Het huidige Gemeenlandshuis van het waterschap
Delfland is van oorsprong een laatgotisch woonhuis dat zijn huidige
uiterlijk in grote trekken kreeg omstreeks 1505. Eigenaar was toen de
rijke Delftenaar Jan de Huyter, destijds baljuw en dijkgraaf van
Delfland, en tevens schout van de stad Delft. Bovendien was hij pachter
van het hopgeld, een nevenfunctie die hem in de bierstad geen
windeieren legde. De diverse hopbelletjes die in de stenen gevel zijn
uitgehakt, getuigen daar nog van. Hardstenen
gevel en toren Omstreeks 1505 vergrootte De
Huyter de bestaande bebouwing aan de zuid- en achterzijde en voorzag
het nieuwe huis van de opmerkelijke hardstenen gevel en een toren. De
stenen voor de gevel kwamen uit Belgisch Brabant, en zijn het werk van
steenhouwer Le Prince die op diverse stenen zijn merkteken heeft
achtergelaten. Ook voor de monumentale gevel hier
verrees, stond op deze plek al een voornaam woonhuis. Opgravingen bij
de verbouwingen in 1988 hebben zelfs de fundamenten blootgelegd van een
middeleeuwse woontoren van 7 bij 7 meter met muren van een meter dikte,
een bouwwerk van kasteelachtige allure uit de tijd dat Delft net haar
stadsrechten had gekregen (1246). Ook aan de voorzijde van het gebouw
waren bij een eerdere verbouwing in 1933 al zeer oude gemetselde
funderingsresten aangetroffen, die dateren uit de tijd van de eerste
stenen huizen. Het laatgotisch huis
Het laatgotische Huyterhuis bestaat uit drie samengestelde bouwdelen.
Het middelste deel is daarvan het oudst. Tussen de twee middelste
vensters zit achter het wapen van Holland een nis. Oorspronkelijk stond
daarin een Mariabeeld, dat waarschijnlijk de Beeldenstorm niet heeft
overleefd. Ook de hoekpilaartjes op de trapgevel, de
‘pinakels’, zijn minder hoog dan ze vroeger
blijkens oude afbeeldingen zijn geweest. Achter het
middengedeelte van de voorgevel zat vroeger de
‘voorzaal’, de rechtervleugel achter de ingang,
diende alleen als imponerende entree, al zat achter in de hoek achter
de muur nog een wenteltrap naar boven verborgen. Achter de
linkervleugel van de gevel zat oorspronkelijk, naast nog een portaal
met trappartijen, de bottelarij en de keuken. De deftige woonvertrekken
of ‘salets’ lagen achter aan de tuinzijde. Tussen
de voorzaal en de achtervertrekken lag het
‘comptoir’ en de ‘griffie’.
Ontwikkeling van Oude
Delft 167 in beeld, vanaf rond 1400 tot het huidige Hoogheemraadschap.
|
Statussymbool
Het torentje, met een zeemeerman als windvaan, is een typisch
statussymbool dat past bij een dergelijk rijk gebouw en zijn bewoner.
Het bood de mogelijkheid de hele stad te overzien en ook over de
stadswallen een blik op Delfland te werpen. Ooievaar
Bij de grote stadsbrand van 1536 liep ook dit huis schade op, maar de
hardstenen gevel doorstond de brand. Volgens de overlevering zou
tijdens de brand een ooievaar een nest hebben gehad op het dak van het
huis en met haar vleugels haar jongen hebben proberen te beschermen
tegen de vlammen en dit met haar dood hebben moeten bekopen. Het
verhaal is door Cornelis Musius, de prior van het St. Agatha-klooster,
in dichtvorm vastgelegd. Toen keizer Karel V kort na de
grote brand in 1541 Delft bezocht, heeft hij in dit huis bij Jan de
Huyter gelogeerd. Volgens een ander sterk verhaal zou hij De Huyter
toen hebben gevraagd waarom dit fraaie huis niet door de brand
getroffen was. De Huyter zou hem toen gevat hebben geantwoord:
“Dit huis niet, maar dat wat er stond wel,
majesteit.” Na de Geuzenrevolutie van 1572 werd
het huis van De Huyters geconfisceerd, omdat de toenmalige eigenaar,
Jan de Huyter, de kleinzoon van de bouwer, als Spaansgezinde regent de
stad was ontvlucht en actief collaboreerde met de Spanjaarden. Hoewel
de familie nog lang tegen de onteigening heeft geprocedeerd, hebben ze
het huis nooit teruggekregen en zijn ze ook nooit meer in Delft
teruggekeerd. ’s Heeren
Herberghe Na de Opstand bood het huis korte
tijd onderdak aan het Hof van Holland. Daarna deed het dienst als
’s Heeren Herberghe, een logement voor voorname gasten van de
stad en de Staten van Holland. ’s Heeren Herberghe was de
oude benaming voor een tijdelijk logeeradres van de landsheer.
Uiteindelijk heeft één van de gasten van dit
verblijf, legeraanvoerder Graaf van Hohenlohe, het gekocht. De graaf
was een ijzervreter met een nogal ruwe reputatie. Hij bracht het tot
opperbevelhebber van het Staatse leger, en trouwde met Maria van Buren,
de oudste dochter van Willem van Oranje. Zijn nazaten
zouden het in 1645 na de nodige strubbelingen uiteindelijk verkopen aan
het Hoogheemraadschap Delfland. Dat verbouwde het inmiddels aardig
verwaarloosde pand voor destijds aanzienlijke bedragen tot het
Gemeenlandshuis van het waterschap. Dankzij vele verbouwingen en
uitbreidingen met omliggende panden en kantoren is het dat tot op de
dag van vandaag gebleven. Omstreden
figuur De bouwer van het Huyterhuis was geen
bescheiden man. Zo heeft hij in zijn rijkversierde gevel onder meer
ordetekenen laten opnemen van het Gulden Vlies, een illuster
gezelschap, waarvan hij zelf, voor zover bekend, nooit deel uitmaakte.
In de gevel zijn ook een H en een P aangebracht. Dat zou kunnen duiden
op zijn eigen naam en de voornaam van zijn vrouw Petronella van
Diepenhorst. De carrière van De Huyter als
dijkgraaf en schout was geplaveid met affaires. Zo kreeg hij in 1510
conflicten omdat hij binnen Delfland de functies van Hoogheemraad en
Dijkgraaf wilde combineren. De regels stonden dat niet toe, en in 1518
bevestigde Karel V dat nog eens. Om zijn critici tenslotte de wind uit
de zeilen te nemen, besloot hij het dijkgraafschap te verpachten.
‘Spel ende quaat’
Ook met de stadsbestuurders raakte hij in een machtsstrijd verwikkeld
over bevoegdheden van het baljuwschap en de benoeming van de zogenaamde
ambachtsbewaarders op het platteland. Die strijd zou meer dan een halve
eeuw voortslepen en uiteindelijk ten gunste van de stad beslecht
worden. In de machinaties rond de benoeming van een nieuwe dijkgraaf
werd De Huyter in 1522 door zijn tegenstanders aangeduid als:
“de meester van alle spel ende quaat…”,
waartegen hij fel van leer trok. De stadsbestuurders
hadden meer met hem te stellen, omdat hij als schout, benoemd door
Karel V als vertegenwoordiger van het landsbestuur, een stevige voet
tussen de deur had in het bestuur. De kwesties liepen hier zo hoog op
dat burgemeesters en schepenen een officiële klacht tegen hem
indienden bij de keizer en hem een boete trachtten op te leggen van
10.000 gulden. Volgens de burgemeesters was De Huyter
“ri(j)ck en van groote vrinden” en had hij
“lange tijt genouxh zijn spel gespeelt”. De Huyter
verweet hen de stad als dekmantel te gebruiken voor wat zij niet recht
in zijn gezicht durfden te zeggen. Deze affaires sleepten zich
eindeloos voort. Een echte beslissing werd nooit genomen. Daarvoor was
De Huyter een te belangrijke pion, ook voor Karel V. De Huyter bleef
schout tot zijn dood in 1541. Kleinzoon
De omstreden De Huyter overleefde zijn zoon Jan. Daarom vererfde zijn
huis uiteindelijk aan zijn oudste kleinzoon, die eveneens Jan de Huyter
heette. Na de Opstand in 1572 vluchtte deze kleinzoon naar Utrecht,
waar hij zich liet strikken voor een regentenfunctie in het Spaanse
bestuur en de Spaanse veldheer Valdez met raad en daad ter zijde stond
bij diens beleg van Leiden. Daarmee was zijn toekomst in het nieuwe
Delft van de Oranjes verkeken. In de
verkoop
In 1575 besloten de Staten van Holland het in beslag genomen huis te
verkopen om met de opbrengst de garnizoenen te betalen. Voor het koopje
van 2500 gulden ging het huis naar een driemanschap van prinsgezinde
magistraten: de raadspensionaris mr. Paulus Buijs, de Delftse
burgemeester mr. Cornelis de Conink, en de Dordtse regent mr. Jacob
Muijs. Het bleken stromannen, want twee jaar later werd het huis voor
hetzelfde bedrag doorverkocht aan de stad Delft. Oogmerk van de
transacties zal vermoedelijk zijn geweest om het huis uit handen te
houden van de familie De Huyter. Het huis werd toen, zoals gezegd,
gastenverblijf ten behoeve van het stadsbestuur en de Staten van
Holland. Drankzuchtige legeraanvoerder
Als gastvrouw in ‘s Heeren Herberg werd Jannetje Jansdochter
aangesteld. Zij was de weduwe van Mr. Hendrik Junius, de rector van de
Latijnse School. Ze mocht in het pand commensalen houden en wijn
tappen, mits de heren studenten maar op tijd plaats zouden maken als er
hoge gasten kwamen.
Dat probleem deed zich voor toen zij opdracht kreeg generaal Philips
Graaf von Hohenlohe te ontvangen. De man was berucht om zijn
drankzucht, rokkenjagerij en lomp gedrag. De weduwe ging uiteindelijk
schoorvoetend akkoord, na financieel te zijn gepaaid.
Het verblijf beviel de graaf kennelijk goed, want hij besloot het huis
in 1583 te kopen voor 5500 gulden. Daarmee maakte de stad dus een
aardige winst. Twee dochters van
Willem van Oranje
In 1595 trouwde graaf Van Hohenlohe met Maria (Maaike)van Buren,
dochter van Willem van Oranje uit diens huwelijk met Anna van Buren.
Maria ontmoet Philips als zij elf is, wil volgens de verhalen alleen
hem als echtgenoot, maar krijgt hem pas als ze 39 is. Het echtpaar had
in het huis 26 bedienden, maar hield Delft al een jaar na hun huwelijk
voor gezien. Maria woonde liever op het familiekasteel in Buren. Aan de
oude Delft werd een conciërge aangesteld.
Kort daarop werd het huis enige tijd verhuurd aan Emilia van Nassau,
ook een dochter van Willem van Oranje, uit diens huwelijks met Anna van
Saksen. Emilia trad op als gastvrouw aan het hof van haar broer
Maurits. Daar ontmoette zij de Portugese troonpretendent Emanuel met
wie zij in 1598, zeer tegen de zin van Maurits, in het geheim trouwde.
Het jonge paar nam zijn intrek in het Huyterhuis, maar werd
uiteindelijk verbannen en mocht zich niet meer aan het hof vertonen.
| | | | Graaf
Philips van Hohenlohe, atelier Jan Anthonisz. van Ravestein (coll.
Rijksmuseum). | Maria
ook wel Maaike van Buuren huwde na jaren wachten Van Hohenlohe. |
Emanuel van
Portugal, korte tijd huurder. | Emilia van Nassau kreeg samen met Emanual tien
kinderen. | Huyterfamilie
claimt het
Na de dood van Philips van Hohenlohe bleef het huis in deze grafelijke
familie. Het werd onder anderen bewoond door Steelant, de drossaard van
Buren.
In 1625 deed Emilia van Nassau een poging om het huis te kopen. Zij had
inmiddels samen met Emanuel tien kinderen gekregen, maar haar relatie
met haar Portugese prins was de facto op een scheiding uitgelopen.
Emanuel was om financiële redenen naar het Hof in Brussel
vertrokken. De koop ging niet door omdat de familie De Huyter opnieuw
juridische procedures begon om het huis terug te krijgen.
Toen de claim van de De Huyters na jaren procederen werd afgewezen,
rees er in 1639 binnen de familie Van Hohenlohe onenigheid over de
verkoop. Kandidaat was ene Jean Sallengre, die 24.000 gulden voor het
huis had geboden. Na vijf jaar geharrewar werd die koop toch gesloten.
Dure aanwinst voor Delfland
Sallengre deed goede zaken. Hij kon het huis binnen een jaar, in 1645,
voor 30.000 gulden en 150 gulden speldengeld voor zijn vrouw, verkopen
aan het Hoogheemraadschap van Delfland. Ook die koop verliep niet
zonder problemen, want de Hoogheemraden van Delfland hadden de koop
gesloten, zonder de Hoofdingelanden daarin te betrekken. Tot dan toe
stond het Gemeenlandshuis van Delfland in Maassluis.
De ingelanden waren niet blij met de kostbare aanwinst in Delft, te
meer niet toen bleek dat de Hoogheemraden ook al direct 8700 gulden aan
ingrijpend herstel hadden besteed. Uiteindelijk liep dit conflict met
een sisser af en werd er nog eens voor het destijds niet geringe bedrag
van 25.000 gulden aan het nieuwe onderkomen voor het waterschap
vertimmerd. Leonard Bramer
Aan de voorgevel werden in hardsteen de wapens van Delfland en de
Hoogheemraden aangebracht. Ook het wapen van Holland, dat vermoedelijk
al sinds 1572 het Mariabeeld verving, werd nu in steen uitgehakt.
Bovendien werd de gevel geschilderd. Binnen werd aan de linkerzijde een
nieuw voorsalet gemaakt met een duur goudleren behang (kosten 1190
gulden). In de vergaderzaal kwamen gobelins van 3796 gulden. En de
Italiaans geschoolde Delftse schilder Leonard Bramer kreeg opdracht om
een fresco en een schoorsteenstuk met een waterval te maken. Het
goudlederen behangsel is in 1810 vervangen door een papieren behangetje
van 90 gulden, zo blijkt uit de archieven van het huis. Naar
Den Haag?
Het is merkwaardig dat de Hoogheemraden na de uitvoerige en kostbare
verbouwing reeds in 1670 het besluit namen om naar Den Haag te
verhuizen en het Gemeenlandshuis te Delft te koop aan te bieden. De
Hoogheemraden vergaderden liever in het chique Den Haag, inmiddels het
centrum van de macht.
De stad Delft kwam echter direct in het geweer en beriep zich bij het
Hof van Holland op besluiten van Karel V, waarin werd bepaald dat het
Hoogheemraadschap zijn rechtdagen binnen Delft moest houden. Ook de
hoofdingelanden gingen zich met de zaak bemoeien, waardoor het hele
verhuisplan uiteindelijk niet doorging. Vanaf
1693 diende het huis evenwel niet langer als woning voor de secretaris
van Delfland. Als beheerder werd toen een
“kastelein” aangesteld. In 1697 kreeg het
Hoogheemraadschap het verzoek van de Staten van Holland om het huis te
verhuren aan een Franse gedelegeerde bij de vredesonderhandelingen te
Rijswijk. Ondanks grote bezwaren is het Hoogheemraadschap op dat
verzoek ingegaan. Het ving er 4000 pond voor, plus 133 pond vergoeding
voor gebroken glazen. Zelf huurde het in de tussentijd voor 1400 pond
elders op de Oude Delft een huis.
| | | Sepiatekening
van het gebouw door A.Oltmans in 1835. | Foto van de situatie
in 1870. | Mooi
beeld van een rustige Oude Delft met een paar nieuwsgierige
toeschouwers. | Wapens
weggehakt In 1765 werd het gebouw rechts
achter de poort gesloopt en vervangen door een tuinkamer. In dit jaar
nam de secretaris ook weer zijn intrek in het huis. In 1782 kwam er een
discussie of het torentje niet moest worden afgebroken omdat het in
zo’n slechte staat verkeerde. Het geringe prijsverschil van
slechts 120 gulden tussen afbreken of herstellen redde de toren.
Met de Bataafse revolutie van 1795 werd geordonneerd “dat
alle waepens en teekenen van Heraldie binnen een korte tijd zoo van
voor de gebouwen, als uijt kerken en andere publicque plaatsen moesten
worden geamoveerd”. Er is toen ijverig gehakt. Op schilden
boven de voordeur zijn later opnieuw de familiewapens aangebracht, nu
niet meer gebeeldhouwd maar geschilderd. Toen Napoleon in 1811 Delft
bezocht, werden voor de zekerheid ook de wapens van Holland en Delfland
aan de voorgevel met grote blikken schilden aan het zicht onttrokken.
Buurhuizen ingelijfd
In de jaren 1888-1891 vonden belangrijke interne verbouwingen plaats.
Onder meer werd toen een brandvrij archief ingericht. Er kwam meer
kantoorruimte, de Dijkgraaf kreeg een eigen kamer en er kwam een
technische dienst onder leiding van een Ingenieur. Ook de
secretaris-rentmeester kreeg een ruimere ambtswoning. En de gevel werd
van haar 17e-eeuwse gele verflaag ontdaan. In 1931-1933 vond opnieuw
een flinke aanpassing en uitbreiding van het gebouw plaats. In de jaren
1972-1975 werd een nieuwe kantoorvleugel aan de Phoenixstraat gebouwd
en in 1988 werden de naastgelegen panden Oude Delft 165, 163 en 161 bij
het complex ingelijfd. | |
Het merk van
steenhouwer Le Prince, dat op vele hardstenen onderdelen
te zien is.
Jan de Huyter liet kort na 1500 het torentje bouwen,
een statussymbool
Een
zeemeermin als windvaan bekroont het torentje.
Hopbelletjes op de gevel verwijzen naar De
Huyters functie: pachter van het hopgeld.
Prent uit de 17e eeuw (Van Bleiswijck). De pinakels op de
gevel waren toen veel hoger dan ze nu zijn.
Volgens overlevering broedde tijdens de grote
stadsbrand van 1536 een ooivaar op het huis. (Collectie
Archief Delft).
Detail van een schilderij van de grote stadsbrand in 1536. De
gevel van het Huyterhuis bleef staan, vlakbij de Oude Kerk. (Collectie
museum Prinsenhof)
Nachtelijk feest bij het Gemeenlandshuis. Schilderij uit 1648
door Egbert van der Poel. (collectie museum Prinsenhof)
Een zeventiende eeuws beeld van de Oude Delft
bij het Huyterhuis door de Amsterdamse schilder Jan van
der Heyden
Een kaart Nicolaes en Jacob Kruikius uit 1712, het gebied
waarin Delfland het water beheert. Bron Midden-Delfland.net.
De
Heere Grave van Hohenloe biedt te koop aan
…Segget voorts, in het jaar 1639.
Midden in de onderste rij huizen het Huyterhuis, met
torentje. Detail Kaart Figuratief, omstreeks 1675.
Familiewapens van de Hoogheemraden opnieuw aangebracht.
|