Oude Delft 49 www.achterdegevelsvandelft.nl
Fundatie van de Vrijvrouwe Van Renswoude NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.
Dit pand werd gebouwd in de jaren 1756-1759. In de oorspronkelijke opzet strekte het zich over een lengte van 70 meter uit tot aan de Westvest. Om de toetreding van daglicht mogelijk te maken was het grote gebouw met drie binnenplaatsen onderverdeeld in vier achtereenvolgende bouwdelen. Het tweede en derde achterhuis werden later gesloopt, zodat in de huidige toestand slechts ongeveer de helft van het gebouw is bewaard.
Het huis is gebouwd van een omvangrijke legaat van de in 1754 overleden Maria Duyst van Voorhout vrijvrouwe Renswoude. Een vers in de voorgevel herinnert aan deze schenking.

Maria Duyst van Voorhout stamde uit een geslacht van staatsgezinde Delftse brouwers, handelaren en stadsbestuurders. Zij werd op haar twaalfde wees. De niet onaanzienlijke nalatenschap van haar ouders deelde zij met haar jongere zuster Geertruijd (1663-1684). Bovendien had zij een grote erfenis van haar grootmoeder van vaderskant, Geertruit van der Burg, in het vooruitzicht. Maria was dus een begerenswaardige partij. Na het overlijden van haar eerste echtgenoot, Dirk van Hoogeveen, werd zij als 21-jarige weduwe handelingsbekwaam, waardoor zij zelf over haar ouderlijk erfdeel kon beschikken.

Deze zeer rijke dame schonk haar hele nalatenschap aan de weeshuizen van Utrecht, Den Haag en Delft, de plaatsen waar zij gewoond had, onder voorwaarde dat het geld zou worden gebruikt voor een speciale beroepsopleiding om begaafde weesjongens te kunnen laten studeren. De uitverkoren wezen dienden apart van de andere weeskinderen te worden opgevoed en moesten dankzij kennismaking met kunst, techniek en wetenschap een kans krijgen om als goede vaklieden een plaats te vinden in de maatschappij. Onder meer beroepen als landmeter, chirurgijn, bouwkundige, instrumentmaker, militair ingenieur en stuurman op de grote vaart behoorden tot favorieten.

Rijkswaterstaat
Een van de succesvolste leerlingen van het Delftse instituut was Fredrik Willem Conrad, die onder Lodewijk Napoleon als Inspecteur-generaal van de Waterstaat de oprichter en organisator werd van wat wij nu Rijkswaterstaat noemen.
Volgens de voorschriften van de erflaatster moest de Fundaties los staan van de bestaande weeshuizen. In Delft kwam het college van regenten van de nieuwe instelling tot de conclusie dat de bouw van een geheel nieuw en als zodanig ontworpen schoolgebouw het best aan de wensen van de erflaatster tegemoet zou komen. Als locatie dachten ze aan één van de huurhuizen die het weeshuis aan de Oude Delft bezat, ten zuiden van het vroegere St. Barbaraklooster, dat als weeshuis dienst deed. Het huis werd voor 8300 gulden van het weeshuis gekocht, en grotendeels afgebroken, al lijkt de noordelijke zijmuur nog gedeeltelijk voor het nieuwe pand te zijn benut.

Bouwmeester Bollina
De nieuwe regenten gaven de Delftse steenhouwer en stucwerker Joseph Bollina opdracht een school- en woongebouw te ontwerpen voor 30 tot 35 weesjongens met een bestuurskamer voor de regenten, een keukengedeelte en een kamer voor de inwonende binnenvader. Op 12 januari 1756 werd het plan van Bollina goedgekeurd. Vier jaar later werd het gebouw op 11 december 1759 met een drie uur durende feestrede door de nieuwe docent wis- en natuurkunde geopend. 
Bollina was niet alleen de ontwerper van het gebouw, maar ook de centrale figuur die het bouwproces namens de regenten regelde. Daarnaast was hij als uitvoerend kunstenaar hij de bouw betrokken.

Bollina kwam als jonge beeldhouwer en stucwerker uit het Zwitsers-Italiaanse grensgebied naar de Noordelijke Nederlanden. In 1718 huwde hij in Den Haag. In 1732 verhuisde Bollina naar Delft, waar hij een huis met werkplaats kocht aan de oostzijde van de Oude Delft. In meerdere grachtenhuizen in Delft heeft hij zijn sporen nagelaten. Uit de goed gedocumenteerde bouwgeschiedenis van de Fundatie blijkt dat Bollina zich gaandeweg ontwikkelde van uitvoerend kunstenaar tot ontwerper aan wie alle aspecten van de bouw van een huis konden worden toevertrouwd. De bouwsom van dit kapitale pand bedroeg uiteindelijk f 58.000.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
De rijke Maria Duyst van Voorhout


Pentekening van de voorgevel
door F.W. Conrad, ca 1785.


Voorbeeld van het stucwerk van Joseph Bollina in de gang. Foto Rijksdienst Cultureel Erfgoed.

Verhuizingen
Het pand heeft tot 1803 haar functie als fundatiehuis behouden. In de praktijk woonden er nooit meer dan twaalf weesjongens tegelijk. De behuizing was dus wat ruim uitgevallen, zeker in vergelijking met het weeshuis in het oude Barbaraklooster, waar honderden kinderen in werden gepropt. De uitverkiezing om naar de Fundatie te mogen gaan om te wonen en studeren, was dus wel heel bijzonder.
In 1803 verhuisde de Fundatie naar het nog grotere Oude Delft 95. Het bleek een rampzalige beslissing. Door de slechte financiële positie van de Fundatie in de Franse Tijd en de aanslag op haar vermogen bij de nietig-verklaring van staatsschulden, moest het bestuur in 1812 een leerlingenstop afkondigen en verhuizen naar het kleinere Oude Delft 51, naast het hier besproken pand.

Deels gesloopt
In 1843 deed de gelegenheid zich voor het oude Fundatiegebouw terug te kopen. In de tussentijd was het door Abraham Demmers, loodgieter te Rotterdam, en zijn compagnon Jan Dikkenberg te Schiedam verbouwd tot woonhuis. De voordeur en de ramen in de voorgevel waren daarbij vervangen en het achterstuk van het gebouw gesloopt, zodat het ook een stuk goedkoper werd in de belastingen. In 1816 verkochten zij het geheel voor 7000 gulden aan de huurder, burgemeester C. Overgauw Pennis.
Toen de Fundatie het pand in 1843 opnieuw in bezit kreeg, was niet alleen het achterste stuk van het gebouw verdwenen, maar ook was de voormalige onderwijszaal verbouwd tot woonvertrekken. Een groot bezwaar was dat niet, want de pupillen volgden het onderwijs inmiddels hoofdzakelijk in andere bestaande scholen. De Fundatie hield zijn vroegere onderkomen opnieuw een halve eeuw in gebruik.

Ingekort
In 1911 kocht prof. H. ter Meulen het pand en liet het door architect A. van der Lee verbouwen. Weer werd het aan de achterzijde ingekort, zodat het aanvaardbare proporties voor een grachtenhuis kreeg. Achter het huis kwam een ruime tuin, waar eens de meidenspeelplaats van het weeshuis lag.
In 1936 kocht de Vereniging Hendrick de Keyser het pand aan. Aanvankelijk wilde ze het gebouw inrichten als studentenhuis, een functie die niet zover zou hebben af gelegen van de oorspronkelijke, maar in 1938 werd het verhuurd als kantoorruimte. In de jaren 1976-’77 werd een gedeeltelijke restauratie uitgevoerd, die voornamelijk betrekking had op de kappen.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Op de plaats waar dit pand is gebouwd is ook op de Kaart Figuratief, vierde rechts van het poortje naast het Barbaraklooster, zeer diepe bebouwing te zien.


Prof. dr. ir. H. ter Meulen, geschilderd door H. Luns in 1936.

Dit verhaal is een verkorte weergave van de beschrijving van het huis in het boek ‘Huizen in Nederland’, deel Zeeland en Zuid-Holland (1997), p. 352-358, dat onder meer het bezit van de Vereniging Hendrick de Keyser documenteert.

Het is aangevuld met gegevens over Maria Duyst van Voorhout.

>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Oude Delft 49
Geplaatst: 31 januari 2007. Laatste wijziging: 10 februari 2020.
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft