwoning, werd bewoond door de
armlastige boekverkoper Bartholomeus Frijn, met zijn vrouw en drie
kinderen. Een winkeltje was het niet. Vermoedelijk ging hij met zijn
boeken markten en kermissen af. Nu staan er op dit stuk grond vier
aparte woningen van verschillende eigenaren. Op een kaart van Joan
Blaue uit 1649 en op de latere Kaart Figuratief is langs de
Vlamingstraat één lange gevel te zien. Deze
panden hebben één woonlaag en een zolder. Het dak
loopt evenwijdig aan de gracht. Of het er echt zo heeft uitgezien, is
overigens lang niet zeker. Er moet in de gevel zeker
één poort geweest zijn voor de dieren en de
mensen die op het binnenerf woonden.
Op de kaarten van Joan Blaeu
(1649) en van Van Bleyswyck (Kaart Figuratief 1675) staan de huizen
hier evenwijdig langs de gracht. Bij Braun en Hogenberg is er ook nog
een hooiberg te zien. |
|
|
Koeien aan
Tweemolentjeskade De verschillende
eigenaren van het complex waren dus stadsboeren. Bij de boerderij
hoorde land buiten de stadspoort. Toen in 1832 een van de toenmalige
eigenaren, Jan van der Laan, overleed bezat hij acht bunder wei- en
hooiland, gelegen aan de Singel buiten de Koepoort in de Klein
Vrijenbansche polder. Dat was ten noorden van de Twee Molentjesvaart en
aan de andere kant begrensd door de Molenkolk of Molensloot.
‘s Winters stonden de koeien op stal. ‘s Zomers,
vanaf Pasen tot half november, stonden ze buiten. In de winter werden
ze gevoerd met hooi en allerlei industrie-afval, onder andere van de
bierbrouwerijen.
Gezicht op de Tweemolentjesvaart.
Waar de koeien lopen, had Jan van der Laan zijn weiland.
(Johannes Hoppenbrouwers, olieverf, ca. 1850, collectie Museum
Prinsenhof). Familie
Van der Laan Zijn vader was de
‘arbeijer’ Nicolaas of Claas van de Laan, die in
1747 trouwde met Maria Tetteroo. Dit stel woonde als huurders in een
deel van het huidige Vlamingstraat 51. In 1760 kochten zij hun eigen
huurwoning, plus ‘een huijs, erve en koestallinge’
in de Urselenstraat (nu Trompetstraat 40 en 38). Met de koop van de
‘koestallinge’ kon Nicolaas, ondertussen vader van
vijf kinderen, zijn eigen boerenbedrijf starten. Vijfentwintig jaar
later kocht hij ook het resterende deel van Vlamingstraat 51. Hij was
toen weduwnaar en woonde er samen met zijn dochter Marije (geb. 1748)
en zoon Jan (geb. 1756). Deze beide ongetrouwde kinderen werkten bij
hun vader op de boerderij en erfden na zijn dood in 1805 Vlamingstraat
51 met toebehoren: “de huijzinge, erve en Koestallinge (----)
en karnemolen”. Zij kregen bovendien ieder 500 gulden, omdat
zij “sedert nu al enige jaren (---) waarneming van de
bouwerij hebben bewezen zonder enige vergelding of loon, buiten kost en
inwoning te hebben genoten”. Uitbreiding
bezit Het bezit van de familie Van der
Laan breidde zich uit over meerdere aansluitende percelen. De oudste
zoon Arij was achter Vlamingstraat 47 en 49 zijn eigen boerenbedrijf
begonnen: het via de poort bereikbare adres ‘wijk 4 nummer
220’, een negentiende eeuws huisnummer dat niet meer bestaat.
Met de koop door zoon Jan van de woningen nummers 47 (zie Vlamingstraat 47)
en 49 aan de Vlamingstraat was de familie in het bezit van drie naast
elkaar liggende panden. | |
Bij de sterretjes het weiland van
Van der Laan op de Kadastrale kaart 1832. |
Het perceel van Vlamingstraat 49
zoals het nu is. |
De Van der Lanen kochten
verschillende percelen naast elkaar. In 1832 zag het er zo uit: alles
binnen de rode lijn. |
Van Witteloostuijn had de
boerderij op het achtererf, een adres dat nu niet meer bestaat. Groen
omrand. Hij woonde op C 768. |
Op de Kadastrale Kaart van 1923
is er geen boerenactiviteit meer. |
|
Schoenmaker
Johannes Een zoon van Arij, Johannes van
der Laan, was zo ongeveer de enige die niet het boerenbedrijf in ging,
maar schoenmaker werd. Hij bewoonde het huis van zijn vader op het
achterterrein. Johannes stierf op 52- jarige leeftijd; zijn vrouw
Elisabeth van Rutte was al een jaar eerder overleden. Van hun vijf
kinderen waren er op dat moment nog vier minderjarig. Zij werden onder
gebracht bij het Roomsch Katholijke weeshuis. Uit de nalatenschap
blijkt dat hij alleen het allernoodzakelijkst bezat; het huisraad werd
geschat op 34 gulden en “een partij oude schoenen en eenig
gereedschap op 1 gulden”. Het huis wijk 4 nummer 220 waarvan
hij door vererving voor de helft eigenaar was geworden, en huis nummer
49 (uit de erfenis van zijn oom Jan) werden aan Pieter van Velzen
verkocht. Deze Pieter, ook bouwman en melkverkoper woonde
met zijn vrouw Maria, de dochter van Arij, op nummer 51. In 1864, na de
dood van Maria, kocht Phillippus Lugtigheid het hele familiebezit. (
Zie Vlamingstraat 51, nog niet op de site). |
| |
Gefortuneerde
boeren Philippus was een rijke
‘koopman in koeien’ die in de buurt woonde, op
Vrouwenregt 4. Hij verhuurde Vlamingstraat 49 met koestal en
wagenschuur aan zijn dochter Adriaantje en haar man, Johannes Reinier
van Witteloostuijn, bouwman. Reinier, was ook afkomstig uit een
boerenfamilie (zijn vader en later zijn broer hadden een boerderij op
de Verwersdijk), en bracht 24 koeien mee toen hij op de Vlamingstraat
ging wonen. Na het overlijden van Philippus trok zijn weduwe Dirkje van
der Berg bij haar dochter Adriaantje en schoonzoon in. Reinier overleed
jong, in 1880 op 42-jarige leeftijd. Adriaantje bleef achter met vijf
kinderen.
Een daguerreotypie van Adriaantje
Lugtigheid en een ambrotypie van Adriaantje en Reinier van
Witteloostuijn met tussen hen in een peuter, zo lijkt het.
Inventaris
Zijn bezittingen, op 25 februari 1880 geïnventariseerd door
notaris mr. Post Uiterweer, waren aanzienlijk. Hier volgt alleen de
beschrijving van zijn bezit op de Vlamingstraat: In de stal achter het
woonhuis twaalf koeien, samen getaxeerd op ƒ1855 (per stuk in
prijs verschillend van ƒ 100 tot ƒ 230), een
spoelingbak en drie kuipjes. In de wagenschuur een wagen en
een kist? ƒ 60, een kruiwagen, spoelingpompen, goten, een
melkbak, landhekken en wat bouwgereedschap. (Spoeling was veevoer en
kwam als afval van de jeneverstokerijen en de Gistfabriek).
Op de hooizolder: rijven (harken), hooivorken, palen, grampels en
klaven (om de koeien vast te zetten op stal), wat vaarstokken, planken
en voor ƒ 150 hooi. Op de werf een mestput met
voor ƒ 20 mest en een deksel met vrij dure planken ƒ
10. Op de keukenzolder voor ƒ 12 rookvlees en verder wat
emmers, touw en gereedschappen. In de kelder voor ƒ 15 aan
aardappelen. Op zolder in huis lagen een paar koedekken en acht
aardappelzakken. Verder twee koperen melkkannen van de zaak, Delftse
bordjes en een likeurstel. In de bovenvoorkamer: een kabinet ƒ
60, een chiffonnière (ladekastje) ƒ 12,
theeservies, een spiegel en een bijbel met lezenaar. Vrouwenregt
Adriaanje bleef nog enkele jaren op de Vlamingstraat wonen
als ‘bouwvrouw’. Een jaar na de dood van haar
moeder in 1883, verkocht ze vee en huis. Ze verhuisde naar Vrouwenrecht
4, haar ouderlijk huis, dat zij van haar moeder had geërfd.
| |
Toestemming voor Van
Witteloostuijn om een mestput te houden.
1880. Het overlijdensbericht van
Reinier van Witteloostuijn. (Delftsche Courant 2 februari).
|
Familie van bouwkundigen
Leerlooijer en metselaar Theodorus Rothfusz werd, voor ƒ 6200,
de nieuwe eigenaar. Zijn familie zou er meer dan 80 jaar blijven wonen.
Zijn zoon Theodorus jr. metselaar en aannemer, zijn kleinzonen Adriaan,
meester timmerman, Wijnand, bouwkundige en architect en Jan, meester
metselaar en aannemer, verbouwden het pand in de loop der jaren. Deze
inspanning heeft ertoe geleid dat het nu de status van 'gemeentelijk
monument' heeft gekregen, met de omschrijving: “Woonhuis in
sobere classicistische vormen (---) Voorgevel opgetrokken in schoon
metselwerk in kruisverband met strekken boven de gevel opening. (---)
Schuifvensters met glas-in- lood in de bovenramen.(---) Aan de
voorzijde een segmentvormig beëindigde dakkapel (d.w.z. een
gebogen bovenkant) met een stolpraam”. Achter, tegen het
voorhuis aan, hadden de kleinzonen hun kantoor met het huis nummer 47A.
Fotograaf Peter Odijk woonde aan
de overkant en fotografeerde in 1925 het
‘stoepje boenen’ bij nr. 47 (Archief
Delft). Splitsing
In 1965, na de dood van Adriaan Rothfusz, werd
Vlamingstraat 49 met erf gekocht door Mevrouw A.H.P. van Oyen. Zij
woonde met haar echtgenoot l. B. Groosman en hun vier kinderen al op
Vlamingstraat 15 en verhuisde met het hele gezin naar nummer 49. De
panden aan de Trompetstraat werden apart verkocht. Met de splitsing van
het huis en erf aan de Vlamingstraat en de panden in de Trompetstraat
kreeg Vlamingstraat 49 zijn huidige kadastrale vorm. |
|
De Chr. Fröbelschool aan
de Nassaulaan werd in 1929 gebouwd door Jan Rothfusz, meester-metselaar
en aannemer, voor ƒ 38.900.
1920. Nog steeds melkbussen in de
Vlamingstraat. Foto P. Odijk. (Archief Delft).
Oud glas-in-loodraam boven de
voordeur. |
Corrie den Hengst Met dank aan Hans van Witteloostuyn voor
gebruik van de oude foto’s, en dank aan Aart Struijk voor de
transcriptie van een gedicht van Willem de Langue. |
| |
>>
Nadere informatie over Vlamingstraat 49 >> Zie voor de
achtergronden van stadsboerderijen in Delft het
artikel“Koeien melken aan de gracht”
|
Geplaatst:
15 mei 2015 / Laatste wijziging: 8 februari 2021 |
| |
|
www.achterdegevelsvandelft.nl
- Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft
- Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft |