Op
de plaats van het mooie grachtenhuis Oude Delft 73 was in vroegere
eeuwen een bierbrouwerij gevestigd, genaamd „Het Wapen van
Holland". Volgens Van Bleyswijck waren er voor 1600 aan de Oude Delft
drie brouwerijen gelegen: „Het Wapen van Spanje", „Het
Wapen van Holland" en „Het Wapen van Portugal". Deze brouwerijen
lagen naast elkaar aan de zuidzijde van de Poppesteeg. Ze waren al in
het begin van de zeventiende eeuw opgeheven. De eerste bekende eigenaar
van het huis „Het Wapen van Holland", was in 1588 Cornelis
Schagen. Nadat het pand vervolgens aan verschillende eigenaren was
overgegaan kwam het in 1690 in het bezit van mr. Anthony Adriaansz.
Wevering, heer van Holy, weesmeester, later burgemeester van Delft.
Deze heeft de woning in 1714 verkocht aan Johan Anthonisz. Theodorus
Thierens, weesmeester, die het huis hoogstwaarschijnlijk heeft laten
verbouwen, daar hij het pas een jaar later, in 1715 betrokken heeft.
Het is gebouwd in de Lodewijk XIV-stijl. Deze Franse stijl werd in het
eind van de achttiende eeuw in ons land veelvuldig toegepast. Als
gevolg van de opheffing van het edict van Nantes in 1685 kwamen Franse
vluchtelingen naar ons land, onder wie architecten en onder de invloed
van deze immigranten werden de in het westelijk deel van Nederland
toegepaste stijlen voor een groot deel verdrongen door de Franse. Nog intact De voorgevel met stenen
plinten, is een van de weinige gevels in onze stad die ongeschonden
bewaard is gebleven. Inwendig is er veel vertimmerd. De ongeveer 35
meter lange gang met marmeren tegels en het stucwerk is nogal sober. De
deuren zijn versierd met snijwerk in de Lodewijk XIV-stijl en langs de
keldertrap en in de kelder bevinden zich nog Delftse tegeltjes uit de
zeventiende eeuw. Naar bovengaande ziet men een ruim trappenhuis, dat
zo goed de Franse stijl aangeeft.
In november 1743 kwam het huis in bezit van mr. Gasper Rudolph van
Kinschoten, secretaris van de gemeente Delft, waarna de erfgenamen van
Salomon Staal, raad en oud-burgemeester van Delft, het in 1759 weer
verkochten aan dr. Willem Box, kapitein van de schutterij. Het huis met
tuin en paardenstallen daarachter, met uitgangen tot aan de stadsvest,
bracht toen 14000 gulden op.
Mr. Theodorus van der Aar de Sterke kocht het op 31 maart 1781 voor
18000 gulden. Daarna kwam het in mei 1786 voor 16000 gulden in handen
van Wybo Fijnje, de bekende patriot en uitgever van de Hollandsche
Historische Courant, wonende aan de Wijnhaven. De achterzijde van het
huis werd nu ingericht voor de drukkerij, daarachter waren koetshuis en
stalling. Fijnje had ook her recht om een doorgang onder de Vest te
laten maken en de aan de Vest staande Zeelandsche toren in gebruik te
nemen. Deze toren was in 1773 al voor afbraak bestemd. Van dit recht
heeft Fijnje nooit gebruik gemaakt.
Boze Hagenaars Ruim een jaar nadat hij het
huis betrokken had, op 16 september 1787, toen door de komst van de
Pruisen de Oranjegezinden weer de overhand verkregen, moest hij met
achterlating van alles, uit Delft vluchten. Drie dagen later kwamen
Oranjegezinde plunderbenden uit 's-Gravenhage naar Delft om bij
patriotten de boel te vernielen. Ook van het bewuste huis moesten de
ruiten het ontgelden, doch de dienstboden en de knechts van de
drukkerij wisten door het aanbieden van brandewijn verdere vernielingen
te voorkomen.
Nadat de oude raad weer op het stadhuis was
teruggekeerd, werd het huis van Fijnje onderzocht, doch er werd weinig
bezwarend materiaal gevonden. In de drukkerij bleven nog twee knechts
werken en later stuurde Fijnje vanuit Brussel kopij naar de
meesterknecht, Bartholomeus, waardoor de Hollandsche Historische
Courant op 8 april 1788 weer kon verschijnen. De courant verscheen
daarna in hetzelfde huis bij Cornelis Hogeveen. De drukkerij werd in
1795 naar ‘s-Gravenhage verplaatst en werd overgenomen door Van
Schelle en Co. Bij deze firma kwam in 1796 als corrector de heer J. J.
Stuerman in dienst en deze nam in 1798 de drukkerij over, waarna in
maart van dat jaar bij hem „De Binnenlandsche Bataafsche Courant"
verscheen. Stuerman verplaatste daarna de zaak weer naar Delft, waar
hij op 13 november 1803 het pand Oude Delft 73 van Wybo Fijnje had
gekocht. Dit huis was toen verhuurd aan Pieter Snoeck, oud-secretaris,
later wethouder van Delft. Deze moest het op 1 mei 1804 ontruimd
hebben. Stuerman had hierbij het recht verkregen in het pand te doen
drukken en uitgeven een courant, waarmede Fijnje voor altijd afstand
heeft gedaan van dat recht. Hiervoor moest Stuerman betaald hebben op 1
mei 1810, aan Fijnje, 10.000 gulden, te betalen jaarlijks 1000 gulden
en 5 procent interest per jaar.
Alleenrecht Delftsche Courant
Vervolgens sloot Stuerman een overeenkomst met het gemeentebestuur van
Delft, waarbij hij mocht doen drukken en uitgeven een courant onder de
titel van „Binnenlandsche Bataafsche, nu Delftsche Courant", met
het wapen van de stad. Het was hem toegestaan deze courant tot 1 mei
1804 te doen drukken in 's-Gravenhage. Hiervoor kwam hij overeen aan
het bestuur van de stad te betalen, het tweede jaar van de verschijning
100 gulden, het derde en vierde jaar 200 gulden, het vijfde jaar 300
gulden en het zesde en volgende jaren 400 gulden jaarlijks, waarbij het
aan niemand was toegestaan, binnen Delft of Delfshaven een courant
onder welke vorm dan ook, te mogen doen drukken en uitgeven. Deze
overeenkomst is aangegaan op 4 november 1803. Hiermede verscheen op 1
januari 1804 de „Delftsche Courant", die we als een vervolg van
de voordien verschenen „Hollandsche Historische Courant" kunnen
beschouwen.
Het bleek na enige jaren, dat de uitgave van de courant niet veel
voordeel opleverde, want op 1 maart 1808 schreef Stuerman aan de
gemeente, dat het hem moeilijk viel aan zijn verplichtingen te voldoen,
o.a. door de slechte tijden, de nog minder goede vooruitzichten en door
het verschijnen van de Staatscourant, waarin vele advertenties werden
opgenomen en omdat men door een advertentie twee of driemaal in een
zelfde blad te plaatsen, in plaats van in verschillende couranten,
zegelrecht kon besparen.
Verbod Kort daarna heeft Stuerman de woning
verlaten en is naast de uitgeverij, aan de Koornmarkt, een boekhandel
begonnen. In het laatst van 1811 maakte het decreet van Napoleon een
einde aan de uitgave van de Delftsche Courant. Het huis aan de Oude
Delft werd daarna betrokken door Willem Krekel, kapitein,
luitenant-commandant van de in de nabijheid pas gevestigde Artillerie-
en Genieschool.
Tegenwoordig is het pand eigendom de stichting De Witte Roos, die
het interieur restaureert en er een voorlichtingscentrum over
duurzaamheid (onder meer wonen en werken) wil vestigen. De stichting
wordt daarbij gesteund door het International Institute for the Urban
Environment. |

In Patriciershuis Oude Delft 73 begon de vermaarde
Wybo Fijnje zijn krant.

Een van de weinig gevels die ongeschonden bewaard is
gebleven. Af en toe is onderhoud nodig..

Ook op de Kaart Figuratief is de diepte van de tuin,
achter
het derde pand rechts van de steeg, goed te zien.

Oude Delft 73 heeft aan het einde van de 19e eeuw
moderne ramen (Collectie TU Delft)
|