Vlamingstraat 47 (en 49, en
Trompetstraat 36 en 38) | www.achterdegevelsvandelft.nl
|
 |
Van
boerenerf naar grachtenpand | Kort
luisterverhaal op Omroep Delft Radio door Corrie den Hengst
(4-1-2020) |
Er moeten in
vroeger eeuwen vaak koeien gelopen hebben over de Vlamingstraat. Niet
alleen woonden hier veel vleeshouwers (slagers), ook waren er
verschillende stadsboerderijen. De stadspoort aan het einde van de
gracht heette niet voor niets de Koepoort. Die is in 1861 gesloopt,
maar tot 1936 bleef daar nog de Koepoortbrug. Ook het huis
Vlamingstraat 47 had van oorsprong te maken met een stadsboerderij. Vleeshouwerserf
Het perceel waarop het gebouwd is maakte in de 17e eeuw deel uit van
een groter geheel. Samen met het buurhuis nummer 49 en de achtergelegen
panden aan de St. Urselenstraat, (de huidige Trompetstraat nummer 36 en
deels 38) vormde het één eigendom. Tussen de twee
huizen aan de Vlamingstraat was er een poort naar het achtererf. Die is
er nog steeds. Aan het einde van de zestiende eeuw stond
alles op naam van Joris Ariensz Pijnacker, van wie de oudst bekende
vermelding voorkomt in zijn trouwakte van 1594. Hij trouwde met
Annetgen Steffens. Pijnacker was vleeshouwer en hield ook vee. In 1599
werd hun dochter Maria hier geboren. Over haar is betrekkelijk veel
bekend. Zij trouwde in 1625 met notaris, kunstverzamelaar en dichter
Willem de Langue, en ging met hem in de Kerkstraat wonen. Ter ere van
dit huwelijk, werd er een boekje met bruiloftsverzen uitgegeven
en kreeg schilder Willem van Vliet de opdracht een
dubbelportret van het paar te schilderen. Deze schilderijen bevinden
zich in het Delftse Museum Prinsenhof. Eerder had Willem al een boekje
met ‘rederijkerspoëzy’ gepubliceerd met
een aantal lofdichten op Maria. Het bevat verder gedichten van zijn
vrienden, opgedragen aan Willem. Lees
hier de ‘vertaling’ van dit loflied op de bruid.
  De dochter van Joris en Annetgen,
Maria Pijnacker trouwde in 1625 met notaris Willem de Langue. Een jaar
later schilderde Willem van Vliet hun portretten. Beiden waren
toen 27 jaar. (Coll. Museum Prinsenhof).
Het verhaal over Maria (en Willem) is op deze
website bij twee adressen -- Vlamingstraat 47 en 49 -- te
lezen, omdat nu niet meer is te ontrafelen waar zij precies woonde. In
een verkoopakte uit 1696 is er op deze plek sprake van
één huis. Dat zou een ondiep maar breed pand
geweest kunnen zijn, met het dak evenwijdig aan de straat. Na de
verkoop in 1696 is de situatie gewijzigd. Nu staat er hier
twee huizen. Maria ’s broer Arent
Jorisz Pijnacker, die zijn hele leven op de Vlamingstraat zou blijven
wonen, deed ook al van zich spreken. Hij leende 400 gulden aan de vader
van Johannes Vermeer, toen deze de herberg Mechelen op de Markt kocht.
Voor Arent was het een belegging. Hij ontving jaarlijks 20 gulden
rente. In 1670 was hij getuige toen de zus en zwager van Johannes
Vermeer, die enkele huizen verder op Vlamingstraat 61 woonden, hun
testament opmaakten. Jan
van Oosten Bijna honderd jaar bleef het
perceel in het bezit van deze familie. Een dochter van Maria Pijnacker,
Maria Schagen-de Langue erfde de boerderij en huizen van haar oom Arent
en verkocht het geheel in 1696 aan Jan van Oosten. Deze deed enkele
jaren later in 1703 ‘een groot agtergedeelte van der
vercoopers blok huijsinge’ over aan Jacob Willem Cocq. Ook
hij blijkt later een boerenbedrijf met elf koeien te hebben. Bij
deze verkoop gaat het om een huis met erf aan de St.
Urselenstraat/Trompetstraat, achter Vlamingstraat 49. De eerste
splitsing was hiermee een feit. In de 19e eeuw had dit perceel een
eigen adres en huisnummer via de poort aan de Vlamingstraat. Bij de
verkoop aan Cocq noteert de notaris ook: ‘Houte schuijr en
agterpoort comende in de voornoemde St. Urselen straat met het
hooijzoldertje’.
 Op de stadsplattegrond van Braun
en Hogenberg (1580) is in deze omgeving een hooiberg te zien, met blauw
dakje. | 
Op de kaart van Blaue (1649)
loopt hier, vlakbij de brug, het dak evenwijdigaan de gracht. |
 Vlamingstraat 47 zou ongeveer bij
de rode streep moeten zijn. Kaart Figuratief ca. 1675. |
| NB: Klik op de
afbeeeldingen voor een vergroting.
Vlamingstraat 47 met gepleisterde gevel

 Willem de Langue schreef een
gedicht op zijn geliefde Maria en vrienden schreven gedichten voor
hem.(Coll. Universiteit Gent). 
Bij hun huwelijk werd er een
apart boek met bruiloftsgedichten gedrukt. (Familiearchief Van der Lely
van Oudewater). |
Medegebruik
Cocq werd bij de koop ook eigenaar van het secreet, de
gemeenschappelijke plee op het erf. De andere bewoners behielden het
notarieel vastgelegde recht op medegebruik ervan; “maar
zullen ook die des verkopers voornoemd huisje en kelderkamer bewonen
als de koper of zijn vrouw thuis is daar op te allen tijde moge
gaan”. Als hierna sprake is van het huis, dan
bedoelen we Vlamingstraat 47. Gaat het over het perceel dan bedoelen we
het gehele hierboven genoemde complex huizen en stallen. De kadastrale
nummers, die bij ‘nadere informatie’ worden
genoemd, vertellen iets over de omvang van het geheel. Koeien aan Tweemolentjeskade
De Vlamingstraat is te vinden in het oostelijke deel van de stad, dat
laag lag en drassig was. Dat is ook nu nog te zien aan de waterstand in
de grachten. In deze omgeving waren vele stadsboerderijen gevestigd.
De verschillende eigenaren van het complex bij Vlamingstraat 47 waren
ook stadsboeren. Bij de boerderij hoorde land buiten de stadspoort.
Toen in 1832 een van de toenmalige eigenaren, Jan van der Laan,
overleed bezat hij acht bunder wei- en hooiland, gelegen aan de Singel
buiten de Koepoort in de Klein Vrijenbansche polder, ten noorden van de
Twee Molentjesvaart en aan de andere kant begrensd door de Molenkolk of
Molensloot. ‘s Winters stonden de koeien op stal.
‘s Zomers, vanaf Pasen tot half november, stonden ze buiten.
In de winter werden ze gevoerd met hooi en allerlei industrieafval,
onder andere van de bierbrouwerijen.
 Gezicht
op de Tweemolentjesvaart. Waar de koeien lopen, daar had Jan van der
Laan zijn weiland. (Johannes Hoppenbrouwers, olieverf, ca. 1850,
collectie Museum Prinsenhof). |
|  De
Koepoort, met rechts een koe. Koeien stonden
’s zomers buiten en moesten langs de (Oost)Singel naar de
Kleine Vrijenbansche Polder lopen. (Isaac van Haastert,
collectie RU Leiden) |
Secreet
en krebbe De fecaliën van het
secreet, dat vlakbij de St Urselenstraat stond, werden opgevangen in
een beerput. Zo’n beerput werd periodiek geleegd. Al vanaf de
17e eeuw waren er strenge regels voor de afvoer van de inhoud van deze
putten naar speciale ‘stalen’ ofwel terreinen bij
de stadsmuur. Later kwam er een systeem met wisseltonnen, dat in
sommige delen van de stad Delft nog tot in de jaren '60 van de
twintigste eeuw bestond. Huizen aan de Vlamingstraat werden in 1870
aangesloten op het riool. Voor het huis nr. 47 was op de
kade aan de gracht een gemeenschappelijke krebbe in gebruik. Hierin
konden mensen uit de buurt hun afval deponeren. Deze krebbes (er waren
er zo’n honderd in de stad), werden regelmatig geleegd door
de mistrapers, mestverzamelaars. De dierlijke mest werd afgevoerd met
boten. Dat was een gewild product voor tuinders. Er waren dus
verschillende afvalstromen. Het moet in de stad hoe dan ook (zeker naar
onze maatstaven) flink gestonken hebben. Eigenaren van huizen met een
krebbe voor de deur werden vrijgesteld van de belasting
‘kadegeld’.
 Jan van der Laan had weiland bij
de Twee Molentjesvaart. | 
Kadaster 1832. Vlamingstraat 47
is sectie C nummer 766 | 
Kadaster 1924. De bebouwing op
het achterterrein is sterk veranderd. |
Boekenwurm
in de kelder Op de oorspronkelijke percelen
tussen de Trompetstraat en de Vlamingstraat stonden vier of vijf
woningen, waaronder in de achttiende eeuw ook enige tijd een
kelderwoning. Een belastingregister uit 1749 vermeldt dat
één van de woningen, waarschijnlijk deze
kelderwoning, werd bewoond door de armlastige boekverkoper Bartholomeus
Frijn, met zijn vrouw en drie kinderen. Een winkeltje was het niet.
Vermoedelijk ging hij met zijn boeken markten en kermissen af. Nu staan
er op dit stuk grond vier aparte woningen van verschillende eigenaren.
Op een kaart van Joan Blaue uit 1649 is langs de Vlamingstraat
één lange gevel te zien. Het pand heeft
één woonlaag en een zolder. Het dak loopt
evenwijdig aan de gracht. Of het er echt zo heeft uitgezien, is
overigens lang niet zeker. Er moet in de gevel zeker
één poort geweest zijn, voor de dieren en de
mensen die op het binnenerf woonden. Veel
bewoners De lijst met bewoners van het huis
is, voorzover de namen al bekend zijn, te lang om hier op te noemen.
Regelmatig waren er huurders. Op 10 oktober 1593 woonde hier Joris
Arientsz Pijnaker. Het huis bleef vrijwel de hele 17e eeuw in bezit van
zijn familie. In 1696 werd het verkocht aan Jan van Oosten. Ook deze
Jan was slager, maar hij woonde zelf bij de stadsveste tussen de
Vlamingstraat en het Rietveld. Uit de stukken
blijkt dat in de 18e en 19e eeuw meer dan honderd jaar lang de
verschillende onderzochte percelen en ook nog het oostelijke buurpand
plus erf, eigendom waren van de familie Van der Laan. Nicolaas van der
Laan woonde in 1749 op nummer 49. Achterkleindochter Catharina Maria
woonde tot 1884 in de Trompetstraat nummer 40, achter Vlamingstraat 51.
Broers en
zussen Van der Laan Nicolaas kreeg vijf
kinderen, onder wie Arij, Marijtje en Jan. Alle drie waren ze actief in
het boerenbedrijf. Jan en Marijtje, beiden ongetrouwd, werkten bij hun
vader en erfden na zijn dood in 1805 Vlamingstraat 51: “de
huijzinge, erve en koestallinge (….) en
karnemolen”. Ze kregen bovendien ieder 500 gulden omdat zij
“sedert nu al enige jaren (…) waarneming van de
bouwerij hebben bewezen zonder enige vergelding of loon, buiten kost en
inwoning, te hebben genoten”. Broer Arij had in
1776 al een boerenbedoening van Anthonij Wijgel gekocht, bestaande uit
een huis, schuur en erf achter de huidige huisnummers 47 en 49.
Blijkens een Bevolkingsregister woonde hij daar ook, maar hij overleed
(5 juni 1832) op Vlamingstraat 51. Hij was toen weduwnaar en zijn
inwonende zuster Marijtje was ook al gestorven. Broer Jan woonde bij
overlijden (24 augustus 1832) op nummer 47. De dochter van Arij, Maria, betrok met haar
man Pieter van Velzen, ook bouwman en melkverkoper, nummer 51. Zij
hebben de twee bedrijven van Arij, Jan en Marijtje weer samengevoegd.
Een zoon van Arij, Johannes van der Laan, was zo ongeveer de enige die
niet het boerenbedrijf in ging, maar schoenmaker werd. Hij bewoonde het
huis op het achterterrein, het via de poort bereikbare wijk 4 nummer
220. Het 19e eeuws huisnummer dan niet meer bestaat.
Nieuw gezicht in 1873
Na de dood van Jan van der Laan werd Vlamingstraat 47 definitief van de
stadsboerderij afgescheiden en als afzonderlijk woonhuis verkocht. Het
werd eigendom van boekdrukker Pieter de Groot, die het huis verhuurde
aan boekbindersknecht Cornelis Wilhelmus van den Heuvel. Hij woonde er
halverwege de negentiende eeuw met zijn vrouw en zes kinderen.
In 1873 werd het huis flink verbouwd. Er kwam een tweede woonlaag op en
werd er een hoge zolder met schuin dak dwars op de gracht gemaakt. De
gevel kreeg in grote lijnen zijn huidig aangezicht. Aan de voorkant
kwam een dakkapel. De aannemer was Huurman, die zelf aan de overkant
woonde. Zijn huis heeft net zo’n
‘segmentboogvormige’ dakkapel. De naaldhouten
vloerbalken van de eerste verdieping zijn veel ouder dan deze
verbouwing en worden gedateerd tussen 1650 en 1750. |
 Het ophalen van poeptonnen in de
Vlamingstraat. Rond 1900.
 Tekening door A.Doorenbos in
1993. |
Warmoezier
in ruste In 1874, na de grote verbouwing,
werd het huis Vlamingstraat 47 gekocht door Cornelis Overvoorde. Hij
ging er zelf wonen, met zijn zus en zwager. Zij woonden beneden en
Cornelis in het bovengedeelte. Al vrij snel kreeg hij toestemming om
“de kozijnen in de voorgevel te veranderen en de bestaande
houten stoeppalen te veranderen in hardsteen”. Cornelis had
een zwaar leven achter de rug, toen hij op 75 jarige leeftijd aan de
Vlamingstraat van zijn oude dag ging genieten. Zijn vrouw was op
17-4-1866 overleden en van zijn 11 kinderen leefden alleen nog zijn
zoon Arie Oeble en dochter Adewij Geertruida. Hij had zijn brood als
warmoezier (tuinder/groenteboer) verdiend. Zijn warmoestuin, met
woonhuis, schuren, watering en erven ( totaal 27 percelen) lag buiten
Delft aan de Haagschestraatweg in de Oude Broekpolder in Rijswijk. Zijn
zoon nam het bedrijf van hem over, toen Cornelis te oud werd om de
tuinderij te runnen.
 In 1887 werd
Vlamingstraat 47 geveild. Het heeft hier een in- en uitgang via de
poort. Advertentie Delftsche Courant. |
Weer een advertentie
in de Delftsche Courant. In 1907 opnieuw een veiling, nu met een
huurder nog in het huis. |  Na het overlijden van
Clazina Hanemaaijer, werd haar complete huizenbezit, 5 panden in totaal
(aan Vlamingstraat, Gasthuislaan 2x, en Molslaan 2x) verkocht.
Delftsche Courant 1914. |
|  Betje
(links) en Stijntje (3e van links) woonden samen met moeder
Clazina Hanemaaijer, in 1908 op de Vlamingstraat |
Familiebezit
In 1907 kwam het huis in handen van Clazina Hanemaaijer, weduwe van
Nicolaas Struijk, de overgrootmoeder van de huidige bewoonster. Ze
kocht het voor 3.000 gulden, geld dat ze moest lenen. Clazina was reeds
in het bezit van verschillende panden aan de Gasthuislaan en Molslaan.
Hierdoor was het niet moeilijk voor haar om een lening af te sluiten.
Haar huizenbezit was kennelijk een soort pensioenvoorziening. Ze betrok
het huis aan de Vlamingstraat een jaar na de aankoop in 1908.
Clazina Hanemaaijer, geboren in 1831, was toen 76 jaar. Ze bewoonde het
pand samen met haar dochters Betje en Stijntje. Na de dood van Clazina
erfde eerst Betje het pand, en vervolgens Stijntje. Deze laatste
trouwde in 1911 (in de Nieuwe Kerk) met Pieter de Visser, de zoon van
de molenaar van de Groene Molen (of Groenmolen) aan de Kethelstraat. Op
dat moment was Pieter korenmolenaar in Capelle aan den IJssel. Daar
werd ook hun eerste kind, Andries Adrianus, geboren. Het overleed
echter al na twee maanden. Uit een ansichtkaart van haar man Pieter op
13-11-1912 uit Capelle, blijkt dat Stijntje na dit drama weer enige
tijd bij haar moeder en zus op de Vlamingstraat was gaan wonen. 
Stijntje trouwde op 10 mei 1911 met molenaar Pieter de Visser.
|  |  | Piet
de Visser werkte op een molen in Capelle aan den IJssel.
Hij stuurde een ansichtkaart aan Stijntje, die tijdelijk weer bij haar
moeder en zus woonde. |
|  De
Visser werd later molenaar op de Groenmolen aan de Kethelstraat.
(Foto Rijksdienst Cultureel Erfgoed)
 Nadat
een storm de Groenmolen had vernield, verplaatste Piet zijn
handel in granen en diervoeders naar de Zuidwal. Op de foto Piet en
Stijntje. (Particuliere collectie)
|
Groene Molen
Na de dood van zijn vader nam Pieter samen met zijn broer Hendrik de
Groene Molen over. Met woon- en pakhuis, aanwezige hulpmotor en
maalwerk werd de molen in de erfenis getaxeerd op 8.500 gulden. De
broers kregen echter onenigheid, waarna Pieter alleen ‘op de
molen’ bleef. Hij woonde daar ook met Stijntje. De molen
raakte in 1922 zwaar beschadigd bij een storm en werd in 1928 gesloopt.
De woning aan de Vlamingstraat werd destijds verhuurd. Dat
gold ook later, toen het huis door vererving eigendom werd van hun
dochter Clasina Elizabeth (geboren in 1917), echtgenote van Simon den
Hengst, die in Delfgauw woonde. Een van de huurders was
zus/schoonzus Cornelia Wilhelmina Broer - den Hengst. Zij was voor de
2e wereldoorlog samen met haar echtgenoot Wim Broer, korporaal-monteur
bij de Marine, naar Nederlands- Indië vertrokken. Wim kwam
tijdens de Japanse bezetting bij een zeegevecht om het leven en
Cornelia werd, samen met haar kinderen Wijnand en Ans,
geïnterneerd in een Jappenkamp. Na de oorlog kwam het gezin (
met dezelfde boot als Wim Kan en Corrie Vonk) naar Nederland terug. Na
tijdelijk opgevangen te zijn in Doorn en daarna in Delft bij de ouders
van Wim (waar ze geen prettige tijd hadden, als een van de kinderen een
vlek op het tafelkleed maakte moest er 5 cent betaald worden) konden ze
in 1947 eindelijk zelfstandig in de Vlamingstraat gaan wonen.
Na elf jaar vertrok het gezin naar een nieuwe flat in de Hugo de
Grootstraat. 
Het gezin Broer in de jaren 50. Ans, moeder Cornelia en Wijnand.
Bewoners van Vlamingsstraat 47. Nu,
107 jaar nadat Clasina Hanemaaijer het ‘Burgerwoonhuis met
erf en plaatsje, gelegen aan de zuidzijde van de Vlamingstraat nr.
47’ kocht, wordt het pand bewoond door achterkleindochter
Corrie den Hengst. |  Fotograaf Peter Odijk woonde aan de
overkant. Hij maakte in 1925 een foto vanuit zijn
bovenhuis. (Archief Delft) |
Corrie
den Hengst Met dank aan Martien Kalkman, Kees van der Wiel
en Aart Struijk. | |
>>
Nadere informatie over Vlamingstraat 47 >> Zie voor de
achtergronden van stadsboerderijen in Delft het
artikel“Koeien melken aan de gracht”
|
 |  Corrie
den Hengst is overleden op 8 december 2022. Lees
hier het In memoriam. |
Geplaatst: 16
maart 2014. / Laatste wijziging: 17 januari 2023 | |
|
www.achterdegevelsvandelft.nl
- Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft
- Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft |