Verwersdijk 102-104 www.achterdegevelsvandelft.nl
‘De Twee Oijevaers’, café ‘De Ooijevaartjes’ en studentensociëteit ‘Novum’

NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

Achter de vers geschilderde gevel van Verwersdijk 102-104 schuilt sinds 1961 één van de kleinste studentenverenigingen van Delft, maar de herleidbare geschiedenis van dit pand en haar bewoners gaat zeker terug tot halverwege de 16e eeuw. Op de Kaart Figuratief van 1675 heeft het pand een trapgevel met een ronde top, die in 1863 is vervangen door de huidige gevel. De moer- en kinderbalkenvloer in de voorzaal is veel ouder, en een stenen console (balksteun) in het achterhuis doet vermoeden dat het pand ergens in de 16e eeuw gebouwd is.

Het huis met diepe tuin uitgelicht op de Kaart Figuratief van circa 1675.

Het perceel op de oudste kadasterkaart van 1825, nog grotendeels onbebouwd.

Het perceel na 1879 toen de achtertuin was volgebouwd met ‘burgerwoningen’.

De huidige situatie op een satellietbeeld van Google Earth.

Tussen ‘Oude Doelstraet’ en ‘Raemsteech’
Het pand was één van een serie grote huizen tussen de Doelenstraat en de voormalige Raamsteeg (tegenwoordig een poort met huisnummer 58A). Sinds mensenheugenis was deze kant van de Verwersdijk het hart van de Delftse wolverfindustrie. Bij dit onderzoek kwamen tal van 16e-eeuwse ververijen tevoorschijn, zoals ‘De Regenboog’ op Verwersdijk 100, ‘De Blauwe Hoorn’ op Verwersdijk 88 t/m 96 en huis met ververij ‘Vogelgrijp’ ter hoogte van Verwersdijk 80 t/m 86.

De gevelrij van de Verwersdijk op de Kaart Figuratief van circa 1675, met daaronder de huizen en huisnamen, zoals genoemd in het huizenprotocol van de stad Delft.

Verwersdijk 102-104 stond bekend als ‘De Twee Oijevaars’, een naam die waarschijnlijk verwijst naar het oude volksgeloof dat volwassen ooievaars voor hun vermoeide ouders zorgen. In het 16e eeuwse ‘emblemata’-boek (moralistisch prentenboek) van Andrea Alciato vinden we een gravure van de ‘dankbare ooievaar’, die zijn moeder op de rug draagt en eten voert, met daarbij een passend motto en een versje in het Latijn. Waarschijnlijk sierde een gevelsteen met een vergelijkbare afbeelding ooit de voorgevel.

Wol verven, fragment van een schilderij van Isaac Swanenborgh uit 1607 van de Leidse lakennijverheid. (Museum Lakenhal Leiden)

Vroegst bekende eigenaren
In 1553 en 1556 betaalt timmerman Gijsbrecht Huijchensz de huizenbelasting van de Tiende Penning voor dit pand, en in 1558 staat hij met dit huis financieel garant voor de zorg van een aantal weeskinderen. Omstreeks 1561 koopt een zekere Cornelis Jan Boeckelsz. het huis. Hoogstwaarschijnlijk is dit Cornelis Jan Boeckelsz van Santen, meester van het Oude en Nieuwe Gasthuis. Hij overlijdt in 1575.
Vanaf circa 1585 is het huis bezit van Daniel van der Houve, die het in 1598 tot baljuw van Schiedam schopt. In 1600 verhuurt hij het huis aan jonkvrouw Marghareta Preunen, weduwe van Bartlemees Boelman, meldt het haardstedenregister uit dat jaar.
In 1606 verkoopt Daniel het pand aan Otto de Man. Dat blijkt zijn zwager te zijn. Daniel was getrouwd met Geertruit Jansdochter van Dorp, en Otto met haar zus Catharina. Beiden waren dochters van Jan Willemsz van Dorp, een telg uit een voornaam Haags patriciërsgeslacht. Otto was Catharina's derde echtgenoot, en drie jaar na hun huwelijk betrekken ze het pand aan de Verwersdijk, dat eigenlijk Catharina's eigendom is. In 1613 kopen zij het kleine huisje op Verwersdijk 106 erbij. Twee jaar later krijgt Otto vergunning om het tuinhek van zijn "principale huijsinge" te verlengen tot voor dit buurhuisje.

Erfeniskwestie
Ondanks drie huwelijken blijft Catharina kinderloos. Na haar dood in 1621 leidt dat tot een familieruzie over haar erfenis, die in diverse notariële akten in Delft en Schiedam is vastgelegd. Na haar begrafenis in de Oude Kerk op 14 december verzamelen "vrindden en erffgenamen" van Catharina zich in haar sterfhuis aan de Verwersdijk voor het traditionele rouwmaal. De erfenis is hét onderwerp van gesprek. Terstond wordt een delegatie afgevaardigd om in het "secreet comptoircamerken" te zoeken naar haar testament. In een schuiflade vindt men Catharina's testament uit 1599, een ondertekende principeverdeling, een "bouxken" (boekje) en wat losse papieren. Het testament en de principeverdeling worden aan de gasten voorgelezen, waarna het hele pakket weer veilig wordt opgeborgen. De inhoud van het boekje was alleen bestemd voor de executeur. Dat blijkt oud-eigenaar Daniel van der Houve te zijn.
Volgens de voorgelezen documenten krijgen de erfgenamen elk om te beginnen 5.000 gulden. Maar hoe de rest van Catharina’s vermogen verdeeld wordt, moet Daniel beslissen. Daniel is al op leeftijd en bovendien druk met zijn taken als baljuw. Daardoor laat de afhandeling wel erg lang op zich wachten in de ogen van de familie. Intussen incasseert en beheert hij wel het vruchtgebruik.
Uiteindelijk raakt het geduld van enkele erfgenamen op. Zij stappen naar het Hof van Holland en eisen dat het vermogen én de opbrengst "uijtte goederen, renten ende obligatiën van de voor-schr. sterffhuijse" eerlijk wordt verdeeld. In september 1623 komt er ten slotte een verdeling waarmee iedereen kan leven. In april 1624 - ruim twee jaar na het overlijden van Catharina - worden de Twee Ooievaars en het aanpalende huisje verkocht.

Lees hier de machtiging waarmee Daniel zijn zoon Rogier van der Houve naar Delft stuurde om de verkoop te formeel af te handelen.

Willig decreet
De koper is kapitein Ewout Corneliszn Proot, "meester velt-timmerman van Zijne Excellentie”. Hij overlijdt al kort na zijn aankoop. Zijn weduwe, Maertge Thijssen, doet daarop beide panden over een zekere Govert Pietersz van der IJck (Eijck). Niet lang daarna komt het huisje op Verwersdijk 106 opnieuw in bezit van de weduwe Proot, die daar haar intrek in neemt.

In 1639 koopt een zekere Frans van Leeuwen De Twee Ooievaars van de erven van de weduwe van Van der IJck. Deze stelt als voorwaarde dat het pand vrij moet zijn van mogelijke aanspraken van derden. Om dit te regelen stappen de verkopers naar het Hof van Holland voor een ‘willig decreet’. Met deze procedure kregen de rechthebbenden een laatste kans zich te melden met een claim. Wie dat verzuimt verliest zijn aanspraken.
Volgens het decreet, dat in het Nationaal Archief bewaard is, meldt een zekere ‘Ontfanger de Man’ zich met een claim. Hoogstwaarschijnlijk was dit Otto de Man’s zoon Boudewijn, die belastingontvanger was. De erfeniskwestie had kennelijk toch nog een staartje. Verder bevat het decreet een nauwkeurige omschrijving van de Twee Ooievaars. Maertge Thijssen - de eerdergenoemde Weduwe Proot - wordt daarin genoemd als eigenares en bewoonster van het "seecker cleijn huijsken" op het huidige Verwersdijk 106. Ook blijkt dat er boven het steegje tussen haar huisje en de Twee Ooievaars een "camerken" was getimmerd dat bij haar huisje hoorde.

Het huis in 2020.


Het huis omstreeks 1960. (Foto W.L. van der Poel)


De ‘zorgzame ooievaar’ in het emblemata-boek van Alciato uit 1539.


Hetzelfde beeld 330 jaar later in een Amerikaans kinderboek van 1831.


Natuurstenen balkconsole in het achterste deel van het huis uit de 16e eeuw.


De Verwersdijk op de kaart uit de Atlas van Blaeu uit begin 17e eeuw. In de gracht nog vlonders om wol te wassen. Wellicht is met het brede huis rechts van de Doelenstraat dit pand bedoeld. (Al zijn de details op deze kaart doorgaans minder exact dan bij de latere Kaart Figuratief)





De koper Frans van Leeuwen is getrouwd met een zekere Jannetge Thobiasdr en vader van elf kinderen. Na de aankoop krijgt hij in 1644 toestemming om een ‘besloten glinting’ (hek) voor De Twee Ooievaars te stellen. Als hij in 1652 overlijdt, blijft zijn weduwe het huis bewonen.

Kruithuisontploffing
Bij de grote ontploffing van het kruithuis aan de Paardenmarkt in 1654 lopen de huizen aan de Verwersdijk ernstige schade op. De weduwes Proot en Van Leeuwen overleven beiden de ramp. De weduwe van Leeuwen meldt een schade van 2.000 gulden. Daarvan krijgt zij 1.200 gulden erkend, waarvan uiteindelijk slechts 360 gulden wordt vergoed.
In 1667 koopt weduwe Van Leeuwen het buurpandje Verwersdijk 106 uit de nalatenschap van de vorige eigenaar, Gerrit Govertsz. van der Slacht. Wat er ondertussen met de weduwe Proot is gebeurd, valt niet te herleiden uit de archieven. (Opmerkelijk is dat Jannetge Thobiasdr onder haar eigen naam als eigenares van het kleine huisje staat geregistreerd, maar voor de Twee Ooi-evaars als ‘weduwe van Frans van Leeuwen’. In het eerste geval werd ze gezien als vrouw met eigen vermogen en in het andere als boedelhoudster van de nalatenschap van haar man.)

Kostbare begrafenissen
Als Jannetge in 1668 overlijdt, erven haar oudste zoon Caesar van Leeuwen en zijn zus Agnies-ge ‘de 2 Oievaertgens’. Zij doen het pand in de verhuur. Eén van hun huurders is majoor Frede-rick Wolphert van Overschie, een vriend van Anthonie van Leeuwenhoek. Als zijn vrouw Maria de Groot hier in 1685 sterft, wordt ze met veel pracht en praal vanuit ‘de 2 Oijevaartjes’ ten grave gedragen. Haar grafzerk ligt nog steeds in de Nieuwe Kerk.
Ook een zekere Cornelia de Groot wordt twee jaar later vanuit dit huis begraven, hoewel ze hier nooit heeft gewoond. Zij was de dochter van de bekende Hugo de Groot, en getrouwd met graaf Jean Barton de Montbas, een Frans legerleider in Staatse dienst, die in het Rampjaar 1672 een militaire flater beging bij de Slag bij Tolhuis. Hij raakte in ongenade en vluchtte naar Frankrijk, waarheen Cornelia hem achterna reisde. Als zij in 1687 in Rijsel (Lille) overlijdt, wordt haar lichaam gerepatrieerd en vanuit de Twee Ooievaars naar haar laatste rustplaats in de Nieuwe Kerk gebracht.

Chique ‘camerbehangsels’
In 1707 wordt het huis eigendom van Helena Hermanides. Zij is de minderjarige kleindochter van Caesar van Leeuwen. Haar vader, een apotheker in de Jacob Gerritstraat, koopt voor haar het huis uit de nalatenschap van haar grootvader, waarschijnlijk als een soort levensverzekering. De verkoopakte beschrijft het pand als "een hegt, sterck ende weldoortimmert huijs ende erve met een groote welbeplante thuijn daar agteraan”. De wanden blijken behangen met goudleer, een kostbaar soort wandbekleding. Helena sterft jong, waarna het huis vererft aan haar vader. Ook hij blijft het verhuren.
Vervolgens is het huis korte tijd eigendom van Aletta de Block, weduwe van Johannes Focanus, legerkapitein in dienst van de VOC. Zij verkoopt het pand in 1724 aan vader en zoon Cornelis en Quirinus van der Boon. Deze verkoopakte specificeert dat de vier "camerbehangsels" toebehoren aan de huurder, dominee Hendrik Ruijsch. Niettemin blijken de kostbare behangsels bij de taxatie voor de verponding (huizenbelasting) in 1731 fiscaal aftrekbaar voor de eigenaar!


Goudleer behang op een schilderij van Pieter de Hooch. (collectie Metropolitan Museum)

Venduhuis
Later wordt het huis gehuurd door de vendumeesters Abraham en Wouter Koemans. Middels vele advertenties in Hollandse kranten attenderen zij het publiek op al het moois dat "ten hunnen Huyze, staande op de Verwersdyk by den Ouden Doelstraat" bij opbod wordt verkocht.


Advertentie in de Leydsche Courant van 22 april 1739 van de vendumeesters Abraham en Wouter Koemans.

Zorgelijk leven
Huisbaas Quirinus van der Boon overlijdt in 1749. Zijn weduwe Phillipina van Mesch hertrouwt kort daarna, maar moet in 1764 wegens schulden het pand verkopen aan Samuel Rouxel, voor-malig rector van de Latijnse School. Hij woont hier alleen het laatste jaar van zijn leven. Voordien woonde hij in de Schoolstraat, vlakbij z'n werk. Hij heeft geen vrolijk leven achter de rug. Hij was twee keer getrouwd, maar beide echtgenotes stierven in barensnood en al zijn kinderen werden doodgeboren. Kort daarna trokken zijn moeder Alida Contenot en zuster Elisabeth vanuit Brielle bij hem in.
Als zijn zuster in 1763 ook komt te overlijden, hangt Samuel zijn rectormantel aan de wilgen en verhuist met zijn moeder naar de Verwersdijk, waar hij een jaar later al overlijdt. Zijn moeder slijt hier vervolgens in eenzaamheid haar laatste jaren. Ze heeft haar man, kinderen, kleinkinderen en aangetrouwde familie allemaal ten grave gedragen. Als zij zelf in 1769 sterft, gooien haar execu-teurs het pand op de markt.


De Verwersdijk omstreeks 1900. (foto Henri de Louw)

Economische malaise
De volgende eigenaar, Joris van Assendelft, heeft ook een moeilijk leven, maar dat lijkt grotendeels z'n eigen schuld. Hij komt uit een vermogende familie, maar uit het testament van zijn vader blijkt al dat Joris een gat in zijn hand had. Hij had meerdere leningen bij hem uitstaan voor zijn bruiloft met Engeltje Steltermans, dure kleding, snuisterijen en een investering in hun stoffenwinkel.
In 1769 koopt hij De Twee Ooievaars voor 3.500 gulden, maar vier jaar later moet hij al een "hypotheeq" van 2.000 gulden op het pand afsluiten, waarschijnlijk om andere schulden in te lossen. Ook die hypotheek krijgt hij niet afgelost. In 1782 verschijnt een verkoopadvertentie in de Hol-landsche Historische Courant. Daarin wordt het huis in geuren en kleuren beschreven, maar Joris vindt geen koper die hem voldoende biedt. Als hij in 1787 overlijdt, staat hij dusdanig in de rode cijfers dat zijn weduwe faillissement aanvraagt. De curatoren verkopen het huis "tezamen met eenige losse goederen" voor slechts 760 gulden. De berooide Engeltje verhuist naar Rotterdam, waar ze twee jaar later overlijdt.


Verkoopadvertentie in de Hollandsche Historische Courant van 2 maart 1782.

De forse prijsdaling zegt ook iets over de malaise op de woningmarkt aan het einde van de 18e eeuw. Het aantal inwoners liep terug en er ontstond een groot overschot aan woningen. Weinigen voelden er nog voor om zich in de stad te vestigen met de tanende welvaart.

Bode
De man die het huis koopt, Willem van Rees, komt juist uit een eenvoudige familie. Onduidelijk is of hij er zelf gaat wonen. Als zijn vrouw bijna drie jaar later overlijdt, doet hij de Twee Ooievaars in 1790 voor bijna de dubbele prijs van de hand aan Gerrit van Ooijen, bode van het Hoogheemraadschap van Delfland. Hij gaat er in elk geval wel wonen.

Herberg ‘De Ooijevaars’
De weduwe van Van Ooijen verkoopt het huis in 1797 aan Arnoldus Bruijninks. Het zijn inmiddels andere tijden, sinds de Bataafse Revolutie. De huisnaam is in de koopakte nu vervangen door een zakelijk huisnummer: wijk 5 nr 382.
Veel sjieke huizen blijken onverkoopbaar en worden gesloopt. De Twee Ooievaars blijft dit lot bespaard, maar het gebruik verandert wel: Bruijninks is ‘beddenverhuurder’ en baat hier samen met zijn tweede vrouw Adriana en zijn stiefzoon Pieter Sprinkhuijsen een logement uit. Pieter neemt na de dood van zijn beide (stief)ouders de nering over, en na zijn overlijden in 1828 zet zijn weduwe het logement voort.
In 1832 verkopen de erfgenamen van deze weduwe het pand aan de lokale likeurstoker/slijter, Daniel Florijn, die zijn zaak heeft op het Vrouwjuttenland. Hij zoekt in 1834 middels een advertentie een nieuwe kastelein voor de herberg ‘De Ooijevaars’ compleet met biljart, "groote Tuin, Priëelen en Plantsoenen, benevens eene Kegelbaan". Bij de volkstelling van 1839 waaruit blijkt een zekere Florentius Wagemakers hier ‘tapper’ in de ‘3 Ooievaartjes’. De huisnaam leefde dus in aangepaste vorm voort als etablissementsnaam.


Kastelein gezocht voor herberg ‘De Ooijevaars’, Rotterdamsche Courant, 2 januari 1834.

Deze acht arbeidershuisjes in de Doelenstraat hoorden ooit bij het pand aan de Verwersdijk. Erachter staat in een hofje nog zo’n rijtje van negen stuks. Ze zijn inmiddels beschermd stadsgezicht.

Nieuwe voorgevel
In maart 1842 koopt timmerman Bartholomeus van Zoen het pand. Zijn dochter Joanna en schoonzoon Jacobus van der Kleij gaan er aan de slag. Het huis blijft vervolgens 65 jaar in de familie. Zij richten zich vooral op woning- en kamerverhuur. Zo laten zij in 1849 acht huurwoningen bouwen. Deze huisjes op Doelenstraat 33 t/m 47 zijn tegenwoordig Rijksmonument.


De vergunning voor de vernieuwing van de gevel in 1863.

Gewassen pentekening van de schade van de buskruitramp in de buurt van de Raamsteeg. (tekenaar onbekend, collectie Rijksmuseum)


De schade van beide weduwen volgens het schaderegister van de buskruitramp van 1654.


Portret van Cornelia de Groot door Jan Willem Delff de jongere. (Collectie Beeldende Kunst Nederland)


Inschrijving in het begraafboek van de Nieuwe Kerk: met 16 dragers werd zij vanuit dit huis naar haar laatste rustplaats gebracht.
Van der Kleij, inmiddels eigenaar, krijgt in februari 1863 vergunning voor "het afbreken en wederopbouwen van de voorgevel”. In 1871 verkoopt hij het pand en achtertuin aan zijn zwager Petrus van Zoen, die de tapperij overneemt en met zijn gezin naar dit adres verhuist. In 1877 krijgt Petrus toestemming om ook de achtertuin vol te bouwen met "2 boven- en 7 benedenwoningen”. Ook deze ‘burgerwoningen’ worden verhuurd, en staan nu bekend als Doelenstraat 15 en 19 t/m 31.

Café-biljart "De Ooievaartjes"
In 1890 probeert Petrus van Zoen het pand "met vergunningsrecht, waarin tapperij en slijterij" van de hand te doen. Hij vind een koper, maar de verkoop gaat op het laatste moment niet door. Desondanks verhuist het gezin naar het Vrouwjuttenland.

Delftsche Courant, 7 oktober 1892.

In 1892 heet het café nog steeds ‘De Ooijevaartjes’ als de nieuwe uitbater en bewoner, Adrianus van den Broek, zijn nieuwe biljart in de Delftsche Courant aanprijst. In 1897 beveelt P. Philippa zich beleefd aan als nieuwe kroegbaas. In 1904 wordt hij opgevolgd door Johannes van der Vaart, die het eerder trots aangekondigde biljart “voor een spotprijs” van de hand doet.
In 1907 weet eigenaar Van Zoen wél al zijn onroerend goed te verkopen. Verwersdijk 102-104 en Doelenstraat 9 doet hij over aan metselaar Willem van Hoek en kastelein Evert Mokveld. Zij ne-men het gebouw stevig onder handen. Er wordt een bouwvergunning verstrekt voor "het gedeeltelijk vernieuwen van het perceel”. In 1908 opent het uitgebreide café opnieuw haar deuren.
Van der Vaart blijft de uitbater van het verbouwde café, dat inmiddels de naam ‘De Ooievaar’ draagt. In 1921 neemt hij het pand over, waar zijn familie vervolgens nog ruim een kwart eeuw de zaak runt. Na het overlijden van Johannes in 1930 bedient zijn vrouw Grada Pieters de tap, en later haar nieuwe echtgenoot, zwager Petrus van der Vaart. Als Petrus in 1944 komt te overlijden, begint Grada hier een koffiehuis en verdwijnt de oorspronkelijke naam uit het straatbeeld. In 1949 doet zij het pand over aan een zekere Johannes Post. Het koffiehuis wordt dan café-restaurant "Willy".


Advertentie in het Adresboek van Delft uit 1949.

Sociëteit "Novum"
In 1960 neemt de Rooms-Katholieke Studentenvereniging Sint-Wolbodo het oude koffiehuis in gebruik als studentensociëteit. De vereniging was een jaar eerder opgericht als de Parochiële Studenten Kring (PSK). Haar bedoeling was in de verzuilde maatschappij het monopolie van Sanctus Virgilius (Virgiel) als enige erkende katholieke studentenvereniging in Delft te doorbre-ken. - Sint Wolbodo is overigens een echte Nederlandse heilige. Zijn naamdag wordt op 21 april gevierd. -
Dat de vereniging van begin af aan uit buitenbeentjes bestaat, wordt duidelijk als ze in de turbu-lente jaren '60 haar katholieke karakter verliest. De sociëteit wordt een paar keer per week gebruikt door de vereniging, maar in de weekeinden wordt het geëxploiteerd als semi-openbare dansgelegenheid ("Polly Magoo") annex ontmoetingscafé voor homo's (“Stereoklup”), annex jazz-café ("Novum Jazz”), annex kunstgalerie ("Galerie Novum"), waar vooral de Delftse avant-garde graag over de vloer komt.


Het huis in studentenhanden, 1964. (foto G. Dukker, RCE)

Interieur van de sociëteit Novum, kort na de opening in 1962.

Naaktrel
In 1967 haalt "jazz-sociëteit Novum" de voorpagina's met een heuse happening. De Delftse kunstenaar Jan Schoonhoven heeft tijdens de kunstbiënnnale van São Paulo de tweede prijs gewonnen en viert dit in Novum. Ook zijn Japanse collega Yayoi Kusama is van de partij. Zij besluit ter plaatse om Jan en een aantal blote gasten met polkadots te beschilderen, onder het toeziend oog van fotografen en een cameraploeg van de VPRO. De toenmalige moderator van de vereniging, pater baron Van Hövell tot Westerflier, ziet de cultuurhistorische waarde daarvan niet in en belt de politie. De sociëteit wordt tijdelijk gesloten. Als Novum haar deuren weer opent is de revolutie compleet.


De gewraakte happening in 1967. (beeld uit VPRO-reportage)
naar volledig artikel
Volkskrant, 11 nov 1967.

In 1971 krijgen de leden van Sint-Wolbodo het pand en het huisje op Doelenstraat 9 in eigen beheer. Dit laatste pandje is halverwege de jaren '70 van de hand gedaan. Het pand aan de Verwersdijk is echter tot op heden nog steeds als besloten sociëteit in gebruik. 


Delftsche Courant, 2 nov 1887.


Delftsche Courant, 21 april 1897.


Haagsche Courant, 10 februari 1905.


Verkoopadvertentie, Delftsche Courant, 18 febr. 1907.


Delftsche Courant, 31 dec 1927.


Algemeen Handelsblad, 16 juni 1961.


Trouw, 12 nov 1962.


De Tijd, 23 juli 1966.

Gevelaanzicht van dit deel van de Verwersdijk, met daaronder uitgezet de gevelbreedtes in het register van het kadegeld van 1667.
K. Lagendijk
 
>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Verwersdijk 102-104
Geplaatst: 18 mei 2020  
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft