Het
huis Oude Delft 159 is een degelijke patriciërswoning die, gezien
de voorgevel, in de tweede helft van de achttiende of het begin van de
negentiende eeuw fors gemoderniseerd is met een daklijst, grote ramen
en deurpartij. Het pand achter de gevel is, net als de meeste huizen op
het rijtje, vermoedelijk een stuk ouder en dateert waarschijnlijk in de
basis van kort na de stadsbrand van 1536. Het huis behoorde tot de
bezittingen van het Sint Hieronymusklooster, maar is daarna
waarschijnlijk voor eigen rekening weer opgebouwd door ene Jacob Jansz
die Paep, die het tot de Reformatie heeft bewoond. Het grenst nog
steeds aan een van de toegangs-poorten van het klooster. Na de
onteigening van het klooster bij de protestantisering in 1572 kwam het
in bezit van de stad. Kort daarna is het verkocht aan wielmaker Wouter
Adriaensz. Wijnkopers Een kleine twintig jaar
later verkoopt de wielmaker het huis aan wijnkoper Wouter Ottensz van
de Brugghe, die aan het verbouwen sloeg. Hij heeft het huis,
vermoedelijk aan de achterzijde, van een ‘nieuwe camer’
voorzien. De buurman van nu 157, de houthandelaar Pieter van Ruiven,
wilde wel even van te voren vastleggen dat hij geen inkijk wilde hebben
van vensters, lichten of gaten in de muur aan zijn kant van het huis.
Van de Brugge heeft ook niet lang zelf in het huis gewoond, want in
1600 komen we hem tegen als brouwer in Het Conduyt aan het Oosteinde
(zie aldaar nr 137-139). Het huis aan de Oude Delft had hij toen verhuurd aan stadssecretaris Jacob Andriesz.
Kort daarop is het in 1605 opnieuw door een wijnkoper gekocht, Frans
van Leeuwen. Het huis blijkt dan inmiddels de naam Rochel te dragen,
naar de Franse havenplaats La Ro-chelle, waar veel van de verhandelde
wijn vandaan zal zijn gekomen.
Na hem volgen hier in de zeventiende eeuw nog diverse andere
wijnkopers, onder wie Abraham Troost. Als deze in 1635 komt te
overlijden, hertrouwt zijn vrouw met Josua Hennebaert, die ook de
handel in wijnen voortzet. In 1640 geeft Josua de eigenaar van Oude
Delft 161, aan de overzijde van de poort, toestemming om balken in zijn
muur te leggen om de poort te overkluizen. De poort draagt daarbij de
naam Sint Hieronymus of Calcoenspoort.
Eenzame weduwe
Hennebaert komt in 1660 te overlijden. Het huis komt daarna kortstondig
in handen van een schoolmeester, Matheus de Roo, die echter nauwelijks
tijd moet hebben gehad om er een (kost-)school te beginnen. Binnen een
paar jaar verkoopt hij het weer door aan ene Jacob van der
Sleijde, van wie we weinig weten, behalve dat hij waarschijnlijk de
stamvader is van een aantal generaties notarissen en stadsbestuurders.
Zijn vrouw en hij betrokken in 1669 als pasgetrouwd stel het huis, maar
vijf jaar later was zij al weduwe. Pas 25 jaar later verkoopt zij het
aan de buurman van het huidige pand Oude Delft 157, Samuel van der
Heul. Na hem erft zijn dochter Debora het, en daarna zijn kleindochter.
Het blijft daarmee ruim 60 jaar in die familie.
|
|
|
De poort tussen Oude Delft 159 en 161 gaf ooit
toegang tot het Hieronymusklooster. |
Pieter
de Hooch schilderde in deze omgeving. Dit zou de Hieronymuspoort kunnen
zijn, gezien op een achtererf. Buurhuis 159 ontbreekt. (Collectie
National Gallery Londen). |
Nog een keer Pieter de Hooch met poort,
maar nu rechts een fijn terrasje. (National Gallery of Scotland). |
Deftige huurders Wat de familie precies met
het huis voor ogen heeft gehad, is niet geheel duidelijk. Wel blijkt
dat ze er zelf niet hebben gewoond, maar het huis hebben verhuurd.
Omstreeks 1715 is hier stadssecretaris Andries van der Goes van Naters
(1680-1730) de bewoner, samen met zijn vrouw Elisabeth Pauw. Van het
paar hangen in het Prinsenhof nog een stel geschilderde portretten,
bruiklenen uit het familiearchief van deze familie.
Notariskantoor Halverwege de achttiende eeuw
treffen we de notaris Johan Arnoldus Prijn, tevens klerk bij ’t
Gemeene land (d.w.z. de landelijke overheid). Hij vestigde zich in 1747
als notaris en komt hier in 1749 als bewoner in een belastingregister
voor. Eigenaar is dan burgemeester Abraham van Bleyswijck (getrouwd met
kleindochter van Van der Heul), tevens de buurman op Oude Delft 157.
Als hij in 1761 overlijdt, koopt Prijn het huis van de erven voor 2100
gulden. Volgens de koopakte heette het huis toen ‘vanouds
Rochel’.
Prijn beëindigt zijn notarispraktijk in 1775 en overlijdt in 1797,
maar zijn erven blijven nog geruime tijd eigenaar van het pand.
Een erg voordelige tijd was het ook niet om onroerend goed te moeten
verkopen. Omstreeks 1800 verhuren ze het aan de heer en mevrouw
Wijnandt.
|
|
|
Detail
Kaart Figuratief. Bij 16 is de Hieronymuspoort. Rechts daarvan Oude
Delft 159, met ook toen het dak evenwijdig aan de straat. |
Kadaster 1832: Oude Delft 159 beetje groter. |
Kadasterkaart: Oude Delft 159 nu. |
Raadslid en leerhandelaar
In de nadagen van de Franse tijd verkopen de erven Prijn het huis aan
de leerlooier Gerardus Kranendonk. Kranendonk behoorde tot de opkomende
katholieke elite in de stad, en had met de revolutie van 1795 toegang
gekregen tot het stadsbestuur. Zijn familie zou sindsdien een eeuw lang
op het kussen blijven zitten in de gemeenteraad.
Leerlooier was in die tijd een kapitaalkrachtig beroep. In de voorraden
huiden ging nogal wat geld zitten. Het was ook een handel die het in
militaire tijden goed deed. De kuipen met huiden stonden overigens niet
bij zijn huis op de Oude Delft, maar op een terrein aan de Gasthuislaan
vlakbij de Oostpoort. In 1822 had hij daar vijf werklieden in dienst.
Verder had Kranendonk ook een tuin aan de singel tegenover de
Oostpoort, en diverse andere huizen in de stad.
|
|
Affiche ter aankondiging van de verkoping van het huis in 1837. |
Te koop in 1890, met marmeren gang |
Huisbazen Na Kranendonk komt het huis in
handen van de Rotterdammer Joost van Duim, die het later verhuurde aan
chirurgijn Blommesteijn. Ook de volgende eigenaren verhuurden het huis.
Van 1878 tot 1891 woonde er een makelaar in effecten, J.G. van Hoytema.
In 1891 wordt het verkocht aan de apotheker J.A. Straman, die sinds
1852 zijn apotheek had in De Spaanse Vloot, op de hoek van de Wijnhaven
en de Nieuwstraat. Het blijft via via enige tijd in de familie van deze
apotheker. Van 1903-1905 hield hier de industrieel Andreas Otto
domicilie, en van 1905-1908 de muziekonderwijzer Johannes Petrus
Jodocus Wierts. Vervolgens wordt het pand gekocht door de buurman van
157, Rudolf van Stolk, die het in de jaren 1917-1921 verhuurt aan de
overheid. Het werd Brandstoffenbureau tijdens de schaarste van de
Eerste Wereldoorlog en in de jaren daarna.
Architect In 1964 koopt A.J.H. Haak, architect
en hoogleraar bouwkunde, het huis, waarvan hij tot 2016 het bovenhuis
bewoont. De begane grond behoort tot de kantoren van het
Hoogheemraadschap.
|
Stukje Oude Delft vanaf de Oude Jan.
(Collectie Gemeentearchief)
De Oude Delft ter plaatse, ongeveer honderd
jaar geleden. (Ansicht collectie Lagendijk)
Korte tijd woonden Andries van der Goes en Elisabeth
Pauw op dit adres. Portretten door Philip van Dijk.
(Collectie Museum Prinsenhof, bruikleen
familie Van der Goes van Naters)
Hieronymusklooster op plattegrond van Braun en Hoogenberg, 16e eeuw.
In 1922 is er een baan voor een dienstbode. Dagblad Centrum.
NRC in 1916. Er is kubussuiker te koop op de Oude Delft.
Dezelfde gevelsteen komt
voor op
een schilderij van
Pieter de Hooch.
`Wij moeten eerst dalen willen wij worden verheven'
|