De
poorten bij Oude Delft 147 en Oude Delft 159-161 gaven ooit toegang tot
het terrein met kapel en de overige bebouwing van het St
Hieronymusklooster. Het klooster werd in 1403 gesticht door de
Broeders des Gemene Levens. Ze hielden zich vooral bezig met
intellectuele werken, zoals het kopiëren van boeken en het
lesgeven aan de Latijnse School in de Schoolstraat. Er waren ook banden
met het vlakbij gelegen Sint Agatha klooster. Onderlinge problemen over
de erkenning van de broeders (fraters) leidden in 1418 tot het aannemen
van de regel van Augustinus. Daardoor werden de broeders
kloosterlingen. In 1432 kregen zij toestemming van het dorp Rijswijk om
op Rijswijks grondgebied een eigen kerk en kerkhof te stichten: de
Regulieren van Syon buiten Delft. Het fraterhuis – ook aan de
Schoolstraat -- werd door degenen die naar Rijswijk vertrokken min of
meer leeggeplunderd. Dat blijkt uit een proces in 1436 over deze
kwestie.
Tot aan de stadsvest
Over de grootte van dit klooster aan de Oude Delft is weinig bekend,
maar het verwierf mede door schenkingen een aanzienlijk gebied tussen
de twee poortjes dat doorliep tot aan de stadsvest, nu Phoenixstraat.
Het bezat enige panden aan de Oude Delft, een kapel en een relatief
groot gebouw (ruim 20 bij 10 meter), waarvan de resten te voorschijn
kwamen bij de opgravingen voorafgaand aan de bouw van de parkeergarage
aan de Phoenixstraat. Voorts is sprake van een aantal huisjes achter de
bebouwing aan de Oude Delft.
De kapel van dit klooster stond recht achter de huidige woningen Oude
Delft 155 en 157, zoals te zien is op de plattegrond, getekend naar de
situatie in 1560. Bij de grote stadsbrand in 1536 werd ook het klooster
getroffen. Wel is later bij de gedeeltelijke herbouw gebruik gemaakt
van de stenen muren die nog overeind stonden. Na de stadsbrand overwoog
het stadsbestuur om het klooster weg te saneren omdat de plek aan de
gracht voor de rijkere Delftenaren een interessante bouwlocatie was.
Het klooster zat krap bij kas.
De
kloosterlingen kregen echter van de bisschop van Utrecht toestemming om
voor een bedrag van 2800 gulden landerijen uit hun bezit te verkopen.
Zowel de bisschop als het stadsbestuur en de keizer gingen akkoord met
opheffing van het klooster dat veranderde in een college met maximaal 7
kapelaans en een rector. Bovendien zou een particulier, Vincent
Cornelisz. van Mierop financieel zijn bijgesprongen als sponsor. In
ruil daarvoor mocht hij op een deel van het kloosterterrein bouwen.
Deze Van Mierop is waarschijnlijk de zuidelijk van het Agathaklooster
wonende Meester Vincent.
Rectorswoning
Het gebouwencomplex van het klooster werd sterk vereenvoudigd, de kapel
werd hersteld, en er werd een rectorswoning gebouwd (waarschijnlijk op
de plek waar oorspronkelijk het grote gebouw en een aantal kleine
huisjes voor de aanwezige kapelaans stonden). Bij de Beeldenstorm van
1566 liep ook de kapel behoorlijke schade op. Niettemin werden drie
jaar later door de Inquisitie de boeken van het klooster nauwkeurig
geïnspecteerd op verdachte lectuur. Het waren de voorbodes van een
naderend einde.
Na de Reformatie in 1572 vervielen al de gebouwen aan de stad Delft en
werd de kapel beschikbaar gesteld aan geschuts- en klokkengieter
Hendrick van Trier, die hem later moest delen met houthandelaar Pieter
van Ruyven. Van Ruyven was een buurman van de Oude Delft (zie Oude
Delft 157).
Tuinmuur restant kapel
Een deel van de tuinmuur tussen de erven van Oude Delft 153 en 155 is
nog steeds een restant van de zijmuur van de oude kloosterkapel. Tegen
die zijgevel stonden een aantal huisjes waarin ooit waarschijnlijk de
broeders van het klooster woonden, evenals in enkele huisjes elders op
het terrein. De broeders mochten daar na de Reformatie, ondanks de
opheffing van het klooster, blijven wonen. Een van hen, Cornelis
Willemssoon de Vrije, bewoonde in 1600 nog steeds “als
conventuael van Sint Jeronimus een huijsken van voors. convent pro
deo”, zo lezen wij in het haardstedenregister.
In het totaal stonden er op het terrein een groot en zes kleine
huisjes, waarvan het grote en twee kleinere toegang hadden tot de Oude
Delft door de zuidelijke St Hieronymuspoort en de overige vier door de
noordelijke Kalkoenspoort naast Oude Delft 161. Omstreeks 1750 waren
van die zeven huisjes er nog bij bewoond, allen door armlastige
personen.
Op den duur zijn deze huisjes successievelijk verkocht aan de bewoners
van de huizen voor aan de Oude Delft, die ze als schuren of stallen in
gebruik namen. Dat is ook de reden dat een deel van die zijgevel van de
kapel nooit is afgebroken. De 17e eeuwse schilder Pieter de Hooch heeft
vele binnenplaatsjes geschilderd die gebaseerd of geïnspireerd
waren op deze overblijfselen van het kloosterterrein. (Zie ook het
verhaal over Oude Delft 161, het pand waar hij relaties had).
De panden die in 1572 door het stadsbestuur geconfisqueerd werden hebben alle hun eigen geschiedenis.
Achter Oude Delft 147
Het pand dat ooit achter Oude Delft 147 stond, was een groot huis, dat
via het poortje van Oude Delft 147 was te bereiken. Op de Kaart
Figuratief van 1675 is het duidelijk zichtbaar. Het bood vanouds
huisvesting aan de rector van het convent. Na de Reformatie werd het
door de stad ter beschikking gesteld aan de predikanten van de nieuwe
religie, protestanten dus.
Halverwege de 17e eeuw kocht dominee Volckerus Oosterwijck het van de
stad. Bij de Kadasteropmeting in 1832 wordt het domineeshuis een
´berghuis´ genoemd en was het niet meer bewoond. Omstreeks
1850 is het gesloopt. Niet ver van deze plek, is aan de noordzijde van
de poort in 1930 de Hervormde Willemschool gebouwd, later de Eewout van
Soeterwoudeschool geheten. (Zie over deze in 1987 gesloopte school ook
het verhaal over Oude Delft 151.)
Lees meer over het domineeshuis.
 |
 |
 |
 |
Na de stadsbrand van 1536. Resten van de kloosterkapel staan aan de Oude Delft. (Schilderij collectie museum Prinsenhof) |
Kaart
Figuratief, 1675. Kleine huisjes op het terrein achter de Oude Delft
zijn resten van het klooster. helemaal rechts op de kaart achter OD 137
het domineeshuis. |
Situatie
in 1832. Het geelgekleurde perceel ligt midden tussen de
poortjes. Het kloosterrein liep door tot aan de stadsvest |
Op het kaartje van de huidige situatie tekent de parkeergarage zich af. Ooit dus kloostergrond. |
Noordelijk van het domineeshuis
Noordelijk van het domineeshuis lag nog een perceel met een klein huis.
Het kwam in 1648 in handen van een van de dominees, Volckerus ab
Oosterwijck, en daarna van Frederick van Tooren en in 1694 van Jacob
Aelbrechtsz Coot. Hij betaalde er slechts 350 gulden voor plus een
onderhandse obligatie van 150 gulden. In 1716 wordt dit huisje eigendom
van de familie Van den Burgh. Dat blijft het de hele 18de eeuw. De Van
der Burghen hadden hier ook andere huizen aan de Oude Delft. In 1800
voegt Jacobus Johannes le Sueur huis en grond aan zijn eigen perceel
aan de Oude Delft toe.
De klokkengieter
Achter het huidige Oude Delft 161 lag ook een huis (nr. 23, zie kaartje
1560) met een stuk grond dat zich uitstrekte tot de stadsvest. Hier
woonde de klokken- en geschutsgieter Meester Hendrik van Trier,
die voor zijn werk een gedeelte van de kapel van het voormalige
klooster mocht gebruiken. Zijn huis had vijf haardsteden. Hij woonde
gratis want de stad bepaalde dat dit was “tot gemeenlants
welvaren ende na zijn vertrek vercogt en verhuijert bij verscheijde
partijen”.
Lees meer over het huis van de klokkengieter
Achter Oude Delft 157-159.
De stad Delft had nog meer eigendommen hier: een klein huis, maar toch
met drie haardsteden, en met wat grond, te vinden achter twee panden
aan de Oude Delft, nummers 157 en 159. Dit perceel speelde een
belangrijke rol in het huizenbezit van de eigenaren van Oude Delft 157.
Het werd einde 17de eeuw betrokken bij dit perceel. Tot 1607 woonde er
een oud-kloosterling, Cornelis de Vrije. Uiteindelijk werd het gesloopt.
Lees meer over het huis van de oud-kloosterling
De plaats van de kapel.
De kapel van het oude Hieronymusklooster stond achter de huidige panden
Oude Delft 155, 157 en 159. Het is het duidelijkst te zien op de
moderne plattegrond, die de situatie in 1560 weergeeft. De percelen
zijn ontstaan na de sloop van de kapel en dankzij de ruimte die
beschikbaar was naast de kapel. Ook Oude Delft 153 ligt op het vroegere
terrein van de kapel.
De
stad draagt in 1596 het lege erf over aan de loodgieter Jan Dirksz (van
Brugge). In 1607 krijgt deze toestemming een loodfornuis te bouwen op
zijn erf waarop hij inmiddels ook een huis heeft gebouwd. Dit fornuis
stond waarschijnlijk op de plaats van de kapel. In 1620 worden het huis
en erf voor 1000 gulden en 10 realen speldegeld verkocht aan de
rivierviskoper Andries Wouterszoon. Achtereenvolgende eigenaren zijn de
hoenderkoper Adriaen Damaszoon en de vleeshouwer Joost Hermanszoon
Cromhout. De eigendom blijft in deze familie tot 1709 wanneer alles
voor slechts 150 gulden via de regenten van de Kamer van Charitate gaat
naar de eigenaar van Oude Delft 157, Salomon van der Heul.
Achter de kapel
Er stond nog een ander huisje op het kloosterterrein, ongeveer achter
Oude Delft 153-155. Het lag achter de kapel, ten zuiden van het
onderkomen van voormalig kloosterling Cornelis de Vrije. Het
bijbehorende erf strekt zich uit tot aan de stadsvest.
Lees meer over het huisje achter de kapel
Alle
huisjes achter de bebouwing van de Oude Delft zijn langzamerhand
vervallen geraakt. Ze werden verhuurd aan arme mensen zoals blijkt uit
het impostregister van 1750. Bewoners waren onder anderen:
- Hendrijntje Boumeester, die “de Wasse gaat opdoen”, samen met Johannis Droesbeek en Nicolaas Alblas
- Wijnkopersknecht Cornelis van der Bergh
- Maria
Haering, die door haar vrienden wordt onderhouden, Cornelia Pelkman die
jichtig is en garen twijnt en Nicloaas de Volder en zijn dochter die
uit naaien gaat
- De naaisters Cornelia en Pieternella van Nispen
- Pieter
Libregt, die kruiden leest en dodendrager is en wiens vrouw koffie en
thee verkoopt. Zij wonen samen met Alida van Dorp, de weduwe van
Abraham van der Horst
 |
 |
De poortjes die ooit toegang gaven tot het kloosterterrein bestaan nog steeds. |
| 
Achter deze huizen aan de Oude Delft lag het Hieronymusklooster.

De kloosterkapel ligt op de 16e eeuwse kaart
van Braun en Hoogenberg bovenaan, links
van de Oude Kerk.

Een
18e eeuwse anonieme tekening van het Hiëronymusklooster aan de
Oude Delft.Zo kan het er uit hebben gezien. (Collectie Archief Delft)

Pieter de Hooch schilderde taferelen op het oude
kloosterterrein. Hier is vermoedelijk predikant
Volckert van Oosterwijk met zijn familie afgebeeld.
Rechts in beeld lijkt bij een theekoepel een trap
naar de stadsvest te gaan. De toren van de Nieuwe
Kerk op de achtergrond past dan niet in dit plaatje.
(Wenen, Gemäldegalerie der Bildende Künste)

De Bourdon in de toren van de Oude Kerk, gegoten door Hendrik van Trier..

Het kerkje van de Regulieren van Syon.

Resten van het klooster komen vrij voordat de parkeergagarge aan de Phoenixstraat er komt.

Dit is een keldervloer met muurtjes en
natuurstenen zuilen.

Op deze moderne plattegrond is te zien hoe rond
1560 het klooster achter de huizen van de
Oude Delft lag.

Nu een tuinmuur, maar in werkelijkheid een restant van de kloosterkapel.
|