Oosteinde 135-139 |
| www.achterdegevelsvandelft.nl |

|
Voorheen
brouwerij Het Conduyt alias De Drie Sonnen, vol met schilderijen |
| NB:
Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.
|
Oosteinde 135-139 ligt
vlakbij de huidige Yperstraat, vroeger Achtersack geheten, aan het stuk
gracht tussen de Molslaan en de Gasthuislaan. Het dubbele pand bestaat
uit twee huizen. De voormalige garage 135/137 is verdeeld in
appartementen en nummer 139 is tegenwoordig studentenhuis De Oei,
waarin een negental corpsstudenten woont (met een eigen website).
Daarmee is het pand opnieuw omgeven met de geur van bier en drank
waarin deze plek al eeuwen was gehuld. Ooit stond op deze plaats een
bierbrouwerij, die aanvankelijk Het Conduyt heette en later De Drie
Sonnen.
 De
bouwtekening uit 1902 van architect C.S. van Doorne. |
Aannemersarchitectuur
Het dubbele woonhuis met bedrijfspand is gebouwd in 1902 en
inmiddels tot gemeentelijk monument verheven, als goed voorbeeld van de
“eclectische aannemersarchitectuur” uit die tijd.
Deze stijl probeerde met de blokken, banden en consoles een beetje de
bouwstijl uit de renaissance van drie eeuwen eerder na te bootsen. De
architect was C. S. van Doorne. In 1935 is er rechtsonder een
modernistische winkelpui bij verzonnen met glas-in-loodraampjes in het
bovenlicht. Een klein reclamebordje aan de gevel vermeld
“Witte Kruis, tegen alle pijnen”, herinnert aan de
drogisterij die hier vroeger zat. Achter de brede deurpartijen links
zat oorspronkelijk smederij Van Etten, die het pand heeft laten bouwen.
Van hoe het pand eruit zag dat hier voor 1900 stond, hebben
we alleen een vaag beeld dankzij een foto die van veraf, vanaf de
Oostpoort, is genomen. Met een sterke vertekening schuin van opzij
toont ze een fors gebouw met een vrij hoge kap en daaronder een
lijstgevel die ongetwijfeld later (begin 19e eeuw?) is aangebracht. Van
binnen moet het pand behoorlijk donker zijn geweest, want op de
verdieping telt het twaalf meter brede pand slechts twee ramen. De
grote zolder lijkt vrijwel helemaal geen lichtinval te hebben gehad.

De smidse kort voor (links), en kort na 1902 (rechts), beide met met
rijtuigen voor de deur. De beelden zijn sterk uitvergroot uit
foto’s die vanaf de Oostpoort zijn genomen. |
Het Conduyt Het
pand van voor 1900 was zeer fors, maar in de 16e eeuw was haar
oppervlakte nog groter. Aan de straat omspande het toen de ruimte van
het huidige Oosteinde 131 t/m 139, ter grootte van drie ruime
grachtenhuizen. Vermoedelijk dateerde de brouwerij al van voor 1500,
want dit stadsdeel bleef bij de grote stadsbrand van 1536 gespaard. De
oudste gegevens die we daarvan kunnen terugvinden dateren echter van
1543 toen ene Cornelis Jansz hier de brouwer was. Omstreeks
1560 werd de brouwerij eigendom van Hendrick Dircksz, die zich later de
achternaam Verburch ging aanmeten. Kennelijk heeft hij het nodige aan
de brouwerij verspijkerd, want volgens het belastingregister voor de
Tiende Penning van 1561 werd hij tijdelijk van belasting vrijgesteld
omdat hij het pand net voorzien had van een nieuw
“kruyswerck”. Daarmee zal de dakconstructie zijn
bedoeld, die dus wellicht ook aan de zijkanten trapgevels bevatte.
Verder vermeldt het register dat de brouwerij beschikte over een
rosmolen om gerst te malen. Verburch was vermoedelijk ook de eerste die
de brouwerij de bedrijfsnaam Het Conduyt gaf. Dat blijkt onder meer uit
de ledenlijst van het Gilde van de Zoete Naam Jezus waarvan hij samen
met zijn vrouw Trijntje Ewoutsdr in tijd voor de Reformatie lid was. “Conduyt”
betekende in oud-Nederlands een pijp of buis, maar in Delft had het een
andere betekenis: de Amsterdamse graanhandelaar en dichter Roemer
Visscher, echtgenoot van de Delftse brouwersdochter Aegfen Onderwater,
spreekt in zijn destijds populaire boek "Sinne-poppen" (1614) van "...een koperen instrument, het
welck tot Delft een Conduyt, en voort over al in Hollandt een Kraen
ghenaemt wordt: en dat neem ick daer uyt, om datse van eender aert en
werckinge zijn, bysonder alst in een tonne steeckt daer goet nat in
is..." De bijgevoegde afbeelding laat een tapkraan zien
die in een bierton werd gestoken: een toepasselijk symbool voor een
brouwerij.
Zeeuwse
klandizie
Als in het begin van de Tachtigjarige Oorlog
de stad veel volk aantrekt, onder andere door de aanwezigheid van het
hof van Willem van Oranje, besluit Verburch in 1578 het zuidelijkste
deel van zijn brouwerij aan het Oosteinde apart van de hand te doen. In
1589 doet zijn weduwe hetzelfde met een huis aan de achterzijde in de
Achterzak (de huidige Yperstraat). Die weduwe zette na de
dood van haar man in 1588 het bedrijf voort samen met haar zoon Claes
Verburch. Notariële akten verraden waar de brouwerij zoal
zaken deed. Zo werden er diverse zaakwaarnemers gemachtigd om namens de
brouwer of diens weduwe openstaande rekeningen te verzilveren in
Zierikzee, Vlissingen en Arnemuiden. Later werd ook een afnemer in
Nijmegen achterna gezeten om nog 23 halve vaten bier af te rekenen.
In 1599 verkopen moeder en zoon de brouwerij voor 8.700
gulden aan Wouter Ottensz van der Brugge, die getrouwd was met
Claes’ dochter Aeltje. Zelf was Claes Verburch inmiddels
actief in de brouwerij De Drie Hamerkens aan de Brabantse Turfmarkt. In
1600 telde Het Conduyt bij een belastinginspectie twee brouwketels en
drie eesten om de mout te verwarmen en daarnaast nog zeven andere
stookplaatsen. In 1629 nam Gijsbrecht van Zuijlen de brouwerij over.
Hij kreeg van het stadsbestuur toestemming om op de kant van de gracht
een ‘bostelhuisje’ te plaatsen.
‘Bostel’ was de drab die in de brouwketels
overbleef als het bier in de vaten was geschept. Het was gewild
veevoer, waarmee nog een aardige cent te verdienen viel.
De
Drie Sonnen
In 1643 kocht Cornelis Lourisz van der Houve Het Conduyt
voor 10.900 gulden, waarvan hij 3.000 gulden betaalde voor het
“groot en cleyn brougetou”. Hij doopte de brouwerij
om in De Drie Sonnen. Deze nieuwe naam nam hij mee van de Koornmarkt,
hoek Pepersteeg, waar hij eerder een brouwerij had met dezelfde naam
(zie Koornmarkt 111).
Aan het Oosteinde kreeg de nieuwe brouwer al snel te maken
met de pachter van het bieraccijns Adriaen van Leeuwe die twee
brouwersknechts met een bierboom (een houten draagbalk) ziet sjouwen
waarin een half vat hangt, gemerkt met de drie zonnen van de brouwerij.
Als hij vraagt naar het belastingbiljet, zeggen zij dat het nog in de
brouwerij ligt. De knechts krijgen een bekeuring en het bier wordt in
beslag genomen, nadat Van Leeuwe er eerst ruim van heeft geproefd. Van
der Houve heeft niet lang mogen profiteren van zijn nieuwe brouwerij.
Reeds na drie jaar kwam hij te overlijden. Dat we toch uitvoerig bij
hem stilstaan, komt omdat zijn nalatenschap uitvoerig is beschreven met
oog op de belangen van zijn minderjarige kinderen. In dat omvangrijke
stuk is veel over de handel en wandel van het bedrijf terug te vinden.
| |  De
huidige aanblik van het pand.

Het perceel op de oudste kadasterkaart van 1823.

De opmeting van het nieuwgebouwde dubbele pand in 1902.

De situatie op de kadasterkaart van 2020.

Reconstructie-tekening hoe de voorgevel van het pand er voor de afbraak
ongeveer heeft uitgezien, op basis van de foto hiernaast.

Het pand op de Kaart Figuratief van omstreeks 1675, met de hijskraan
van de brouwerij aan de kant van de gracht.

De passage en illustratie over het Conduyt in de Sinne-poppen van
Roemer Visscher uit 1614.

Knechts en een meid aan het werk in de brouwerij. Ets van onbekende
tekenaar.

De vergunning d.d. 29 mei 1629 aan Gijsbrecht van Zuijlen in
’t Conduyt om aan de gracht een
‘bostelhuijsken’ te maken volgens aangewezen
afmetingen.

Twee brouwersknechts met een vat bier aan een bierboom.
|
Huis vol schilderijen en kanaries
Behalve
de werkvertrekken van de brouwerij telde het pand destijds dertien
woonvertrekken. Het had een poort die van het Oosteinde toegang gaf op
de plaats achter de brouwerij waar de kolen lagen. Dat blijkt uit het
‘camertge boven de poort’ waar een kantoortje was
ingericht en een
‘tabacq bancquetge’ stond. Van de dertien
vertrekken werden er maar
liefst vier als keuken of keukentje betiteld. Dat hield niet in dat in
al die vetrekken ook gekookt werd. Dat gebeurde, gezien de inrichting,
alleen in de keuken ‘bij de brouwerij’. De andere
vertrekken heetten
waarschijnlijk zo, omdat daarin een schouw stond ter verwarming. In de
keuken waar wel gekookt werd, stonden overigens ook vijf kooien met
kanaries. In die keuken hingen bovendien twee schilderijen van de
Delftse schilder Jacob Vosmaer. Hij is vooral bekend van zijn
bloemenschilderijen, maar wellicht waren het hier keukentaferelen.

Stilleven van de Delftenaar Willem van Aelst (1649). (Museum Prinsenhof) |
Blompotge
van Vosmaer
In het huis hingen nog veel meer schilderijen
van een
kwaliteit die we tegenwoordig in een museum tegenkomen. In de voorkamer
aan de straat hing een ‘blompotge’ van Vosmaer en
een bord met een
stilleven van Van Aelst. In de keuken achter de voorkamer, waar dus
niet gekookt werd, hing het ook vol schilderijen, waaronder een
waterval van Knipbergen, een schilderij van twee papegaaien en een
schilderij in ebbe lijst, met ‘daerin drije naecte
beelden’. Ook het
nichtje van Van der Houve schijnt vaardig geweest te zijn met het
penseel, want van haar worden enkele schilderijtjes genoemd, waaronder
een tronie (portret) van een oude man. Elders in huis
hingen een
achtkantig schilderijtje van de Delftse schilder Leonard Bramer, twee
landschappen van Van Groenewegen, een landschap van Bronchorst, drie
met pen op doek getekende zeestukken van Witmont, een
‘freuijtge’ van
Cornelis Jacobsz Delff en diverse zeeslagen, waaronder een kopie van de
slag bij Duins.
Voorraden
in de brouwerij
In de brouwerij lag naast het
‘walingadt’ (het rookgat) 14
hoet zomermout in een kast en naast de eesten ook nog 23 hoet. (Een
Delftse ‘hoet’ mat ruim 1100 liter en bestond uit
32 ‘schepels’. Die
inhoudsmaat voor graan werd door heel Noordwest Europa als rekeneenheid
gebruikt. Het toont de belangrijke plaats die Delft ooit in deze handel
innam.) Achter op de ‘denning’ (moutzolder) lag bij
de trap 7 hoet
wintermout. Achter het bierhuis lag nog eens 25 hoet wintermout en 33
hoet zomermout.
 Moutzolder.
(Encléclopedie van Diderot) | In
de brouwerij lag verder vijf hoet oosterse haver, drie
hoet
zwarte haver, een hoet boekweit en ‘omtrent’ drie
hoet hop. Verder lag
er een partij eesthout, voor het moutvuur, en op de plaats een grote
partij Schotse kolen en twee partijen kolen uit Luik, waarmee de
brouwketels gestookt werden. Het turf dat daarvoor vroeger werd
gebruikt, had toen al voor een belangrijk deel afgedaan, al had Van der
Houve in Zoetermeer nog een aantal lapjes grond, waar hij zijn eigen
turf liet graven. Hij bezat die deels samen met zijn broer Jacob, die
bierbrouwer was in Leiden.
| |  Een
Romeins fantasielandschap van Pieter Groenewegen, die tussen 1633 en
1643 werkte in Het Gouden Hoofd aan de Hippolytusbuurt. (Collectie
Rijksmuseum)

De verloochening van Petrus door Leonard Bramer, schilder aan de
Koornmarkt (1642). (Collectie Rijksmuseum)

Pentekening op doek van Heerman Witmont (1605-1684), die ook enige tijd
in Delft werkzaam was. (Nationaal Maritiem Museum, Londen)

Bloemstuk van de Delftenaar Jacob Vosmaer (1584-1641). (Collectie
Rijksmuseum)

Keukenstuk van Cornelis Delff (1570-1643), wiens schildersatelier in
huidig Koornmarkt 66 was. (Musée Henri Dupuis, St Omer, Fr.)
|
Bierschulden
Voor het graan waarvan de mout gemaakt werd,
was in de
brouwerij zelf geen plek meer. De 72,5 zak die Van der Houve daarvan in
voorraad had, lagen bij Sebastiaen van der Cost, elders op het
Oosteinde.
De administratie van de bierverkopen was in handen van Van
der
Houves dochter Aeffgen (19 jaar), die de bierschulden aan tientallen
particulieren en kleine kroeghouders in Delft en omgeving nauwgezet
bijhield. Zo kreeg de brouwerij nog 8 gulden en 10 stuivers van Huijch
Sas die in de Pepersteeg had gewoond, maar inmiddels naar
Oostindië was
vertrokken. De commissaris bij de Rotterdamse Poort was nog fl 52,25
schuldig. Daniël van der Brugge, waard in het Hemelrijck,
stond voor
197 gulden op de lat. Tapper en wolcammer Anthonijs Feijs in de
Achtersack, pal achter de brouwerij, had een schuld van f 239,50. Met
Bob de Waard int Swijnshooff in Rotterdam bestond een meningsverschil
over 16 gulden voor bier, waarvan de kroegbaas zei dat hij ze nooit
gekregen had. Zo trekken er talloze kroegbazen in het grootboek aan
onze ogen voorbij. Daarbij valt op dat veel van het bier inmiddels zeer
dicht om de hoek van de brouwerij werd geconsumeerd.
Grote
zaken
Dat is opvallend, omdat uit de boekhouding
blijkt dat Van
der Houve ook de grote zaken niet schuwde. Hij had enkele aandelen in
de VOC, maar lijkt zijn grootste geld niet met bier te hebben verdiend,
maar met zijn deelneming in de West Indische Compagnie en de handel op
Brazilië, vooral in suiker en tabak. Bij zijn
overlijden was hij
voor 7.912 gulden mede deelnemer in het schip ‘De Swaen van
Delft’ dat
de Delftse Kamer van de WIC naar Brazilië had uitgezonden.
Uiteraard
had Van der Houve voor de uitreding van dit schip ook 35 ton bier
geleverd en andere fourage, zoals vijf vaten vlees. Verder was hij ook
deelnemer in vier andere handelsschepen (fluitschepen) onder bevel van
schippers uit Schiedam.
| |  Bierbrouwerij
in bedrijf. Tekening van Jan Luycken. (Collectie Rijksmuseum)
|
Durfkapitaal in actie
Na de dood van Van der Houve werd de brouwerij overgenomen
door
Isaack Elsevier, die bekend geworden is als oprichter van de
gelijknamige uitgeverij. Overigens is hij al met al van 1620 tot 1625
maar vijf jaar huisdrukker van de Leidse universiteit geweest. Daarna
stortte hij zich als rusteloos ondernemer op tal van andere zaken. Via
het uitbaten van een herberg in Rotterdam en een carrière
als
‘geweldige provoost’ bij de admiraliteit (soort
gevangenis-directeur)
stortte hij zich op het brouwen van bier. Daarvoor sloot hij in 1643
een contract met compagnon om in Schiedam brouwerij de
‘Haeswint’ of
Windhond’ (alias Hazewindhond) te exploiteren, maar dat
ontaarde al
snel in slaande ruzie met zijn partners. In Delft liet hij zijn oog
vallen op De Drie Zonnen van de overleden Van der Houve. Daarvoor moest
hij wel in de buidel tasten, want de brouwerij was destijds voor 8.000
gulden belast met schulden.
 Stilleven
met vissen van de Delftse schilder Abraham van Beijeren.
(Collectie Rijksmuseum) |
Nog meer
schilderijen en onbetaalde rekeningen
De exploitatie van de Drie Sonnen liet hij aanvankelijk
over aan
zijn zoon Isaack Elsevier de jongere. Dat werd geen succes. In 1651 nam
pa alle schulden van hem over en tekende de zoon een verklaring dat hij
voor fl 23.700 bij zijn vader in het krijt stond. In ruil daarvoor
droeg hij hem al zijn bezittingen over. Daaronder bevonden zich 35
schilderijen van erkende meesters. Een deel daarvan zagen we al
hierboven. Die waren kennelijk in de brouwerij blijven hangen. Nieuw
waren verder onder meer een ‘stuk’ van de
stilleven-schilder Abraham
van Beijeren, die ook in Delft werkzaam is geweest, een
‘stukge’ van de
genreschilder Adriaen van Ostade en drie stuckgens van
landschapschilder Philips Koninck. (De waarde van de 35 schilderijen
werd samen getaxeerd op het in onze ogen bescheiden bedrag van fl
474,50.) Ook droeg hij het boek met openstaande vorderingen van de
brouwerij over. Ook hierin weer zo’n 350 afnemers (vooral in
Delft en
omgeving, Den Haag en Rotterdam) die samen voor meer dan fl 10.000 aan
onbetaalde rekeningen open hadden staan voor bier uit de brouwerij. En
twaalf boeren moesten nog 1.140 gulden bostel afrekenen.
Pa besloot vervolgens zijn andere zoon Simon op de
brouwerij te
zetten. Kort daarop overleed de oude Elsevier op zakenreis in Keulen.
Simon, die voordien een oorlogsschip had bestierd, wist de brouwerij
nog ruim tien jaar gaande te houden tot de zaak wederom op de fles
ging. Daarna ging Simon zich in de ‘Delftse
Boterton’ op de
Hippolytusbuurt aan de boterhandel wijden.
Lijk in de gracht
De brouwerij werd in 1662 voor 14.000 gulden
‘bij decreet’
uit het faillissement overgenomen door notaris Schalkius van der Walle.
Dat werd overigens weldra een zaak van zijn weduwe, die het - wellicht
met een zetbaas - toch ruim dertig jaar wist vol te houden. In die voor
het Delfts bier tobberige tijden een hele prestatie. Op 19
december 1666 was er grote consternatie toen het lijk van
brouwersknecht Pieter Florisz van Duijn uit het koude water van het
Oosteinde werd gevist. Hoe dat zo kon gebeuren, vermelden de archieven
niet. Misschien is de werknemer - al of niet beneveld - door het ijs
gezakt, want de winter van 1666/’67 was zeer streng en het
begon in
december al hard te vriezen, volgens weerhistoricus Buisman.
 Lijkschouwing
van de verdronken brouwersknecht Pieter Florisz van Duijn. |
Uitkoop van de brouwerij
In 1700 werd de brouwerij met rosmolen
opgekocht door de
‘Gezamentlijke Brouwers en Brousters van Delft’ om
hem stil te leggen.
Dat was destijds een gebruikelijke methode om de moordende concurrentie
in te perken. Het grootste deel van het pand aan de straat werd
verkocht aan mr. timmerman Aert Swart. Hij moest daarvoor een
scheidingswand aanbrengen voor de ‘gerstback’ en de
‘kelderkamer’, die
zuidwaarts uitkwam op de Achterzak. Dat gedeelte, waarin zich ook de
denninge (moutzolder) bevond, werd door gezamenlijke brouwers als
pakhuis verhuurd. Bij de afscheiding moesten enkele deuren en vensters
worden dichtgemaakt. Op de bovenverdieping mocht voor de afscheiding
met planken worden volstaan. De aannemer verkocht het pand
aan
de straat vervolgens door aan ene Dirk van Schie, die er een tapperij
begon. Het gebouwtje achter de brouwerij aan de Achterzak,
‘waar de
(ros)molen heeft gestaan’, werd verkocht aan plateelbakkerij
De Dissel om de hoek aan de Molslaan.
 Advertentie
voor de publieke verkoop van brouwerij De Drie Sonnen.
Opregte Haerlemsche Courant van 2 febr 1700.

Verkoopadvertentie in de ’s Gravenhaegse Courant van 10 april
1711. |
| |  Logo
van Uitgeverij Elsevier.

Het gezin van Isaac Elsevier jr en Anna van der Mast circa 1660, door
de Rotterdammer Jacob Ochtervelt. (Wadsworth Atheneum Museum, Hartford
(Connecticut, USA))

Herberg van Adriaen van Ostade. (Amsterdam Museum)

Panoramisch rivierlandschap van de Rotterdamse schilder Philips
Koninck. (in privaat bezit)
|
 Het
interieur van een distilleerderij. (Encyclopedie van Diderot) |
Brandewijnstokerij
Vanaf 1711 komt het pand in handen van Bartholomeus van
Berkel,
de brouwer van de ‘De Gekroonde P’ aan de
Voorstraat. Het blijkt
inmiddels een ‘branderij’ (jeneverstokerij) te
zijn, die vijf jaar
voordien bij de verkoop van een buurhuis branderij ‘De Roo
Leeuw’
heette. Het koopcontract van 1711 spreekt alleen van de voormalige
brouwerij ‘De Drie Sonnen’. De hele inventaris van
de branderij wordt
mee verkocht. Het betreft twee ‘rouwketels’
(ruwketels) en een
distilleerketel met ‘helmen’, drie
‘slangkuipen’ met kopere kranen, en
kopere slangen, achttien beslagbakken, twee loden waterpompen en een
spoelingbak met pomp aan de straat. Verder koperen (mout-)wijnpompen,
houten goten, kopere ‘beckinge om de slangen door te
spoelen’, emmers
en zelfs een ijzeren schop met houten steel, “alles tot de
branderij
behorende”. Niet inbegrepen in de koop was de toonbank en
ander
meubilair in het voorhuis, dat eigendom was van een niet nader genoemde
huurster, die daar een kroeg uitbaatte. Van Berkel ging
zich
naast bier steeds meer op de sterke drank toeleggen. Zijn zoon Martinus
zette aan het Oosteinde de zaak voort en lijkt er in 1750 zelfs enige
tijd te hebben gewoond voor hij het ouderlijk huis aan de Voorstraat
betrok. In de loop van de 18e en begin 19e eeuw groeiden de katholieke
Van Berkels dankzij de alcoholica uit tot een van de rijkste families
van Delft (zie Voorstraat
36-40).
Slijterij
Bij verkoop van
het bedrijf in 1784 heette het pand weer vanouds ‘De Drie
Zonnen’, maar
diende nu slechts tot het slijten van sterke drank. Ook dat was niet
altijd van succes verzekerd, want in handen van Adriaan Hoes ging de
zaak opnieuw al snel failliet. In 1793 waren de schulden opgelopen tot
meer dan 15.000 gulden. Behalve het grote pand op het Oosteinde
verhuurde het echtpaar een aantal huizen in de stad en een blekerij aan
de huidige Oostsingel. Maar dat mocht niet baten, want die waren
allemaal beleend. Een van de schuldeisers was branderij De Papegaay van
Van Berkel, die nog fl 993,80 te goed had voor geleverde
spiritualiën.
In de kroeg in het voorhuis trof de notaris vier grote
brandewijn ‘stukken’ en elf kleine dranktonnen met
kopere kranen. Maar in geen van die vaten zat nog een druppel drank.
Opmerkelijk was dat
zich in deze ruimte ook nog altijd een bedstede bevond en een kast met
kleding en linnengoed. Daarachter bevonden zich een
‘binnenkamer’ met
een ‘Engelse schoorsteen’, een
‘slaapkamertje’, een keuken met grote
schouw, een ‘tuinkamer’ en een
‘zijkamer’. Daarachter drie pakhuizen:
het voorste, het middelste en het achterste. De kelder en de pakhuizen
waren voor dertig gulden per jaar verhuurd aan Adriaan van Berkel. De
kolossale zolder was destijds zo goed als ongebruikt. De notaris
noteerde daar alleen wat ‘rommeling’ en een
vogelkooi.
 Verkoopadvertentie
in de Rotterdamsche Courant van 1 aug. 1793. |
Doorstart
De slijterij kreeg een doorstart onder leiding van Maria
Kaas.
Zij besloot daarbij opnieuw delen van het pand en het bijbehorend erf
af te splitsen, die de Van Berkels eerder deels weer bij elkaar gevoegd
hadden. In 1829 werd de voormalige brouwerij/branderij
eigendom
van de slijter Theodorus Marquant, en ook het braakliggende terrein
daarachter aan de Achtersack. In de Franse tijd rond 1800 werd veel
onroerend goed afgebroken. De hele buurt rond de Pieterstraat ging daar
in die tijd bijna aan ten gronde. Toen Marquant het pand, nog steeds
“vanouds genaamd De Drie Zonnen”, in 1843 na
veertien jaar in openbare
verkoop bracht, ging het niet alleen om “een slijterij in
sterke
dranken”, maar was daarachter opnieuw een
“likeurstokerij”, met daarin
“eene distilleerketel met slangenvat en tinnen
slang”.
Hoefsmederij
en rijtuigbouwer
Koper werd de smid Antonie Zegveld, die het voor het eerst
een
heel andere bestemming gaf. Aan de uitvalsweg naar het platteland via
de Oostpoort had hij een drukke klandizie aan de boeren die hun paarden
lieten beslaan en rijtuigen en gereedschappen lieten repareren. Zijn
opvolger Pieter van Etten boerde zo goed dat hij kort na 1900 het plan
opvatte het pand volledig te vernieuwen. Kennelijk was hij het oude
donkere en vervallen middeleeuwse pand zat.
Zijn nieuw gebouwde kasteel kreeg twee woningen. Aan de
linkerkant een smederij met bovenwoning en rechts een ruime
burgermanswoning voor de verhuur. Het pand was destijds nog genummerd
87, 87a en b. In 1924 werd deze zijde van de gracht omgenummerd.
Sindsdien werden dat Oosteinde 135, 137 en 139. | | 
De helm van een distilleerketel, waarin de alcohol condenseert.
Daarachter een ’slang’ waar de moutwijn doorheen
geleid
wordt om af te koelen. Foto Nationaal Jenevermuseum Schiedam.

Het gezin van Martinus van Berckel (1700-1758), geschilderd door Thomas
van der Wilt. In 1749 woonden zij in de brand.
 Een
pomper aan het werk in de branderij. In een strak ritme moest die
werknemer zo’n tweeduizend slagen per dag te maken met de
zwengerij.

Advertentie van de openbare verkoping van de slijterij De Drie Zonnen
in de Rotterdamsche Courant van 27 mei 1843.l. |
 Hoefsmid
Piet van Etten in zijn smidse. |
 Delftsche
Courant 3 aug. 1902.
| 
Ook kunstgebitten verkrijgbaar bij de smid. Delftsche Courant 8 juli
1907.
|  Koopje.
Delftsche Courant 8 aug. 1910. | 
Nog een koopje. Delftsche Courant 11 dec 1920. |
Taxi Brouwer
In de crisisjaren werd in 1935 het rechterdeel
beneden
verbouwd tot winkelpand met bijbehorende pui. Dat was een creatie van
bouwkundig tekenaar en aannemer Johannes van Etten, die inmiddels het
pand had overgenomen. In 1931 was zijn vader onverwachts
overleden. De familie zocht toen naarstig naar iemand die de smederij
wilde overnemen. Dat viel niet mee. Tijdelijk nam toen slager Slok, een
ambitieuze kiloknaller, de bedrijfsruimte in gebruik. Toch kwam er nog
een doorstart van de firma Van den Berg & Rietveld, die de
smidse
tevens “autogeen lasch-, snij- en
constructiewerkplaats” noemde. Het
mocht niet baten. Zoals veel middenstandsbedrijven ging het in de
toenmalige crisis snel ten onder.
In 1937 opende Hendrik Brouwer in de voormalige smidse een
garage- annex taxi-bedrijf, met een benzinepomp voor de deur. Dat
bedrijf bleef tot in de jaren ’70 van de vorige eeuw actief.
In 1988
werd de bedrijfsruimte verbouwd en de aanwezige benzinetanks
verwijderd.
 Situatieschets
in de Hinderwetvergunning van oktober 1950 voor de
aanleg van een benzinepomp voor de deur. |
| |  Openbare
aanbesteding van de afbraak en nieuwbouw van het toenmalige
Oosteinde 87 in café Het Scheepje aan de Burgwal. Delftsche
Courant 26 januari 1902.

Na het overlijden van smid Piet van Etten had het enige voeten in aarde
om een goede opvolger te vinden. Advertenties Delftsche Courant van
resp. 11 juli, 20 aug. en 11 oktober 1931.

Delftsche Courant, 9 april 1937.

Advertentie in de Catalogus van de Openbare Leeszaal Delft uit 1939.
|
 Bouwtekening
voor de nieuwe winkelpui door aannemer/bouwkundig tekenaar
J.A. van Etten. De vergunning werd verleend in 1935. | 
Advertentie van de nieuwe kledingzaak. Delftsche Courant 15 aug. 1935. |
| |  De
nieuwe winkelruimte te huur. Delftsche Courant 6 juli 1935.

Delftsche Courant, 19 febr. 1937.
|
Van
drogisterij tot studentenkot
In het nieuw gecreëerde winkelpand
Oosteinde 139 begon
aanvankelijk een kledingzaak. Maar ook dat bleek geen blijvertje. In
1937 verhuisde de drogisterij “Koepoort” van de
gebroeders Sonneveld
uit de Oosterstraat naar deze stek. Ook die wisten het niet lang vol te
houden. In juli 1940 werd de zaak overgenomen door Arie van Huuksloot.
Zijn winkel in Rotterdam was kort tevoren weggebombardeerd. Ongeveer
een halve eeuw geleden is dit pand een studentenhuis geworden.
Inmiddels zijn er vele generaties corpsstudenten doorheen getrokken. Dit
deel van het dubbele pand bleef nog lang in de familie Van Etten. De
andere helft (nr 135/137), werd na het overlijden van Johannes van
Etten in 1943 afgestoten. Het is nu in delen verkaveld met een
gezamenlijke vereniging van eigenaren.

|  |
Het studentenleven in studentenhuis De Oei. |
| | |
Kees
van der Wiel
met dank aan K. Lagendijk
| | |
>> Zie
hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van
Oosteinde 135-139 |
Geplaatst:
2006 / Laatste wijziging: 19 april 2021 |
| |
|
www.achterdegevelsvandelft.nl
- Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft
- Twitter:
twitter.com/AchterdgvDelft |