Oude Delft 77
  www.achterdegevelsvandelft.nl

Paarse Huis op de hoek van de Poppesteeg

NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

Tot 1898 was Oude Delft 77, op de hoek van de Poppesteeg, een huis van twee verdiepingen met een kap, vergelijkbaar met het buurhuis Oude Delft 79 toen de buurman van nr 79, raadslid J.C. de Kleyn het kocht. De nieuwe eigenaar had grote plannen. Hij liet het oude huis slopen en zijn achterneef Nicolaas van Eck uit Nijmegen een heel nieuw pand ontwerpen.
Het nieuwe huis kreeg een kleine binnenplaats met een deur naar de steeg. Het verhaal gaat dat Prins Hendrik via dat deurtje geregeld in dit huis een liefje kwam bezoeken. Of dat waar is, is overigens wel de vraag.
Tegenwoordig heeft Oude Delft 77 een flinke tuin langs de Poppensteeg achter een muur. Dat komt door de sloop van drie huisjes in de steeg in de jaren vijftig, die destijds eigendom waren van de eigenaar van nr. 77. Het huis heeft in de wandeling de bijnaam “Het Paarse Huis” gekregen.


Het huis van boven, op de rechter hoek van de Poppesteeg, (Luchtfoto Stef Breukel)\

Eclectisch monument
De voorgevel van het huidige pand aan de Oude Delft 77 onderscheidt zich van alle andere gevels aan de gracht. Bij rondvaarten en toeristische wandelingen wordt het huis vaak aangewezen als voorbeeld van Art Nouveau of Jugendstil, maar dat is dus niet juist. De gevel is opgetrokken in een typische laat negentiende-eeuwse, eclectische bouwstijl. Hij heeft kenmerken van verschillende neostijlen, in dit geval verwant aan de Neo-Hollandse Renaissance. In 1993 is het huis op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst en daarna in 2002 aangewezen als Rijksmonument. Het is een waardering voor het belang dat inmiddels aan ‘nieuwe bouwstijlen’ (eind 19e eeuw) wordt gehecht.

‘Niet bewoonbaar’
Johannes Cornelis de Kleyn kocht het oude huis aan de Oude Delft 77 op 6 juni 1898 op een veiling voor f 3.550. In de verkoopadvertentie in de Delftsche Courant werd het toenmalige omschreven als "een Heerenhuis van twee verdiepingen met zolder, vliering en een droge kelder. De keuken heeft een Wel- en Regenwaterpomp met daarboven een kolenzolder". Dat klinkt netjes, maar volgens deskundigen bevond het pand zich "in zoodanigen toestand, dat het alsoo niet bewoonbaar kan worden geacht". Dit voerde De Kleyn althans aan in zijn bouwaanvraag, die hij op 3 augustus 1898 indiende bij B&W. Jammer genoeg is de bouwtekening bij die aanvraag spoorloos verdwenen, evenals de ´bestekken en teekeningen´ die werden genoemd in de advertentie voor de sloop-nieuwbouw.

Aanbesteding
Vier dagen na de bouwaanvraag kondigde architect N. van Eck op zondag 7 augustus 1898 in de Delftsche Courant al de "AANBESTEDING" aan van de sloop-nieuwbouw: "Bestekken met Teekeningen kan men, zoolang de voorraad strekt voor 1 gulden kopen bij den boekhandelaar J. van Oel Jr. op de Koornmarkt 44. De detail-teekeningen liggen ter inzage op Oude Delft no. 79."
Tien dagen later waren er twaalf "biljetten" binnengekomen. Zeven aannemers uit Delft en vijf uit Den Haag werden met naam en bieding in de krant vermeld. De biedingen varieerden van f 4.665 tot f 8.896. Welke aannemer het werk uiteindelijk is gegund, is onbekend.

Links de advertentie voor de aanbesteding van de sloop en nieuwbouw in de Delftsche Courant van 7 augustus 1898. Rechts het bericht van de binnengekomen “biljetten” in de Delftsche Courant van 16 augustus 1898.

Architect Van Eck
Architect Nicolaas van Eck was een achterneef van zowel J. C. de Kleyn als van zijn vrouw A.C.E. de Jong te zijn. De Kleyn en zijn vrouw waren neef en nicht en hadden geen kinderen. De Kleyn moet zeer op hem gesteld geweest zijn. Hij heeft hem ook benoemd tot executeur-testamentair van zijn nalatenschap.
Voor zover bekend is in Delft en omgeving verder geen ander gebouw van hem te vinden. In Nijmegen daarentegen heeft hij als aannemer/architect samen met compagnon Petrus Herman Scheltema diverse woonhuizen in vergelijkbare stijl gebouwd. Het bouwproces en de manier van ontwerpen is voor de periode 1864-1901 uitgebreid beschreven in het boek "Bouwen voor gezeten burgers" van Ineke Pey. Zij geeft onder andere een voorbeeld van twee gespiegelde woonhuizen met verschillend samengestelde gevels in Nijmegen van de firma Van Eck en Scheltema in 1888. In die tijd was het heel gebruikelijk gebouwen te ontwerpen aan de hand van voorbeeld-platen van plattegronden, erkers, balkons en dakkapellen. Ook het ontwerp voor Oude Delft 77 lijkt zo, wellicht in samenspraak met De Kleyn en zijn vrouw te zijn samengesteld aan de hand van een soort IKEA-catalogus.

Balkonnetje en doorlopende privaten
Het nieuwe huis kreeg in 1898 vier verdiepingen. Aan de voorkant werd een erker met balkon gemaakt, wat in de eclectische bouwstijl zeer populair was, maar zelden te zien is aan een Delftse gracht. Het huis heeft een keldertje, een mooi trappenhuis, zeven kamers met mooie plafonds, keuken, badkamer, een zolder en een binnenplaatsje met deur naar de steeg. Er waren twee schoorstenen voor de voor- en achterkamers en "doorlopende privaten". Uiteraard kreeg het huis de moderne gemakken van gas, water en riolering die in de steeg aangesloten werden. Sinds 1877 was daar waterleiding, sinds 1855 al een gemeentelijk gasnet. Van de beerput was voor de lozing van afvalwater in 1876 afscheid genomen. Ook het riool van Oude Delft 79 loopt (nog steeds!) via het plaatsje van Oude Delft 77 naar de steeg. Door verschillende verbouwingen zijn er inmiddels acht kamers, twee keukens, twee badkamers, een dakterras, een serre (op het binnenplaatsje) en een grote tuin (dankzij de drie afgebroken huisjes) met een schuur en deur naar de steeg. Het oorspronkelijke op jute geplakt tengelbehang is nog in veel kamers aanwezig, de buizen voor het oorspronkelijke gas-verlichtingssysteem zijn nog steeds aan het plafond zichtbaar en ook het in 1911 aangelegde electriciteitsleidingen zijn nog bijna overal te zien.


Het nog steeds aanwezige originele trappenhuis. (Foto van de auteur)

Een blik door de erker naar buiten. (Foto Peter van Marle)

Scheve muren
De Poppesteeg staat niet loodrecht op de Oude Delft. Ze ligt in dezelfde richting als de sloten buiten de stadswal. De muren van het huis lopen parallel aan de steeg. Daardoor staat de voorgevel schuin op de zijmuren. Binnen is dat goed te zien aan de plafonds in de voorkamers. De voorgevormde rechthoekige motieven in het plafond passen niet goed in de schuine hoeken. De ene hoek is te ruim en de andere te krap.
De scheidingsmuur tussen Oude Delft 79 en 77, die bij de afbraak van het oude huis in 1898 bleef staan, staat op een andere manier scheef. Hij helt over naar Oude Delft 77. Daardoor zijn de vloeren op iedere verdieping steeds twintig centimeter breder dan het plafond. Met tengel-behang werden die muren in de kamers rechtgetrokken, in de gangen werden ze gewoon schuin afgewerkt.
In het buurhuis Oude Delft 79 liepen tot voor kort de vloeren schuin af richting nr 77. Wellicht is Oude Delft 79 gaan overhellen bij de sloop van het onbewoonbare hoekpand? Bij het recent waterpas leggen van de balken in Oude Delft 79 kwamen de balken soms letterlijk door de gemeenschappelijk muur, die maar een steen dik is. Beide oude huizen vormden namelijk ooit een gemeenschappelijk pand, dat begin 17e eeuw is opgedeeld in twee aparte huizen. (Lees daarover onderaan het verhaal meer)
De voorgevel van het in 1898 gebouwde hoekhuis Oude Delft 77 staat gewoon loodrecht op de stoep, maar de voorgevel van Oude Delft 79 helt daarentegen voorover, zoals bij veel oude grachtenpanden. Dat komt niet door verzakking, maar door het bewust bouwen ‘op de vlucht’ om de kwetsbare glas-in-lood vensters van vroeger tijd zoveel mogelijk tegen inwateren te beschermen.

Gelovig notabel
Toen Johannes Cornelis de Kleyn (1835-1908) zijn nieuwe huis liet bouwen, had hij in 1898 net zijn ijzersmederij aan de Ezelsveldlaan 43 verkocht. De Kleyn was ouderling en kerkvoogd bij de Nederlands Hervormde Gemeente en sinds 1893 voor de Anti-Revolutionaire Partij lid van de gemeenteraad, waarvoor hij op het eind van zijn leven ook tweemaal tijdelijk wethouder was (in 1905 en 1908). Zijn inbreng in de Raad kwam vaak in de krant. Zo twijfelde hij in 1898 aan de noodzaak om de gracht van de Nieuwe Langendijk te dempen.
De Kleyns vrouw, Anna Catharina Elizabeth de Jong, overleed in 1906 op 66 jarige leeftijd. De Kleyn stierf twee jaar later. Hij was toen 72. De levensloop van De Kleyn, “wier hart toch immer klopte voor het welzijn onzer gemeente”, werd op 24 October 1908 uitgebreid beschreven op de voorpagina van de Delftsche Courant. Het graf van Anna en Johannes is nog te vinden op de begraafplaats Jaffa (zie Jaffalaan 1). Aangezien het echtpaar geen kinderen had, moest de erfenis verdeeld worden onder vele verre neven en nichten. Daarom werd het huis door architect Van Eck en zijn mede-executeur in veiling gebracht.

Huizenverzamelaar
Koper werd in 1908 aannemer Nicolaas Rodenburg sr (1855-1934), die in Delft nog veel meer huizen bezat. Zelf woonde hij met zijn vrouw Antje Bregman op de Brabantse Turfmarkt 76. Hij kocht het huis voor zijn zoon loodgieter/timmerman Anthonie Rodenburg (1878-1943) en diens vrouw Geertje Huisman. Zij hebben er slechts drie jaar gewoond om vervolgens naar Koornmarkt 97 te verhuizen.


Verhuisbericht van Anthonie Rodenburg
in de Delftsche Courant van  11 april 1911.

Van de Prins geen kwaad
Daarna verhuurde Roodenburg het huis tussen 1911 en 1920 aan de ongehuwde Barendiena Harkink (1857-1937). De familie Harkink op de Koornmarkt waren kennissen van de Roodenburgs. Barendiena bewoonde het huis aan de Oude Delft samen met haar broer Anton, die als sigarensorteerder werkte. Zij verhuurde kamers aan studenten. Volgens haar huidige familie heeft de toenmalige familie Harkink behoorlijk wat geld geïnvesteerd in het huurhuis. Zo hebben zij de gasverlichting vervangen door moderne elektrische gloeilampen (met een net van metalen buizen). In 1920 verhuisde Barendiena naar de Hertog Govertkade 14 en daarna in 1923 naar Apeldoorn.
Volgens het boek "Van de Prins geen kwaad" ging Prins Hendrik (1876-1934), de echtgenoot van Wilhelmina, in de jaren 1915-1934 veel alleen op pad en kwam hij geregeld een borrel drinken op de studentensociëteit Phoenix. Het gerucht gaat dat hij, in de tijd dat Barendiena Oude Delft 77 huurde, via de wal aan de Westvest, de (toen nog aanwezige) trap afdaalde de Poppesteeg in om via de achterdeur van Oude Delft 77 bij een “liefje" te bezoeken. Volgens de verhalen sloot de politie sloot dan de steeg aan de kant van de Oude Delft tijdelijk af. Maar misschien bezocht de Prins wel alleen de daar inwonende studenten.
De Prins ging ook soms dineren op de Nieuwe Plantage bij Gist-directeur Waller in een groot huis met souterrain, waar het personeel verbleef. Ook de kleine dochter des huizes zocht daar haar gezelligheid wanneer er soirees gehouden werden. Het huishouden telde een kindermeisje, een huisknecht, een bellenmeisje, een linnenmeisje, een kokkin en een hulpje van de kokkin. Prins Hendrik nam altijd een stuk servies, of glaswerk mee uit de kasten van het paleis. De dienstmeisjes waren erg op hem gesteld, want zij kregen een fikse fooi en een klein tikje op de billetjes (met bijbehorende hoge gilletjes). Dit laatste verhaal komt uit mondelinge overlevering van de dochter van - het uit Oostenrijk afkomstige- kindermeisje, dat dit meemaakte. "Geen slecht woord over de Prins"!

Nieuwe sloop afgewend
In 1923 kocht het Rijk Oude Delft 77 aan met oog op uitbreidingsplannen van de toenmalige Technische Hogeschool (TH). Al sinds haar oprichting in 1906 droomde de nieuwe instelling van een groot nieuw hoofdgebouw aan de Oude Delft tussen de Poppesteeg tot Smitsteeg. In dat bouwblok had zij al een groot aantal panden in eigendom zowel aan de Oude Delft als aan de Westvest. In 1907 werd een eerste schetsplan gemaakt gebouw, dat onder meer ruimte moest bieden aan de Senaat, de TH-bibliotheek en de afdeling der Algemeene Wetenschappen. In 1926 werd daarvoor onder bouwkunde-studenten een prijsvraag uitgeschreven, waarop overigens geen inzendingen op zijn binnengekomen. Andere bouwprioriteiten kregen aanvankelijk de voorrang en later verhinderden bezuinigingen in de crisistijd en de oorlogsjaren de uitvoering van de plannen. Na de oorlog koos de TH uiteindelijk voor een moderne campus in de Wippolder. Daarom werd in 1952 Oude Delft 77 samen met de drie huisjes in de Poppesteeg verkocht aan de toenmalige huurder, mr. A.B. van Hellemondt.


Het laatste schetsplan voor eventuele nieuwbouw aan de Oude Delft uit 1948. Ook dat ging definitief niet door. Het werd de Wippolder.

Kamerverhuur

Tussen 1923 en 1936 verhuurde de Staat het huis in de tussentijd aan Cornelis Johannes 't Hart (1871-1936) kruidenier, fondsbode en verzekeringsagent. Zijn kruidenierswinkel had ’t Hart op Vrouwenregt 1.
Directeur Openbare Werken (1922-1948) en gemeentearchitect in Delft ir. Jan de Booij (1886-1955) was na het stranden van zijn eerste huwelijk in 1929 tijdelijk onderhuurder bij ’t Hart. De Booij heeft destijds heel wat afgetobd over het tramspoor dat toen nog over de Oude Delft liep. Wat hij ook verzon, een verdubbeling van het spoor bleek ter hoogte van de Poppesteeg onmogelijk. Na meerdere studies (zoals een plan voor een dubbelspoor in de ‘bak’ van de gracht) stelde hij tenslotte voor de tram naar de Westvest te verleggen. Die moest daarvoor echter in 1927 eerst nog worden afgegraven. Tot die tijd was er aan het eind van de Poppesteeg een lange trap van achttien treden naar de stadswal, waar op die hoogte ooit de Zeelandse toren heeft gestaan. De Booij maakte in de jaren 1920 ook diverse uitbreidingsplannen en was degene die het project Reineveldbrug/trambrug tot een goed einde wist te brengen. In 2016 is een straat naar hem vernoemd, De Booijstraat.

Kantoor aan huis
Van 1936 tot 1952 werd mr. Antoni Bernhard van Hellemondt, advocaat en procureur, de huurder van het huis. Hij gebruikte de woning tevens als kantoor. Hij had zich vooral toegelegd op faillissementszaken. Voordien had hij zijn kantoor op Koornmarkt 69 (zie daar).
Als “alleenwonend Heer” vroeg hij geregeld per advertentie om een “flinke dagdienstbode” of een “secretaresse, geroutineerd in steno en typen”. Er hebben verschillende mensen tijdelijk bij hem ingewoond, zoals in 1943 zijn zuster of nicht, de lerares Johanna van Hellemond. Hij zat toen, blijkens de vele advertenties erg verlegen om hulp in huis.
Als de Staat der Nederlanden hem in 1952 het huis verkoopt, verkoopt hij het kort daarop door aan Gerrit Klapwijk.

Luchtvaartindustrieel
Mr. Gerrit Cornelis Klapwijk (1920-1981) bewoonde het huis met zijn gezin van 1953 tot 1963. Klapwijk werkte bij Fokker en was onder andere medeverantwoordelijk voor de ontwikkeling van de Fokker "Friendship" en "Fellowship" toestellen. In 1963 werd hij benoemd tot financieel directeur van Eurocontrol in Brussel. Later werd hij algemeen directeur van Fokker. Klapwijk was ook degene die in de jaren vijftig de tuin achter het huis creëerde door de huisjes in de steeg te slopen. De tuinmuur liet hij optrekken met de oude bakstenen van de huisjes.
Riet Langslaat-Boer, die van 1953 tot 1958 de huishouding bij de familie deed, vertelde in 2013, dat de politie haar in die tijd had opgepakt voor het kloppen van de rode lopers in de Poppesteeg. Het politiebureau zat toen nog een paar huizen verderop (zie Oude Delft 69). Riet woonde in een kamertje op zolder dat de familie voor haar had laten timmeren. Later is dat een tweede badkamer geworden.
Zoon Pieter Klapwijk vertelde bij een bezoek in 2015, dat hij als jongetje altijd de kolenkitten moest vullen en dat de kolen via de steeg in de kelder werden gestort. De grote scheur in het natuurstenen plaat in de gang kwam hem verrassend bekend voor.

Schoonheidssalon
Na de familie Klapwijk woonde Catharina Kortenbout-Huskens twee jaar op Oude Delft 77. Zij was secretaresse en had een lichtblauwe/roze gekleurde schoonheidssalon in de tuinkamer. Op de bovenste verdiepingen woonden toen opnieuw studenten. Inmiddels kreeg het huis een met olie gestookte centrale verwarming. De grote ketel stond in de kelder en de olietank lag ingegraven ter plekke van het vroegere binnenplaatsje.

Balkon en serre
In 1965 kocht ir. Henk Geurtsen, directeur gemeentewerken in Den Bosch, het huis voor zijn zoon Rein Geurtsen en zijn vrouw Astrid Keers, beide bouwkunde studenten. Zij bewoonden het huis met vier andere studenten. Bij de eerste schilderbeurt lieten zij het huis van kleur verschieten. De crème geschilderde natuurstenen banden werden paars, de crème kozijnen werden donker paars/blauw en de draaiende delen wit geschilderd. Deze kleuren zijn inmiddels in de kleurenwaaier “Kleuren maken Delft mooi” opgenomen. Het balkon, waar je alleen maar op kon staan zwaaien werd, naar het ontwerp van Rein Geurtsen, verbouwd tot een erker met halfronde zitbank.
Nadat Astrid Keers in 1972 was gescheiden, heeft zij het huis van haar ex-schoonmoeder gekocht. Tussen 1995 en 2001 heeft zij haar moeder in huis genomen en toen de begane grond uitgebouwd met een serre op een deel van het oude binnenplaatsje (ontworpen door ir. Nel Brouwer). De serre staat op poeren over de, met zand gevulde, ondergrondse olietank.

Nog iets over de voorganger van dit huis
Van het huis dat voor 1898 op deze plek op de hoek van de Poppesteeg heeft gestaan, is geen afbeelding bekend. Uit de verkoopadvertentie valt op te maken dat Oude Delft 77 leek op het huidige buurhuis Oude Delft 79. De plek op de hoek van de Oude Delft en de Poppesteeg moet al ruim voor de stadsbrand van 1536 bewoond zijn geweest.
In de zestiende eeuw stond hier tot 1593 een mouterij van Pieter Opmeer die de ruimte besloeg van de huidige percelen Oude Delft 77, 79 en 81. In dat bedrijf werd gerst ‘gemouten’ op een hete ‘eestvloer’ tot een houdbare grondstof om elders bier van te brouwen.

Voltimmerd
Omstreeks 1600 is de mouterij en bijbehorend erf ter plekke van de huidige Oude Delft 77, 79 en 81 in drie panden opgesplitst door de gebroeders Hendrick en Gerrit Jansz Raes, houthandelaren. Met de splitsing tussen het hoekpand en het huidige buurpand nummer 79 is Hendrick Jansz Raes krot voor zijn overlijden in 1612 begonnen. Zijn erfgenamen hebben dat “voltimmert” en zijn het pand vervolgens gaan verhuren aan allerhande alleenstaande dames die er elk maar een of twee jaar hebben gewoond. Opmerkelijk is dat de huur daarbij van jaar tot jaar nogal wisselde (tussen de 72 en 90 gulden per jaar), kennelijk afhankelijk van de vlotheid waarmee een nieuwe huurder te vinden was. Uiteindelijk is zoon Jan Raes het huis zelf gaan bewonen en is daar in 1635 gestorven, waarna de erven het hebben verkocht.
Details over de verbouwing en de verhuur bleken terug te vinden in de rekeningen van de erfenis van Jan’s broer Pieter, die zijn oom in opdracht van de Weeskamer voor hem beheerde, omdat hij vermoedelijk verstandelijk gehandicapt was.

Zeilmakerij, juwelier en tapperij
Later werd in de jaren 1660-1680 het hoekpand bewoond door zeilmaker Jacob de Bergh en zijn gezin. Men mag aannemen dat hij zijn bedrijf daar uitoefende.
Halverwege de achttiende eeuw (1742-1758) woonde en werkte hier juwelier Jacob van Dijk. Van 1783 tot 1838 was het meer dan een halve eeuw een kaarsenmakerij van Jan van der Zwan, die ook een tapvergunning had. Zijn dochter en schoonzoon deden daarna nog kortstondig een poging de tapperij en kaarsenmakerij voort te zetten. Veel huisjes in de Poppesteeg waren ook van Jan van der Zwan, waar hij pakhuizen en een werkplaats had.

Graveur/boekdrukker
In de laatste fase voor de afbraak was Oude Delft 77 veertig jaar eigendom van vader en zoon Bal. Vader Willem Bal (1808-1898) was houtgraveur, die in 1843 ooit een zilveren medaille won met houtsneden om wetenschappelijke werken te illustreren. Ook was hij in 1872 gekozen tot een van de “gemagdigden voor het kiescollege voor de Nederlandsch Hervormde gemeente alhier”.
Zijn zoon Willem (1839-1916) was boekdrukker, die zijn drukkerij in het achtergelegen pandje in de Poppesteeg nr. 7 had. Na zijn huwelijk nam hij in 1881 Oude Delft 77 (en bedrijf) van zijn vader over. In 1898 verkocht hij de huizen aan de Oude Delft 77 en Poppesteeg nr. 7 en verhuisde zelf naar de nieuwe Hugo de Grootstraat.
Oude Delft 77 lag op dat moment, volgens de gemeentelijke indeling (1877-1921) in de nieuwe wijk 3 (hoewel de bewoners voor de invoering van de straatnummering in 1877 niet beter wisten dan dat ze in altijd in ‘wijk 2 nummer 11’ hadden gewoond.) Het wijkbordje “W 3” uit 1898 zit nog steeds op de gevel van het huidige huis.

Astrid Keers

  
Bovenstaand verhaal maakte warme herinneringen los bij Rob van der Horst die daar als student van 1968 tot 1976 op de zolder heeft gewoond. Zijn moeder, Miep van der Horst-Hoeven (1919-2007), maakte in 1977 voor hem een wandkleed van het huis (links) en zijn vrouw Helen Keasberry recent een keramiek (rechts) om het karakteristieke smalle hoge huis uit hun jeugd in het zonnetje te zetten.
 

Oude Delft 77 in 2010. (Foto M.M. Minderhoud)




Boven het huis op de huidige kadasterkaart van 2023 en onder het vroegere huis op de oudste kadasterkaart van circa 1825. Het perceel is toegenomen met een tuin ten koste van drie gesloopte huisjes in de Poppesteeg. Dat het nieuwe huis een verdieping hoger is dan het vroegere is op de plattegronden natuurlijk niet te zien.



Verkoopadvertentie met beschrijving van het oude huis in de Delftsche Courant van juni 1898.


Bouwaanvraag van J.C. de Kleyn voor het nieuwe huis op 3 augustus 1898.


Het pas nieuw gebouwde huis in het “foto-album Van Hagen” van omstreeks 1900. (TU Delft Library, collectie Trésor)


Dakkapellen voor het uitkiezen in de onder aannemers populaire voorbeelden-catalogus “Architectonische vormleer” van prof. E. Gugel uit 1887.

 

De restanten van het oude gas-verlichtingssysteem zijn nog zichtbaar in het plafond. Aan de haak voor de gaslamp hangt nu een elektrisch peertje. (Foto van de auteur)




Het voorgevormde rechthoekige motief past niet helemaal in de schuine hoek van het plafond aan de kant van de gracht. (Foto van de auteur)















Advertentie om op J.C. de Kleyn te stemmen in de Delftsche Courant van 14 september 1892.


Overlijdensadvertentie van Kleyn’s vrouw Anna de Jong. Delftsche Courant, 26 mei 1906.


Bericht in de De Telegraaf van 25 oktober 1908 naar aanleiding van Kleyn’s overlijden.


Loodgietersloodje van de firma Rodenburg, waarmee doorgaans hun regenpijpen werden gesigneerd.


Handtekening van Barendiena Harkink.


Het boekje “Van de Prins geen kwaad” van Hugo Arlman en Gerard Mulder waarin de roddels over escapades van Prins Hendrik in de Poppesteeg worden beschreven.


Situatieschets uit 1907 van het woonblok tussen de Poppesteeg en de Smitsteeg in het archief van de voormalige Technische Hoogeschool.


Schetsontwerp uit 1907 voor een mogelijk nieuw TH-gebouw op het beoogde bouwblok langs de Oude Delft. Nieuwe onderwijsgebouwen in het gebied van de Raamstraat en het Oostplantsoen kregen toen echter de prioriteit.


Een houtsnede van Jan Heesterman van de Poppesteeg met trap van ruim twintig treden naar bovenop op de stadswal aan de Westvest, voor de afgraving van de wal in 1929.



Vrijgezel Antoni van Hellemondt met kantoor aan huis zocht geregeld per advertentie geroutineerde secretaresses en handige, zorgzame huishoudsters. Boven Delftsche Courant, 31 aug 1942, onder idem 5 januari 1944.


Advertentie van mevr. Klapwijk. Trouw, 31 jan 1953.


Algemeen Dagblad, 25 okt 1967. Een bewoner vertrekt.



Het huis op de hoek Poppesteeg gezien vanaf de voet van de Sint Jansbrug, met daarboven een uitsnede waarop het balkonbankje is te zien. Als je goed kijkt zie je daarop ook dat de gevel van het buurpand flink voorover helt ten opzichte van nr 77 dat kaarsrecht staat. (Foto van de auteur)


Het familiewapen van Pieter van Opmeer.



De aankondiging van de verkoping van de “slijterij in sterke dranken” op de hoek van de Poppesteeg in de Opregte Haerlemsche Courant van 15 febr 1840. (Delftsche Courant bestond toen nog niet.)


Wijkbordje "W3"

Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Oude Delft 77
Geplaatst: 4 juli 2023
 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft