Vlamingstraat
107, deel 1
| www.achterdegevelsvandelft.nl |
hier links | | hier rechts
|
De
Drie Taarlingen,
verbeterhuis voor ‘zwarte schapen’ in de familie |
NB:
Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting. |
De
huidige voorgevel van bet pand Vlamingstraat 107 heeft in de jaren
twintig van de 20ste eeuw een veel oudere gevel vervangen. Er is toen
geen vergunning verleend voor sloop van het hele pand, zodat er achter
de nieuwe gevel wellicht nog resten aanwezig zijn van een huis dat
zeker een paar eeuwen ouder is. Van ca. 1665 tot omstreeks
1825 is Vlamingstraat 107 onderdeel geweest van een verbeterhuis
dat De Drie Taarlingen werd genoemd.
Het omvatte ook percelen langs de huidige Oosterstraat en de
achterliggende Sint Ursel- of Trompetstraat. Daarom wordt hier ook
aandacht besteed aan de huizen in de Vlamingstraat tot de hoek met de
Oosterstraat (huidige huisnummers 109 t/m 111), een deel van de huizen
aan de Oosterstraat (huisnummers 15 tot 25) en de percelen vanaf de
hoek met de Trompetstraat tot de erfscheiding tussen Vlamingstraat 107
en 105. |
 Vlamingstraat
107, hoofdingang voor
verbeterhuis  Ook
dit rijtje huizen in de
Oosterstraat hoorde bij het verbeterhuis voor de gegoede burgerij.
 Luchtfoto
van het vroegere complex.
Boven de Vlamingstraat, rechts de Oosterstraat, rechtsonder de
Trompetstraat.  Koepoort
en Molen Zeldenrust bij de
Nieuwe Langendijk. Daartussen een stadswal en daarachter het
verbeterhuis. Tekening H. Thier, 1768, collectie Delft Archief.
|
|
Verbeterhuis: voor
‘slechte’ familieleden
Verbeterhuizen komen voor vanaf het midden van de 17de eeuw tot aan de
Franse tijd in 1795, met in sommige gevallen een uitloop naar de vroege
19de eeuw. Het waren particuliere ondernemingen, in tegenstelling tot
de stedelijk gasthuizen, dolhuizen enz. Zij waren
bestemd voor mensen die hun familie te schande maakten of
dreigden te maken. Redenen voor opsluiting waren: verkwisting,
drankmisbruik, huiselijk geweld, wangedrag, of het willen aangaan van
een ongewenst huwelijk. Ook depressiviteit was een aanleiding. Voor het
opsluiten of ‘confineren’ was in Delft toestemming
nodig van burgemeester en schepenen. Lees meer over verbeterhuizen |
|
Vlamingstraat
107 Het valt niet te achterhalen wanneer
Vlamingstraat 107 is gebouwd, omdat allerlei archiefstukken verloren
zijn gegaan. Wel is bekend dat dit deel van de Vlamingstraat gespaard
is bij de vernietigende stadsbrand van 1536. De magistraat van Delft
heeft daarop bepaald dat er bij de herbouw van de stad geen houten
huizen meer mochten worden opgericht. Ook bestaande houten huizen
moesten worden vervangen door panden van steen. Zeven jaar na
de stadsbrand, in 1543 wordt Het eerste kohier van de tiende
penning aangelegd, een belasting op inkomsten uit onroerend
goed. Dan blijkt een behoorlijk deel van de stad weer te zijn herbouwd.
Er worden in de Vlamingstraat bij de hoek met de huidige Oosterstraat -
toen de Oostvest - vier panden genoemd met hun eigenaren en het bedrag
van de verschuldigde belasting. Het is onbekend of het daarbij gaat om
dezelfde vier panden die er nu staan, of om hun voorlopers. |
|
 |  |  |
Op
de Kaart Figuratief (ca. 1675) is het verbeterhuis goed te herkennen
als groot complex. | Vlamingstraat 107
steekt nog steeds diep in het binnenterrein. In 1832 een groot terrein
voor het verbeterhuis. |
|
Cornelis
Jansz van der Graeff Wij krijgen pas vaste
grond onder de voeten omstreeks 1630. In 1633 koopt Cornelis
Jansz van der Graeff, sinds 1621
ingeschreven als meester-plateelbakker, een aantal percelen met
bebouwing langs de stadsvest tot aan de hoek met de Trompetstraat - de
huidige nummers 15 t/m 23 van de Oosterstraat.
In de rij huisjes bevond zich de Nachtegaelpoort die
toegang gaf tot het achterliggende terrein, dat voor een deel onbebouwd
was. Cornelis van der Graeff begon daar een plateelbakkerij, die hij
naar de poort De Nachtegael noemde. Hij was
waarschijnlijk gespecialiseerd in gemarmerde tegels, want op het
vervaardigen van die tegels heeft hij octroy gekregen.
Hij woont dan op het huidige Vlamingstrtaat 107, dat hij gehuurd heeft
van Ariaentge Jancobs de Loose, weduwe van Harman
Ariaens van Overgaeu alias Bogaert.
De eigenaresse zegt de huur op als haar
dochter Annetge op22 januari 1634 met Anthony
Taarlingh huwt. De bruidegom, 23 jaar, afkomstig uit
Dordrecht, was ‘vleyshouwer’, dus slager en
slachter en handelde daarnaast in slachtvee. Cornelis van
der Graeff koopt in 1635 het naastliggende huis Vlamingstraat 109 en
woont daar tot hij en zijn vrouw in 1649 kort na elkaar overlijden. Zij
laten een failliete boedel na die door de erfgenamen niet
wordt aanvaard. Het is niet duidelijk of dit ook het einde betekent
voor de tegelbakkerij. Uit een acte van 1651 blijkt De
Nachtegael nog steeds ingeschreven te staan als
plateelbakkerij. |
| |
Anthonij
Taarlingh Vleyshouwer Anthonij Taarlingh en
zijn vrouw betrekken het lege huis, dat op een gegeven moment - wanneer
is niet te achterhalen - bij decreet op zijn
naam wordt overgeschreven. Het echtpaar was in gemeenschap van goederen
getrouwd, zodat de eigendom automatisch op naam van de man werd
gesteld. Annetge van Overgaeu kan het huis hebben geërfd na de
dood van haar moeder (ca. 1651), het kan ook aan haar zijn gekomen door
schenking, bijvoorbeeld als huwelijksgift. Het echtpaar Taarlingh
krijgt hier acht kinderen, waarvan alleen de oudste zoon Harmannus
en drie dochters hun vader overleven. Verder moet Anthonij
Taarlingh tijdens zijn leven het poorterschap van Delft hebben
verkregen, want bij zijn dood bekleedt hij de functie van
substituut-schout. Dat was weggelegd voor burgers van de stad en niet
voor personen die alleen maar inwoner waren. Anthonij
Taarlingh overlijdt in de eerste helft van december 1664 en wordt op de
18de van die maand in Delft begraven. Hij blijkt dan zakelijk niet erg
succesvol geweest te zijn en laat een desolate boedel na met veel
schulden en weinig baten. Omdat twee van zijn overlevende
dochters nog minderjarig zijn, wordt er op last van de
‘weescamer’ een boedelbeschrijving opgesteld. Het
totaal aan baten, veelal vorderingen, bedraagt bijna 2500 gulden, met
daartegenover meer dan 9000 gulden aan schulden, in de vorm van
leningen en onbetaalde rekeningen. De weescamer verbiedt de voogden -
broer Harmannus en oom Roelant
Taerling uit Dordrecht - de erfenis uit naam van de
minderjarige kinderen te aanvaarden. De voogden zijn het daarmee eens.
In de comparitieboeken van de weescamer wordt vermeld dat ook zij van
mening zijn ‘de crediteuren daermede te laten
gewerden’. |
 In
de plateelbakkerij De Nachtegaal
(Oosterstraat) werden vloertegels gebakken zoals deze. De
typische beschermlaag aan de bovenkant heet engobe. (Foto
Tegelmuseum)
|
|
|
Boedel
geveild De boedel van Anthonij Taarlingh
wordt in het openbaar geveild. Uit de acte tot de boedel van 4 maart
1665 blijkt dat er meer onroerend goed aanwezig was dan alleen het pand
Vlamingstraat 107 met het bijbehorende erf. In de loop der jaren heeft
Anthonij Taarlingh ook andere stukken grond achter zijn huis en erf
verworven: - een
stuk in het verlengde van zijn huis en erf dat doorloopt tot de
Trompetstraat;
- een stuk langs de Trompetstraat
tot en met de hoek met de Oosterstraat;
- en een
aansluitend stuk dat hiertussen lag en doorliep tot de erven van de
huisjes aan de Oosterstraat waar plateelbakkerij De
Nachtegael gevestigd was geweest.
Verder lag er aan de Vlamingstraat tussen de huizen nr. 105 en
107 een onbebouwde doorgang, die toegang gaf tot de grond erachter. Ook
die doorgang was in zijn bezit. Hij had dus een behoorlijk terrein in
handen. Alleen een aantal huizen en erven langs de
Oosterstraat - huidige huisnummers 17 t/m 25 - en de huizen
Vlamingstraat 109, 111 en 113 (dat is het hoekhuis met de Oosterstraat,
huisnummer 113 is thans vervallen) vielen er buiten. De hoek
Vlamingstraat/Oosterstraat, vormde een groot complex, dat pas later in
drieen is gesplitst. | 
 In
de boedel van Anthonie Taarlingh
zaten schilderijen zoals deze, van Egbert van der Poel. Het geslachte
varken kwam tevoorschijn na het schoonmaken van het schilderij.
 Anthonie
bezat ook een schilderij
van Evert van Aelst (1602-1657), een Delftse schilder. Dit is een
bloemstilleven van zijn hand. Verblijfplaats onbekend.
|
|
Een
geslacht varken Uit de boedelbeschrijving
kunnen wij afleiden dat dit terrein voor een deel onbebouwd was. De
notarisklerk noteert dat hij in een schuur bij de stal een aantal
voorwerpen heeft aangetroffen die tot de boedel behoren. Er stond daar
dus tenminste een stal die door Anthonij Taarlingh gebruikt zal zijn
voor het stallen van slachtvee. Waarschijnlijk slachtte
hij zowel runderen als varkens, want in de boedelbeschrijving staat dat
er in zijn woonkamer een schilderij hing van een geslacht varken van de
hand van de Delftse meester Egbert van der Poel (1621 - 1664) dat
wellicht in opdracht van de eigenaar was vervaardigd. Ook bezat hij
twee schilderijen van Evert van Aelst (1602 - 1657), een andere Delftse
meester uit die tijd. |
|
Harmannus
Taarling was rijk Harmannus Taarling (1639 -
1694) was de enige overlevende zoon uit het huwelijk van zijn ouders
Anthonij en Annetge. Hij werd, net als zijn vader vleeshouwer, maar hij
moet, in tegenstelling tot zijn vader, een gewiekst zakenman zijn
geweest. Notariële akten die hierna ter sprake komen, geven
aan dat hij al bij zijn leven een zeer gefortuneerd man was. Hij zal
dat geld niet alleen verdiend hebben met het slachten van vee, de
verkoop van vlees en de exploitatie van het verbeterhuis dat hij sticht
in zijn geboortehuis aan de Vlamingstraat en in panden langs de
Oosterstraat. Tegen het eind van zijn leven blijkt hij een vermogen van
meer dan 10.000 gulden - in die tijd een enorm bedrag - belegd te
hebben in staatsleningen van de Republiek. Vermoedelijk handelde
Harmannus, net als zijn vader, eveneens in slachtvee, maar dan op grote
schaal. Lees meer over de internationale handel
in slachtvee |
| |
Aankoop van
Vlamingstraat 107 Harmannus Taarling moet al
in 1665 over voldoende geld of krediet beschikt hebben, want hij koopt
zijn geboortehuis Vlamingstraat 107 op de veiling van de desolate
boedel van zijn vader. Hij verwerft ook andere stukken grond
uit die boedel en slaagt erin de hand te leggen op de rij huisjes aan
de Oosterstraat waar in 1633 de tegelbakkerij De Nachtegael was
begonnen. Hij begint in Vlamingstraat 107 en de andere panden een
particulier verbeterhuis, toen eenn nieuwe zakelijke
activiteit. Dat blijkt duidelijk uit de tekst van de keur
‘Over het houden van dolle en crancksinnige
luyden’ die de Magistraat van Delft op 18
december 1662 had afgekondigd. Er was toen
een situatie ontstaan, waarbij partuculieren thuis de
“moeilijke” familieleden van anderen tegen betaling
wilden verplegen. De regenten wilden daar greep op houden omdat
daardoor ‘seer schadelijcke en pernicieuse desseijns
souden cunnen werden uytgebroch’. Men
was bang voor misbruik en boze plannetjes. Daarom moest er om
toestemming voor de opsluiting worden gevraagd. Er wordt
in deze keur gesproken over de Heeren van de Weth, een
commissie van de Magistraat van Delft, die bestond uit twee
burgemeesters - Delft had er ieder jaar vier - en een aantal schepenen.
De leden van deze commissie waren verantwoordelijk voor alle zaken die
de openbare orde binnen Delft raakten. Daaronder viel ook de
toestemming om een burger(es) van Delft op verzoek van de familie in
een verbeterhuis op te sluiten. Lees meer over de keur van 1662
|  Omgeving
Taarlingen: de Koepoortbrug
die hier nog bij de Vlamingstraat ligt. (Fotocollectie Archief Delft).
 Hier
is de Koepoortbrug verdwenen.
Vierde van links op de Vlamingstraat is nummer 107.
|
|
|
Lex
Verbraeck, † 17 maart 2011 | |
|
|
nadere informatie
over Vlamingstraat 107 | |
laatste
wijziging 01-04-2011 | |
|
|
Vlamingstraat
107, deel 2 Zwager van Johannes Vermeer opgesloten in De Drie Taarlingen
Vlamingstraat 107, deel 3 Derde generatie
Taarling treedt aan Vlamingstraat
107, deel 4 Rijke buurman koopt de Taarlingen
|
| |
| |