Oude Delft 197 in de 19e eeuw
Een Nieuwe Tijd breekt aan NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.
Met de negentiende eeuw breekt een  Nieuwe Tijd aan. De Franse bezetting, die van Nederland een koninkrijk maakte, is achter de rug. Hier begint, rond 1830, de kadastrale geschiedschrijving, die grondeigendom en huizenbezit veel preciezer vastlegt dan de stedelijke overheid in een eeuwen ervoor. Met dank aan de Fransen, die het invoerden.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
De Oude Delft bij de Oude Kerk vlak voordat de
19e eeuw begint. Schilderij door J.E. la Fargue.
(Collectie Erfgoed Delft Museum Prinsenhof)

 

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Helemaal links zijn nog twee ramen van
Oude Delft 197 te zien. Ansicht rond 1900.

 

 

 

 

Zoals eerder was gebeurd, namelijk in 1684 bij Françoise van Santen, bezat rond 1830 freule Regina Elisabeth Hacket  allebei de direct naast elkaar staande stadspaleisjes Oude Delft 197 en 199. En dus noteerde het nieuwe kadaster voor haar als eerste eigenaresse de volgende percelen :

C 56 huis en erf, tuinhuis en schuren, groot 7,90 are, ook bekend als Wijk 5 nr. 12, (later Oude Delft 197), namelijk het huis waar de jonkvrouw woonde,
C 60 stal en erf, groot 3,07 are, gelegen aan de Schoolsteeg, namelijk een groot koetshuis grenzend aan en dienend tot voorgenoemd herenhuis; te samen dus 10,97 are, alsmede
C 48 stal, groot 2,29 are, een koetshuis en stal staande aan de Stads Vest,
C 54 erf, groot 2,42 are, een tuin achter langs een aantal huisjes langs de Schoolstraat,
C 55 huis en erf, groot 22,30 are, te weten het herenhuis dat eerder bekend was geweest als het huis Spijkerboor, nu als Wijk 5 nr. 6, en later Oude Delft 199.

Bij elkaar ging het om ruim 27 are grond, 2700 vierkante meter.

Theekoepel aan de buitensingel
Het eerste huis, OD 197, was op 12 mei 1792 aangekocht door haar vader Jhr. Pieter Hacket, en heeft  zowel hem als zijn twee dochters tot woning gediend: Louisa Theodora tot aan haar dood in 1823 en  Regina Elisabeth die in 1830 overleed. Beide dames zijn nooit getrouwd geweest, en zij hebben zich in dit fraaie huis kennelijk zeer thuis gevoeld.
Toch heeft Regina, toen zich in 1824 de gelegenheid voordeed, ook het buurhuis erbij gekocht; uitsluitend om de beschikking te krijgen over een theekoepeltje aan het water van de Stadsgracht, de buitensingel.
Nadat de Regina Elisabeth als laatste van de dames op 6 September 1830 was overleden, werd door haar erven dit hele bezit te gelde gemaakt. Johannes Wilhelmus Fijcke verscheen op 19 maart 1831 in het Logement de Gouden Molen voor Simon Adrianus Scholten notaris te Delft, als gemachtigde van alle twaalf erfgenamen. Het bezit zou worden geveild en verkocht aan de meestbiedende. De beschrijving is uitvoerig:  

Tuinkamer, koetshuis, enz.
Numero 1. (dit is nu OD 197)

Een Huis en Erve met een Tuin daar achter, en aan het eind van denzelven Tuin, een Tuinkamer en een vertrek; vervolgens aan de Zuidzijde van denzelven Tuin, een Koetshuis,
Stalling voor Zes Paarden, een Koetsierskamer en een Hooizolder, en daarnevens een open Plaats waarop een Pomp en een Mestput, staande al het voorschrevene bijeen en annex den anderen aan de Westzijde van het Oude Delft binnen de stad Delft, gemerkt wijk 5 numero 12, belend ten Noorden het Perceel nr. 2, en ten Zuiden een vrije Poort en daar nevens de Erven van Jan Steen,hebbende het Koetshuis en Plaats deszelfs uitgangen aan de Noordzijde van de Schoolsteeg, en strekkende het gehele perceel voor van de Straat, tot tegen de schuur en uitgang van het perceel numero twee.
voorts condities betreffende aanvaarding, betaling van belasting, overname van zonneschermen en een verplichting om de doorgang door de tuinmuur tussen de twee percelen dicht te laten metselen.

Numero 2. (dit is OD 199)

Een Huis en Erve, met een Tuin daarachter, etc. etc. vervolgens aan het eind van dezen tuin een Koetshuis en Stalling voor acht paarden, etc..
En behoort nog tot het voorschreven huis ene doorgraving door voornoemde Stadswal met het gebruik van een gedeelte van den Doorn, etc..
dat wat betreft de Tuin Koetshuis en het Paardestal, de kooper daarvan possessie kan nemen na voldoening van zijn finantiele verplichtingen, maar dat wat het Huis (OD 199) aangaat kooper de nog lopende verhuur aan de heer Pieter Viruly gestand moet doen.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
In de 19e eeuw kwam een grotere raamindeling
in de mode.

Van Rodenburgh en schoonzoon
Kopers worden de heren Cornelis de Jong van Rodenburgh, Schout bij Nacht, lid van de Raad van ‘s Gravenhage en wonende aldaar op het Plein, en zijn schoonzoon Jhr. Gijsbert van Beresteijn, Lid van de Ridderschap van Noord-Brabant, uit Vught. De koopsom:  10400 guldens. Cornelis neemt het geheel in bezit, nadat Gijsbert in januari 1834 zijn aandeel voor 5500 gulden aan schoonpa verkoopt.
In deze transactie zelf speelde het zitje aan de stadsgracht bij de stadswal nauwelijks een rol. De grond onder het zitje was altijd al eigendom van de stad. Het kon dus niet worden mee verkocht, hoogstens opnieuw worden gehuurd.
Maar wanneer in een volgende koopbrief van 1833 de beide huizen weer kort worden
omschreven valt bij  OD 197 toch de volgende toevoeging op.

“en strekkende het gehele perceel voor van de straat tot aan de Stadswal en behorende ook tot dit perceel eene doorgraving door gemelde Stadswal met een gedeelte van den Doorn aan stads Vest echter alleen tot kennelijk wederzeggens toe en mits betalende eene recognitie van een gulden vijftig cents 's Jaars ten behoeve van de Stad voormeld.”

Daarmee is blijkbaar het recht om aan de stadsvest een theekoepeltje te hebben  toegevoegd aan OD 197.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
De benedenzaal achter kreeg een brede
beglaasde pui in empire stijl met deuren die
naar de tuin toe open konden.

Een huurster
Van Rodenburgh vond een geschikte huurder voor Oude Delft 197 in de persoon van vrouwe Hendrika Adriana Viruly, de oudere zuster van de bovengenoemde Viruly. Zij was recent de droevige jonge weduwe geworden van Jan Carel Boon, Heer van Zwammerdam, maar was al snel hertrouwd met  Mr. Jan Daniel Hoekwater JWz., notaris in Schiedam.
De huurovereenkomst gold voor vier jaar, ingaande 1 mei 1834 en eindigende op de laatste april 1838, voor een som van 725 gulden de eerste drie jaren en 750 gulden in het laatste jaar, vrijgeld. Hij wordt verlengd tot uiteindelijk april 1845.
Intussen was de heer Van Rodenburgh overleden. Zijn dochter Johanna Hillegonda de Jong van Rodenburgh  besluit het bezit af te stoten. Spijkerboor (nu OD 199) wordt verkocht aan Cornelis Theodorus van Meurs, kapitein der Artillerie te Delft. Het kleine stukje tuin achterin aan de stadsvest, plaats van de theekoepel, werd per ongeluk mee verkocht.
Mevrouw Hoekwater (vrouwe Hendrika Adriana Viruly), de buurvrouw van 197, deed daarna nog een poging om de situatie te redden. Er is correspondentie bewaard gebleven aan de heer J.D.Hoekwater, Jzn. te Delft, waar uit blijkt dat bij de verkoop aan Van Meurs inderdaad een klein gedeelte van de tuin van Hoekwater is overgegaan, maar dat de huur daarvan vier jaren blijft gelden, en dat er geen huur zal worden gevraagd.
Meer kan een huurder niet verlangen.
Als Hoekwater overlijdt, besluit zijn weduwe (die zich overigens  vrouwe Van Zwammerdam laat noemen) in 1846 om haar huurwoning Oude Delft 197 toch maar aan te kopen. Zij blijft er tot aan haar dood in 1876 wonen. Ze werd 90 jaar.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
De bewoners van OD 197 hadden behoefte
aan een theekoepel langs de stadsgracht.
Deze stond in 1824 langs de Haagweg in Delft.

Veel noten op haar zang
De vrouwe van Zwammerdam had, ook toen zij het huis nog huurde, veel noten op haar zang. Er werd verbouwd, vertimmerd en geschilderd. De verbeteringen die zij aanbracht, zijn nauwkeurig vastgelegd in het huurcontract dat zij op 26 Januari 1834 sloot met Van Rodenburgh,. Het bevatte vele bepalingen.

In artikel 1.
De verhuurder neemt aan
(1) den achtergevel te laten vernieuwen en grote ruiten in de nieuwe ramen te zetten,
(2) een boven sekreet te doen plaatsen,
(3) den zoldertrap geheel te veranderen en gemakkelijker te maken,
(4) de kamers des voorgevels met nieuwe ramen en grote ruiten te laten voorzien, en
(5) voorts zodanige verdere reparatieën en amelioratieën daar te stellen als zekere tekening deswege door den Heer Nieuwenhuis, architect te sGravenhage geformeerd is medebrengende;
(6) het huis van buiten en binnen te doen verven, tenzij er plaatsen gevonden worden waar zulks volstrekt onnodig is;
(7) al de kamers opnieuw te laten behangen, en
(8) aan de stoep ter gemakkelijker optreding een leuning te laten maken.

In artikel 2.
(9) De vrouwe huurster, verlangende in den tuin; naar haren smaak, enige veranderingen te maken, wordt aan Haar Edele zulks bij deze toegestaan; mits evenwel geen bomen rooiende, tenzij deze dood waren, hetgeen op dit ogenblik het geval niet is. Ook blijft het eenmaal geplante het eigendom van de tuin.

En voorts ook nog in artikel 7.
Huurster heeft het volle genot van de tuin en daar wassende vruchten, maar is verplicht om bomen behoorlijk te doen snoeien en aanbinden en de tuin te bemesten.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Vanaf de Westsingelgracht aan de stadsvest had men
een mooi landelijk uitzicht. Tekening van Balthasar
Joosz uit 1823. Vaag is rechts een theekoepel te zien.

 

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Aan het einde van de 19e eeuw was de Westsingelgracht er nog steeds, maar er was veel nieuwbouw verrezen. (Foto Henri de Louw, collectie Erfgoed Delft Gemeentearchief)

Alles is terug te vinden
Zelfs achteraf zijn alle wijzigingen goed terug te vinden.
(ad 1.) De achtergevel van het woonblok werd opnieuw gemetseld, en het geheel met grote ruiten bezet. En inspelend op een intensiever gebruik van de tuin werd de benedenzaal als tuinkamer met een brede beglaasde pui naar de tuin toe open gelegd.
De grote raamkozijnen die daar bij vrij kwamen, zijn elders in het huis hergebruikt.
(ad.2.) Door van de zuidelijke tussenkamer een strook af te nemen, en die van een eigen venster te voorzien kwam er nu ook boven ruimte voor een fatsoenlijk secreet.
(ad.3.) Ook nog het oude wenteltrapje naar de zolder werd vervangen door 'een bekwame trap'. Alvorens die trap met wagenschot af te timmeren hebben op 23 Juni 1834 "Barend Hey timmerman van Voorburg en Jacobus Geenen knegt ook van Voorburg" op de oude muur nog met hun naam en datum getekend. Zelfs Jan van der Kamp, de loopjongen, tekende stiekem mee. Zij waren gedrieën in de vroege morgen uit Voorburg, helemaal langs de Vliet komen lopen, met die trap op hun handkar.
(ad 4.) Ook in de voorgevel zijn alle ramen voorzien van de grovere vensterindeling, die in de Empire tijd mode was geworden. Maar de kozijnen zelf bleven gespaard, zo dat zij in 1960 heel eenvoudig weer met de oorspronkelijke kleine vensters konden worden bezet.
(ad 5.) De verdere veranderingen  betreffen vooral het inwendige van het huis, waar met name op de verdieping het wooncomfort aanzienlijk is vergroot.
(ad.5.) Daarbij heeft Nieuwenhuis het kleine dwarsgangetje ontworpen, dat tegelijkertijd alle achterkamers beter ging ontsluiten. Verder konden ook nog de grote ramen --- die beneden in de tuinkamer waren vrij gekomen --- hier op de verdieping worden aangebracht rondom de binnenplaats, waardoor die verdieping ineens royaal van daglicht werd voorzien.
(ad.8.) Aan de ingang werd de stoep, "ter gemakkelijker optreding", van een sierleuning voorzien, en bovendien werd de stoep opgewaardeerd door boven om de deur een lijst aan te brengen in Empirevormen naar het ontwerp van de architect Nieuwenhuis .

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Ook deze schouw in OD 197  moet in de
19e eeuw zijn gemaakt.

Maar de klassieke indeling --- die het huis midden in de 18de eeuw had gekregen --- is niet wezenlijk veranderd. Het Rococopaleisje bleef als zodanig door de eeuwen heen bewaard.

Nico Roorda van Eysinga
Ontleend aan zijn studie Stadspaleizen aan de Oude Delft

 
terug naar Oude Delft 197