Tot 1898 was Oude Delft 77, op de hoek van de
Poppesteeg, een huis van twee verdiepingen met een kap, vergelijkbaar
met het buurhuis Oude Delft 79 toen de buurman van nr 79, raadslid J.C.
de Kleyn het kocht. De nieuwe eigenaar had grote plannen. Hij liet het
oude huis slopen en zijn achterneef Nicolaas van Eck uit Nijmegen een
heel nieuw pand ontwerpen. Het nieuwe huis kreeg een
kleine binnenplaats met een deur naar de steeg. Het verhaal gaat dat
Prins Hendrik via dat deurtje geregeld in dit huis een liefje kwam
bezoeken. Of dat waar is, is overigens wel de vraag. Tegenwoordig
heeft Oude Delft 77 een flinke tuin langs de Poppensteeg achter een
muur. Dat komt door de sloop van drie huisjes in de steeg in de jaren
vijftig, die destijds eigendom waren van de eigenaar van nr. 77. Het
huis heeft in de wandeling de bijnaam “Het Paarse
Huis” gekregen. 
Het huis van boven, op de rechter hoek van de Poppesteeg, (Luchtfoto
Stef Breukel)\
Eclectisch
monument
De voorgevel van het huidige pand aan de Oude
Delft 77 onderscheidt zich van alle andere gevels aan de gracht. Bij
rondvaarten en toeristische wandelingen wordt het huis vaak aangewezen
als voorbeeld van Art Nouveau of Jugendstil, maar dat is dus niet
juist. De gevel is opgetrokken in een typische laat negentiende-eeuwse,
eclectische bouwstijl. Hij heeft kenmerken van verschillende
neostijlen, in dit geval verwant aan de Neo-Hollandse Renaissance. In
1993 is het huis op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst en
daarna in 2002 aangewezen als Rijksmonument. Het is een waardering voor
het belang dat inmiddels aan ‘nieuwe bouwstijlen’
(eind 19e eeuw) wordt gehecht.
‘Niet bewoonbaar’
Johannes Cornelis de Kleyn kocht het oude huis
aan de Oude Delft 77 op 6 juni 1898 op een veiling voor f 3.550. In de
verkoopadvertentie in de Delftsche Courant werd het toenmalige
omschreven als "een Heerenhuis van twee verdiepingen met zolder,
vliering en een droge kelder. De keuken heeft een Wel- en
Regenwaterpomp met daarboven een kolenzolder". Dat klinkt netjes, maar
volgens deskundigen bevond het pand zich "in zoodanigen toestand, dat
het alsoo niet bewoonbaar kan worden geacht". Dit voerde De Kleyn
althans aan in zijn bouwaanvraag, die hij op 3 augustus 1898 indiende
bij B&W. Jammer genoeg is de bouwtekening bij die aanvraag
spoorloos verdwenen, evenals de ´bestekken en
teekeningen´ die werden genoemd in de advertentie voor de
sloop-nieuwbouw.
Aanbesteding
Vier dagen na de bouwaanvraag kondigde architect N. van Eck
op zondag 7 augustus 1898 in de Delftsche Courant al de "AANBESTEDING"
aan van de sloop-nieuwbouw: "Bestekken met Teekeningen kan men, zoolang
de voorraad strekt voor 1 gulden kopen bij den boekhandelaar J. van Oel
Jr. op de Koornmarkt 44. De detail-teekeningen liggen ter inzage op
Oude Delft no. 79." Tien dagen later waren er twaalf
"biljetten" binnengekomen. Zeven aannemers uit Delft en vijf uit Den
Haag werden met naam en bieding in de krant vermeld. De biedingen
varieerden van f 4.665 tot f 8.896. Welke aannemer het werk
uiteindelijk is gegund, is onbekend.
 |
| Links
de advertentie voor de aanbesteding van de sloop en nieuwbouw in
de Delftsche Courant van 7 augustus 1898. Rechts het bericht van de
binnengekomen “biljetten” in de Delftsche Courant
van 16 augustus 1898. |
Architect
Van Eck
Architect Nicolaas van Eck was een achterneef
van zowel J. C. de Kleyn als van zijn vrouw A.C.E. de Jong te zijn. De
Kleyn en zijn vrouw waren neef en nicht en hadden geen kinderen. De
Kleyn moet zeer op hem gesteld geweest zijn. Hij heeft hem ook benoemd
tot executeur-testamentair van zijn nalatenschap.
Voor zover bekend is in Delft en omgeving verder geen ander
gebouw van hem te vinden. In Nijmegen daarentegen heeft hij als
aannemer/architect samen met compagnon Petrus Herman Scheltema diverse
woonhuizen in vergelijkbare stijl gebouwd. Het bouwproces en de manier
van ontwerpen is voor de periode 1864-1901 uitgebreid beschreven in het
boek "Bouwen voor gezeten burgers" van Ineke Pey. Zij geeft onder
andere een voorbeeld van twee gespiegelde woonhuizen met verschillend
samengestelde gevels in Nijmegen van de firma Van Eck en Scheltema in
1888. In die tijd was het heel gebruikelijk gebouwen te ontwerpen aan
de hand van voorbeeld-platen van plattegronden, erkers, balkons en
dakkapellen. Ook het ontwerp voor Oude Delft 77 lijkt zo, wellicht in
samenspraak met De Kleyn en zijn vrouw te zijn samengesteld aan de hand
van een soort IKEA-catalogus.
Balkonnetje
en doorlopende privaten
Het nieuwe huis kreeg in 1898 vier
verdiepingen. Aan de voorkant werd een erker met balkon gemaakt, wat in
de eclectische bouwstijl zeer populair was, maar zelden te zien is aan
een Delftse gracht. Het huis heeft een keldertje, een mooi trappenhuis,
zeven kamers met mooie plafonds, keuken, badkamer, een zolder en een
binnenplaatsje met deur naar de steeg. Er waren twee schoorstenen voor
de voor- en achterkamers en "doorlopende privaten". Uiteraard kreeg het
huis de moderne gemakken van gas, water en riolering die in de steeg
aangesloten werden. Sinds 1877 was daar waterleiding, sinds 1855 al een
gemeentelijk gasnet. Van de beerput was voor de lozing van afvalwater
in 1876 afscheid genomen. Ook het riool van Oude Delft 79 loopt (nog
steeds!) via het plaatsje van Oude Delft 77 naar de steeg. Door
verschillende verbouwingen zijn er inmiddels acht kamers, twee keukens,
twee badkamers, een dakterras, een serre (op het binnenplaatsje) en een
grote tuin (dankzij de drie afgebroken huisjes) met een schuur en deur
naar de steeg. Het oorspronkelijke op jute geplakt tengelbehang is nog
in veel kamers aanwezig, de buizen voor het oorspronkelijke
gas-verlichtingssysteem zijn nog steeds aan het plafond zichtbaar en
ook het in 1911 aangelegde electriciteitsleidingen zijn nog bijna
overal te zien.
 Het
nog steeds aanwezige originele trappenhuis. (Foto van de auteur) |  Een
blik door de erker naar buiten. (Foto Peter van Marle) |
Scheve
muren
De Poppesteeg staat niet loodrecht op de Oude
Delft. Ze ligt in dezelfde richting als de sloten buiten de stadswal.
De muren van het huis lopen parallel aan de steeg. Daardoor staat de
voorgevel schuin op de zijmuren. Binnen is dat goed te zien aan de
plafonds in de voorkamers. De voorgevormde rechthoekige motieven in het
plafond passen niet goed in de schuine hoeken. De ene hoek is te ruim
en de andere te krap. De scheidingsmuur tussen Oude Delft
79 en 77, die bij de afbraak van het oude huis in 1898 bleef staan,
staat op een andere manier scheef. Hij helt over naar Oude Delft 77.
Daardoor zijn de vloeren op iedere verdieping steeds twintig centimeter
breder dan het plafond. Met tengel-behang werden die muren in de kamers
rechtgetrokken, in de gangen werden ze gewoon schuin afgewerkt. In
het buurhuis Oude Delft 79 liepen tot voor kort de vloeren schuin af
richting nr 77. Wellicht is Oude Delft 79 gaan overhellen bij de sloop
van het onbewoonbare hoekpand? Bij het recent waterpas leggen van de
balken in Oude Delft 79 kwamen de balken soms letterlijk door de
gemeenschappelijk muur, die maar een steen dik is. Beide oude huizen
vormden namelijk ooit een gemeenschappelijk pand, dat begin 17e eeuw is
opgedeeld in twee aparte huizen. (Lees daarover onderaan het verhaal
meer)
De voorgevel van het in 1898 gebouwde hoekhuis Oude Delft
77 staat gewoon loodrecht op de stoep, maar de voorgevel van Oude Delft
79 helt daarentegen voorover, zoals bij veel oude grachtenpanden. Dat
komt niet door verzakking, maar door het bewust bouwen ‘op de
vlucht’ om de kwetsbare glas-in-lood vensters van vroeger
tijd zoveel mogelijk tegen inwateren te beschermen. Gelovig
notabel
Toen Johannes Cornelis de Kleyn (1835-1908)
zijn nieuwe huis liet bouwen, had hij in 1898 net zijn ijzersmederij
aan de Ezelsveldlaan 43 verkocht. De Kleyn was ouderling en kerkvoogd
bij de Nederlands Hervormde Gemeente en sinds 1893 voor de
Anti-Revolutionaire Partij lid van de gemeenteraad, waarvoor hij op het
eind van zijn leven ook tweemaal tijdelijk wethouder was (in 1905 en
1908). Zijn inbreng in de Raad kwam vaak in de krant. Zo twijfelde hij
in 1898 aan de noodzaak om de gracht van de Nieuwe Langendijk te
dempen.
De Kleyns vrouw, Anna Catharina Elizabeth de Jong, overleed
in 1906 op 66 jarige leeftijd. De Kleyn stierf twee jaar later. Hij was
toen 72. De levensloop van De Kleyn, “wier hart toch immer
klopte voor het welzijn onzer gemeente”, werd op 24 October
1908 uitgebreid beschreven op de voorpagina van de Delftsche Courant.
Het graf van Anna en Johannes is nog te vinden op de begraafplaats
Jaffa (zie Jaffalaan 1). Aangezien het echtpaar geen kinderen had,
moest de erfenis verdeeld worden onder vele verre neven en nichten.
Daarom werd het huis door architect Van Eck en zijn mede-executeur in
veiling gebracht.
Huizenverzamelaar
Koper werd in 1908 aannemer Nicolaas Rodenburg sr
(1855-1934), die in Delft nog veel meer huizen bezat. Zelf woonde hij
met zijn vrouw Antje Bregman op de Brabantse Turfmarkt 76. Hij kocht
het huis voor zijn zoon loodgieter/timmerman Anthonie Rodenburg
(1878-1943) en diens vrouw Geertje Huisman. Zij hebben er slechts drie
jaar gewoond om vervolgens naar Koornmarkt 97 te verhuizen.

Verhuisbericht
van Anthonie Rodenburg in de Delftsche Courant van
11 april 1911.
|
Van de Prins geen kwaad
Daarna verhuurde Roodenburg het huis tussen 1911 en 1920
aan de ongehuwde Barendiena Harkink (1857-1937). De familie Harkink op
de Koornmarkt waren kennissen van de Roodenburgs. Barendiena bewoonde
het huis aan de Oude Delft samen met haar broer Anton, die als
sigarensorteerder werkte. Zij verhuurde kamers aan studenten. Volgens
haar huidige familie heeft de toenmalige familie Harkink behoorlijk wat
geld geïnvesteerd in het huurhuis. Zo hebben zij de
gasverlichting vervangen door moderne elektrische gloeilampen (met een
net van metalen buizen). In 1920 verhuisde Barendiena naar de Hertog
Govertkade 14 en daarna in 1923 naar Apeldoorn. Volgens
het boek "Van de Prins geen kwaad" ging Prins Hendrik (1876-1934), de
echtgenoot van Wilhelmina, in de jaren 1915-1934 veel alleen op pad en
kwam hij geregeld een borrel drinken op de studentensociëteit
Phoenix. Het gerucht gaat dat hij, in de tijd dat Barendiena Oude Delft
77 huurde, via de wal aan de Westvest, de (toen nog aanwezige) trap
afdaalde de Poppesteeg in om via de achterdeur van Oude Delft 77 bij
een “liefje" te bezoeken. Volgens de verhalen sloot de
politie sloot dan de steeg aan de kant van de Oude Delft tijdelijk af.
Maar misschien bezocht de Prins wel alleen de daar inwonende studenten.
De Prins ging ook soms dineren op de Nieuwe Plantage bij
Gist-directeur Waller in een groot huis met souterrain, waar het
personeel verbleef. Ook de kleine dochter des huizes zocht daar haar
gezelligheid wanneer er soirees gehouden werden. Het huishouden telde
een kindermeisje, een huisknecht, een bellenmeisje, een linnenmeisje,
een kokkin en een hulpje van de kokkin. Prins Hendrik nam altijd een
stuk servies, of glaswerk mee uit de kasten van het paleis. De
dienstmeisjes waren erg op hem gesteld, want zij kregen een fikse fooi
en een klein tikje op de billetjes (met bijbehorende hoge gilletjes).
Dit laatste verhaal komt uit mondelinge overlevering van de dochter van
- het uit Oostenrijk afkomstige- kindermeisje, dat dit meemaakte. "Geen
slecht woord over de Prins"!
Nieuwe sloop afgewend
In 1923 kocht het Rijk Oude Delft 77 aan met
oog op uitbreidingsplannen van de toenmalige Technische Hogeschool
(TH). Al sinds haar oprichting in 1906 droomde de nieuwe instelling van
een groot nieuw hoofdgebouw aan de Oude Delft tussen de Poppesteeg tot
Smitsteeg. In dat bouwblok had zij al een groot aantal panden in
eigendom zowel aan de Oude Delft als aan de Westvest. In 1907 werd een
eerste schetsplan gemaakt gebouw, dat onder meer ruimte moest bieden
aan de Senaat, de TH-bibliotheek en de afdeling der Algemeene
Wetenschappen. In 1926 werd daarvoor onder bouwkunde-studenten een
prijsvraag uitgeschreven, waarop overigens geen inzendingen op zijn
binnengekomen. Andere bouwprioriteiten kregen aanvankelijk de voorrang
en later verhinderden bezuinigingen in de crisistijd en de oorlogsjaren
de uitvoering van de plannen. Na de oorlog koos de TH uiteindelijk voor
een moderne campus in de Wippolder. Daarom werd in 1952 Oude Delft 77
samen met de drie huisjes in de Poppesteeg verkocht aan de toenmalige
huurder, mr. A.B. van Hellemondt.

Het laatste schetsplan voor eventuele nieuwbouw aan de Oude Delft uit
1948. Ook dat ging definitief niet door. Het werd de Wippolder. |
Kamerverhuur
Tussen 1923 en 1936 verhuurde de Staat het huis in de
tussentijd aan Cornelis Johannes 't Hart (1871-1936) kruidenier,
fondsbode en verzekeringsagent. Zijn kruidenierswinkel had ’t
Hart op Vrouwenregt 1. Directeur Openbare Werken
(1922-1948) en gemeentearchitect in Delft ir. Jan de Booij (1886-1955)
was na het stranden van zijn eerste huwelijk in 1929 tijdelijk
onderhuurder bij ’t Hart. De Booij heeft destijds heel wat
afgetobd over het tramspoor dat toen nog over de Oude Delft liep. Wat
hij ook verzon, een verdubbeling van het spoor bleek ter hoogte van de
Poppesteeg onmogelijk. Na meerdere studies (zoals een plan voor een
dubbelspoor in de ‘bak’ van de gracht) stelde hij
tenslotte voor de tram naar de Westvest te verleggen. Die moest
daarvoor echter in 1927 eerst nog worden afgegraven. Tot die tijd was
er aan het eind van de Poppesteeg een lange trap van achttien treden
naar de stadswal, waar op die hoogte ooit de Zeelandse toren heeft
gestaan. De Booij maakte in de jaren 1920 ook diverse
uitbreidingsplannen en was degene die het project
Reineveldbrug/trambrug tot een goed einde wist te brengen. In 2016 is
een straat naar hem vernoemd, De Booijstraat.
Kantoor aan huis
Van 1936 tot 1952 werd mr. Antoni Bernhard van
Hellemondt, advocaat en procureur, de huurder van het huis. Hij
gebruikte de woning tevens als kantoor. Hij had zich vooral toegelegd
op faillissementszaken. Voordien had hij zijn kantoor op Koornmarkt 69
(zie daar).
Als “alleenwonend Heer” vroeg hij
geregeld per advertentie om een “flinke
dagdienstbode” of een “secretaresse, geroutineerd
in steno en typen”. Er hebben verschillende mensen tijdelijk
bij hem ingewoond, zoals in 1943 zijn zuster of nicht, de lerares
Johanna van Hellemond. Hij zat toen, blijkens de vele advertenties erg
verlegen om hulp in huis.
Als de Staat der Nederlanden hem in 1952 het huis verkoopt,
verkoopt hij het kort daarop door aan Gerrit Klapwijk.
Luchtvaartindustrieel
Mr. Gerrit Cornelis Klapwijk (1920-1981) bewoonde het huis
met zijn gezin van 1953 tot 1963. Klapwijk werkte bij Fokker en was
onder andere medeverantwoordelijk voor de ontwikkeling van de Fokker
"Friendship" en "Fellowship" toestellen. In 1963 werd hij benoemd tot
financieel directeur van Eurocontrol in Brussel. Later werd hij
algemeen directeur van Fokker. Klapwijk was ook degene die in de jaren
vijftig de tuin achter het huis creëerde door de huisjes in de
steeg te slopen. De tuinmuur liet hij optrekken met de oude bakstenen
van de huisjes.
Riet Langslaat-Boer, die van 1953 tot 1958 de huishouding
bij de familie deed, vertelde in 2013, dat de politie haar in die tijd
had opgepakt voor het kloppen van de rode lopers in de Poppesteeg. Het
politiebureau zat toen nog een paar huizen verderop (zie Oude Delft
69). Riet woonde in een kamertje op zolder dat de familie voor haar had
laten timmeren. Later is dat een tweede badkamer geworden.
Zoon Pieter Klapwijk vertelde bij een bezoek in 2015, dat
hij als jongetje altijd de kolenkitten moest vullen en dat de kolen via
de steeg in de kelder werden gestort. De grote scheur in het
natuurstenen plaat in de gang kwam hem verrassend bekend voor.
Schoonheidssalon
Na de familie Klapwijk woonde Catharina Kortenbout-Huskens
twee jaar op Oude Delft 77. Zij was secretaresse en had een
lichtblauwe/roze gekleurde schoonheidssalon in de tuinkamer. Op de
bovenste verdiepingen woonden toen opnieuw studenten. Inmiddels kreeg
het huis een met olie gestookte centrale verwarming. De grote ketel
stond in de kelder en de olietank lag ingegraven ter plekke van het
vroegere binnenplaatsje.
Balkon
en serre
In 1965 kocht ir. Henk Geurtsen, directeur gemeentewerken
in Den Bosch, het huis voor zijn zoon Rein Geurtsen en zijn vrouw
Astrid Keers, beide bouwkunde studenten. Zij bewoonden het huis met
vier andere studenten. Bij de eerste schilderbeurt lieten zij het huis
van kleur verschieten. De crème geschilderde natuurstenen
banden werden paars, de crème kozijnen werden donker
paars/blauw en de draaiende delen wit geschilderd. Deze kleuren zijn
inmiddels in de kleurenwaaier “Kleuren maken Delft
mooi” opgenomen. Het balkon, waar je alleen maar op kon staan
zwaaien werd, naar het ontwerp van Rein Geurtsen, verbouwd tot een
erker met halfronde zitbank. Nadat Astrid Keers in 1972
was gescheiden, heeft zij het huis van haar ex-schoonmoeder gekocht.
Tussen 1995 en 2001 heeft zij haar moeder in huis genomen en toen de
begane grond uitgebouwd met een serre op een deel van het oude
binnenplaatsje (ontworpen door ir. Nel Brouwer). De serre staat op
poeren over de, met zand gevulde, ondergrondse olietank.
Nog iets over de voorganger van dit huis
Van het huis dat voor 1898 op deze plek op de
hoek van de Poppesteeg heeft gestaan, is geen afbeelding bekend. Uit de
verkoopadvertentie valt op te maken dat Oude Delft 77 leek op het
huidige buurhuis Oude Delft 79. De plek op de hoek van de Oude Delft en
de Poppesteeg moet al ruim voor de stadsbrand van 1536 bewoond zijn
geweest. In de zestiende eeuw stond hier tot 1593 een
mouterij van Pieter Opmeer die de ruimte besloeg van de huidige
percelen Oude Delft 77, 79 en 81. In dat bedrijf werd gerst
‘gemouten’ op een hete
‘eestvloer’ tot een houdbare grondstof om elders
bier van te brouwen.
Voltimmerd
Omstreeks 1600 is de mouterij en bijbehorend erf ter plekke van de
huidige Oude Delft 77, 79 en 81 in drie panden opgesplitst door de
gebroeders Hendrick en Gerrit Jansz Raes, houthandelaren. Met de
splitsing tussen het hoekpand en het huidige buurpand nummer 79 is
Hendrick Jansz Raes krot voor zijn overlijden in 1612 begonnen. Zijn
erfgenamen hebben dat “voltimmert” en zijn het pand
vervolgens gaan verhuren aan allerhande alleenstaande dames die er elk
maar een of twee jaar hebben gewoond. Opmerkelijk is dat de huur
daarbij van jaar tot jaar nogal wisselde (tussen de 72 en 90 gulden per
jaar), kennelijk afhankelijk van de vlotheid waarmee een nieuwe huurder
te vinden was. Uiteindelijk is zoon Jan Raes het huis zelf gaan bewonen
en is daar in 1635 gestorven, waarna de erven het hebben verkocht.
Details over de verbouwing en de verhuur bleken terug te
vinden
in de rekeningen van de erfenis van Jan’s broer Pieter, die
zijn
oom in opdracht van de Weeskamer voor hem beheerde, omdat hij
vermoedelijk verstandelijk gehandicapt was.
Zeilmakerij,
juwelier en tapperij
Later werd in de jaren 1660-1680 het hoekpand
bewoond door zeilmaker Jacob de Bergh en zijn gezin. Men mag aannemen
dat hij zijn bedrijf daar uitoefende. Halverwege de
achttiende eeuw (1742-1758) woonde en werkte hier juwelier Jacob van
Dijk. Van 1783 tot 1838 was het meer dan een halve eeuw een
kaarsenmakerij van Jan van der Zwan, die ook een tapvergunning had.
Zijn dochter en schoonzoon deden daarna nog kortstondig een poging de
tapperij en kaarsenmakerij voort te zetten. Veel huisjes in de
Poppesteeg waren ook van Jan van der Zwan, waar hij pakhuizen en een
werkplaats had.
Graveur/boekdrukker
In de laatste fase voor de afbraak was Oude Delft 77 veertig jaar
eigendom van vader en zoon Bal. Vader Willem Bal (1808-1898) was
houtgraveur, die in 1843 ooit een zilveren medaille won met houtsneden
om wetenschappelijke werken te illustreren. Ook was hij in 1872 gekozen
tot een van de “gemagdigden voor het kiescollege voor de
Nederlandsch Hervormde gemeente alhier”. Zijn
zoon Willem (1839-1916) was boekdrukker, die zijn drukkerij in het
achtergelegen pandje in de Poppesteeg nr. 7 had. Na zijn huwelijk nam
hij in 1881 Oude Delft 77 (en bedrijf) van zijn vader over. In 1898
verkocht hij de huizen aan de Oude Delft 77 en Poppesteeg nr. 7 en
verhuisde zelf naar de nieuwe Hugo de Grootstraat.
Oude Delft 77 lag op dat moment, volgens de gemeentelijke
indeling (1877-1921) in de nieuwe wijk 3 (hoewel de bewoners voor de
invoering van de straatnummering in 1877 niet beter wisten dan dat ze
in altijd in ‘wijk 2 nummer 11’ hadden gewoond.)
Het wijkbordje “W 3” uit 1898 zit nog steeds op de
gevel van het huidige huis.
Astrid Keers
Bovenstaand verhaal maakte warme herinneringen
los bij Rob van der Horst die daar als student van 1968 tot 1976 op de
zolder heeft
gewoond. Zijn moeder, Miep van der Horst-Hoeven (1919-2007), maakte in
1977 voor hem een wandkleed van het huis (links) en zijn vrouw Helen
Keasberry recent een keramiek (rechts) om het karakteristieke smalle
hoge huis uit hun jeugd in het zonnetje te zetten. |
|
| 
Oude Delft 77 in 2010. (Foto M.M. Minderhoud)

 Boven
het huis op de huidige kadasterkaart van 2023 en onder het vroegere
huis op de oudste kadasterkaart van circa 1825. Het perceel is
toegenomen met een tuin ten koste van drie gesloopte huisjes in de
Poppesteeg. Dat het nieuwe huis een verdieping hoger is dan het
vroegere is op de plattegronden natuurlijk niet te zien.
 Verkoopadvertentie
met beschrijving van het oude huis in de Delftsche Courant van juni
1898.
 Bouwaanvraag
van J.C. de Kleyn voor het nieuwe huis op 3 augustus 1898.
 Het
pas nieuw gebouwde huis in het “foto-album Van
Hagen” van omstreeks 1900. (TU Delft Library, collectie
Trésor)
 Dakkapellen
voor het uitkiezen in de onder aannemers populaire
voorbeelden-catalogus “Architectonische vormleer”
van prof. E. Gugel uit 1887.
 De
restanten van het oude gas-verlichtingssysteem zijn nog zichtbaar in
het plafond. Aan de haak voor de gaslamp hangt nu een elektrisch
peertje. (Foto van de auteur)
 Het
voorgevormde rechthoekige motief past niet helemaal in de schuine
hoek van het plafond aan de kant van de gracht. (Foto van de auteur)
 Advertentie
om op J.C. de Kleyn te stemmen in de Delftsche Courant van 14 september
1892.
 Overlijdensadvertentie
van Kleyn’s vrouw Anna de Jong. Delftsche Courant, 26 mei
1906.
 Bericht
in de De Telegraaf van 25 oktober 1908 naar aanleiding van
Kleyn’s overlijden.

Loodgietersloodje van de firma Rodenburg, waarmee doorgaans hun
regenpijpen werden gesigneerd.
 Handtekening
van Barendiena Harkink.
 Het
boekje “Van de Prins geen kwaad” van Hugo Arlman en
Gerard Mulder waarin de roddels over escapades van Prins Hendrik in de
Poppesteeg worden beschreven.

Situatieschets uit 1907 van het woonblok tussen de Poppesteeg en de
Smitsteeg in het archief van de voormalige Technische Hoogeschool.
 Schetsontwerp
uit 1907 voor een mogelijk nieuw TH-gebouw op het beoogde bouwblok
langs de Oude Delft. Nieuwe onderwijsgebouwen in het gebied van de
Raamstraat en het Oostplantsoen kregen toen echter de prioriteit.
 Een
houtsnede van Jan Heesterman van de Poppesteeg met trap van ruim
twintig treden naar bovenop op de stadswal aan de Westvest, voor de
afgraving van de wal in 1929.

 Vrijgezel
Antoni van Hellemondt met kantoor aan huis zocht geregeld per
advertentie geroutineerde secretaresses en handige, zorgzame
huishoudsters. Boven Delftsche Courant, 31 aug 1942, onder idem 5
januari 1944.
 Advertentie
van mevr. Klapwijk. Trouw, 31 jan 1953.
 Algemeen
Dagblad, 25 okt 1967. Een bewoner vertrekt.

 Het
huis op de hoek Poppesteeg gezien vanaf de voet van de Sint
Jansbrug, met daarboven een uitsnede waarop het balkonbankje is te
zien. Als je goed kijkt zie je daarop ook dat de gevel van het buurpand
flink voorover helt ten opzichte van nr 77 dat kaarsrecht staat. (Foto
van de auteur)
 Het
familiewapen van Pieter van Opmeer.
 De
aankondiging van de verkoping van de “slijterij in sterke
dranken” op de hoek van de Poppesteeg in de Opregte
Haerlemsche Courant van 15 febr 1840. (Delftsche Courant bestond toen
nog niet.)
 Wijkbordje
"W3"
|