Nieuwe Langendijk 59 |
|
www.achterdegevelsvandelft.nl |
|
Oude stadsboerderij
van neerslachtige boer en
botervaatjes voor Zijne Majesteit |
|
NB:
Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting. |
Inmiddels is het
een Indiaas eethuis, maar van oorsprong is Nieuwe Langendijk 59
een
oude stadsboerderij. De kaart van Blaeu uit 1649 laat hier al
een
opvallende boerenhof zien. De stal achter het huis is kort na
1900
grotendeels afgebroken en het voorhuis is inmiddels meer malen
uitgebroken, maar bij een bouwhistorische verkenning van enkele
decennia geleden had de zolderkap nog een oude constructie en
rustte de
etagevloer in het (lagere) achterdeel van het huis nog op ruwe
boomstammen die als balk dienst deden, zoals in oude
stalruimten.
De
kaart van Delft in de stedenatlas van Blaeu uit 1652
toont een
opvallende boerenhof vlakbij het einde van de Nieuwe
Langendijk. |
Van
boven is op de luchtfoto uit 2016 de vorm van de
boerderij nog wel
te herkennen achter de gevel van het huidige
restaurant. |
Wonen in
zomerstal
In 1608 kocht
‘bouman’ (boer) Ariën Cornelisz het
bedrijf met een poort tussen de Nieuwe Langendijk en de
Donkersteeg
voor fl 2.200. Verkoopster Jorisge Willems bedong daarbij wel
dat zij
de rest van haar leven het voorhuis en de zoldering erboven
mocht
blijven bewonen. Daarna was Isbrant Cornelisz de eigenaar en
vervolgens
zijn schoonzoon Cornelis Sijbrandsz van Ruyven. Na diens
overlijden in
1651 kwam de notaris de boedel opnemen.
Het huis had een
voorkamer met een bedstede en een grote woonkeuken. Er stond
onder
andere een schoolbord voor de kinderen en allerhande potten
en pannen,
een hakmes en ander keukengerei.
Ook de koestal aan de
achterzijde was op dat moment - in juni - ingericht als
woonruimte,
zoals ook op het platteland in de zomerperiode vaak gebruik
was. De
oude stalruimte is nog steeds terug te vinden in de oude ruwe
balken in
de zoldering van het achterhuis. In juni 1651 waren er twee
bedden en
er stond een naaimand en een spinnewiel en een pottenbank.
Verder stond
er ook wat boerengereedschap, zoals zes melkemmers met
jukken, twee
roomstaren (roomtonnen) en een koperen melkketel. En ook
zeisen, een
schop en een riek. Op zolder lagen een botervloot, een
kaastobbe en
vier aarden roomtrechters.
Paard
in de kost
Het vee, zeven melkkoeien (samen
getaxeerd op fl 540), een jonge vaars (nog niet volwassen koe)
en vier
hokkelingen (kalveren) liepen in de wei aan de andere zijde van
de
Koepoort. Dat land 9,5 morgen pachtte Van Ruyven voor fl 300
per jaar. Daarnaast kwamen nog de grondbelasting en het
molengeld van
dit land voor zijn rekening. Dat was geen peulenschil: fl 78
per jaar.
Inmiddels had hij 18 voer hooi binnengehaald. Dat was ruim
tweemaal
zoveel als nodig voor het vee dat in de wei liep. Was er soms
juist een
aantal koeien verkocht, of verkocht Van Ruyven soms ook hooi
aan
paardenhouders? Hij had namelijk ook een paard van een
plateelbakker in
de weide lopen (voor fl 45 per jaar). Verder had hij dertien
zak ‘bostel’ in voorraad. Dat was de drab die
brouwerijen na het bier brouwen overhielden. Het was gewild
veevoer. De
brouwers van de Ooievaar op de Voorstraat en de Rode Leeuw, op
hoek van
de Oude Langendijk en Burgwal, hadden daarvoor nog rekeningen
openstaan.
Een huisje achter zijn boerderij in de
Donkersteeg verhuurde Van Ruyven voor drie gulden per maand aan
Jannetje Aelbrechts.
Drie jaar later liep het 'groot
bouhuis' (boerderij) bij de ontploffing van het kruithuis op de
Paardenmarkt in 1654 voor fl 150 schade op. |
|
In
2017 India restaurant Maharaja
Tot 1969 melkwinkel
Stal-interieur van de Haagse schilder Hendrick van der Burgh
uit 1825,
Collectie Rijksmuseum |
Depressieve
boer
In 1681 werd het
‘bouhuis’ met koestal en plaats daarachter en poort
ernaast eigendom van Joris van der Arend, die het geheel in
1698 voor
fl 900 doorverkocht aan Jan Cornelisz Tanthoff.
In 1704 was
Jacob Jacobsz van den Acker hier boer. Hij leed aan een
'melancholijcke
of mistroostige sieckte, daar door sijn gesicht soo wonderlijck
was
gestelt als van een sinneloosch mensch’ volgens een
gezamenlijke verklaring van zijn vriend Simon Fransz van der
Zijl, een
75-jarige marktschipper op Amsterdam, de 25-jarige
plateelbakker
Maarten van Schie, die als huurder bij hem woonde, en de
50-jarige
collega-boer Joris van der Arent. De laatste ging op verzoek
van Jacobs
vrouw vaak samen met hem in het veld de koeien melken, en hield
hem ook
thuis regelmatig gezelschap als zijn vrouw, Jaeppie Cornelis,
'uit was
om melk te verkopen'. Dat alles 'ter oorsaake van sijne siekcte
en
swaermoedigheid'. Joris was er ook tweemaal bij dat de
ziekentrooster
de Hooijer Van den Acker bezocht. Deze officiële verklaring
bij de notaris was mogelijk bedoeld om de man te kunnen laten
opnemen.
De zieke Jacob heeft het echter niet lang meer gemaakt. Kort
daarop
werd hij begraven vanuit de Nieuwe Langendijk 'in het poortje
tegenover
pottenbakkerij de Melckkan'. Zijn weduwe hertrouwde vervolgens
met ene
Cornelis de Bij.
Familie Kooremans
Een groot deel van de achttiende eeuw (van 1742 tot 1830) was
de
boerderij bezit van de familie Kooremans, waarvan andere
familieleden
ook buiten de stad boerden (onder andere in Hugo van
Rijkelaan aan
andere zijde van Oostsingel en een ander aan de
Buitenwatersloot). In
1749 hielden de gebroeders Cooremans hier aan de Nieuwe
Langendijk
negen melkkoeien, twee vaarzen (jonge koeien) en vijf ossen
die zij
voor het vlees in het poortland buiten de stad weidden. Vanaf
1749
waren zij pachters van negen morgen poortland buiten de
Oostpoort van
het Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Het land werd voordien
gepacht door de
buurvrouw Grietje Broot, de weduwe van Arent van Dijck. Zij
had een
klein boerderijtje direct naast die van Kooremans aan de
Nieuwe
Langendijk. Door de veepest in die jaren raakte zij echter zo
in de
problemen dat zij, ondanks vele vermaningen, over een aantal
jaren de
pacht niet meer kon betalen en tenslotte haar bedrijf moest
opgeven.
Boerin
met koeien in de regen. Aquarel van Anton Mauve. |
Afbraak en
nieuwbouw in de buurt
Bij het begin van het
kadaster in 1832 behoorde het bedrijf aan bouwman Jacob van
Mannekes
(1790-1864), die in 1825 nog 'melkverkoper' was aan de Oude
Delft (op
de plek van nu nr 247), vlakbij Dirklangestraat. Aan de
westzijde van
het huis lag toen een heel terrein braak waar de bebouwing in
de
magerste periode van de stadsgeschiedenis (ca. 1750-1825) was
afgebroken of ingestort, zoals het bovengenoemde
boerderijtje. Op deze
stadsgrond zette omstreeks 1835 koekebakker Jacob van Veen
een rijtje
van negen kleine huisjes neer (die een eeuw later weer
vervangen zijn
door de huidige bebouwing). Een deel van het terrein
daarachter kon
Mannekes als erf aan zijn bedrijf toevoegen.
Bij de eerste opmeting van het kadaster in 1825 ligt de
boerderij te
midden van veel afbraak aan de Nieuwe Langendijk en de
Donkersteeg.
Tien jaar later zal ten westen van de boerderij aan de
Nieuwe
Langendijk een serie van negen kleine huisjes gebouwd
worden. Aan het
einde van de gracht stond toen nog een (verf-)molen die
gebruikt werd
door de Porceleyne Fles om (giftig) loodwit te malen. |
|
|
Melkverkoopster
op straat. Tekening van Delftse
kunstenaar Leonaert Bramer, 17e eeuw. |
Stal
van Lugtigheid
Omstreeks 1850 kocht de succesvolle veehandelaar Philip
Lugtigheid het
bedrijf. Hij was eigenaar van meerdere boerderijen in de stad
en woonde
zelf op het Vrouwenrecht. Zijn oog was vermoedelijk vooral
gevallen op
de stalruimte, hoewel het bedrijf niet zo gunstig lag als het
leek. De
Koepoort lag namelijk destijds niet aan het einde van de Nieuwe
Langendijk, maar aan de Vlamingstraat en langs de vest was
daarheen
nauwelijks een doorgang. De Koepoortsbrug op de huidige plek
dateert
pas van 1936. Tot 1899 was de Nieuwe Langendijk een smal en
niet erg
aangenaam ruikend grachtje, dat met een soort duiker verbonden
was met
de Oostsingel, waar geen schuit doorheen kon.
De Nieuwe Langendijk vóór 1899, toen het nog een
gracht was. Op de plek waar voordien een molen had
gestaan, was een
doorlaat naar de Singel, maar die was te klein om een
mestschuit
doorheen te laten. Die moest dus via het Oosteinde naar
de Oostpoort
varen. |
Zoals
blijkt bij de verkoop van zijn zoon in 1904 blijkt, had
Lugtigheid in de loop der tijd een groot aantal stallen
bijgebouwd
achter het huis en in de daarachter achtergelegen Donkersteeg.
Na de
aankoop in 1851 was hij direct al gaan verbouwen, blijkt uit
een
vergunning voor het storten van puin voor de deur.
Bekroonde
boter
De boerderij zelf verhuurde hij vanaf
1851 aan Jean Lievaart (1814-1896), die gehuwd was met ene
Elisabeth
Lugtigheid, waarschijnlijk een verre nicht van de eigenaar.
Zij was van
geboorte een boerendochter uit Rijswijk. Lievaart zelf,
geboren in
Loosduinen, had tot dan toe de kost verdiend als
'koopmansbediende' op
het Oosteinde. Samen kreeg het echtpaar tien kinderen,
waaronder een
tweeling. Zes van hun kinderen overleden echter binnen twee
maanden.
Ondanks zijn eerder carrière was Lievaart niet zomaar een
boer. In 1856 won hij met zijn boter prijzen op de
tentoonstelling van
de Hollandsche Maatschappij voor Landbouw en hij wist ruim 25
jaar lang
jaarlijks trots de kranten te halen met het bericht dat hij
eind
maart/begin april als eerste een vaatje verse grasboter aan
Zijne
Majesteit heeft mogen aanbieden. Maar goed, boter maken was
dan ook
doorgaans de taak van de boerin.
Bericht
in het Algemeen Handelsblad van 3 april 1858. Berichten
van dezelfde
strekking zijn tussen 1855 en 1882 jaarlijks in tal van
kranten te
vinden. |
Na veertien jaar huwelijk overleed in 1857 zijn vrouw en kwam
de
notaris met oog op de vier nog levende kinderen de boedel
beschrijven.
Lees
hier
meer over de inrichting van het huis en het bedrijf in
1857.
Hertrouwd
Jean
Lievaart hertrouwde met Grietje Kühlmanne, met wie hij
opnieuw
tien kinderen kreeg, waarvan er ditmaal maar drie in de wieg
stierven.
Hij bleef huurder van Philip en later zijn zoon Pieter
Lugtigheid. In
1889 had hij vijftien koeien. Pieter Lugtigheid, die zelf op
het
Vrouwenregt (nr 5) woonde, had er toen 65, waarvan een flink
deel ook
daar in de belendende stallen zal hebben gestaan. In 1883
kreeg
Lugtigheid ook vergunning in de buurt tien varkens te
stallen.
In 1874 mocht Lugtigheid opnieuw puin storten voor de deur en
in 1877
kreeg hij vergunning voor het verbouwen van een wagenschuur
en
paardenstal in de Donkersteeg nr. 39, erachter. Daar mocht
hij ook de
straat openbreken voor het aanleggen van een riool.
|
|
Bouwtekening
1951. |
Onbetaalde rekeningen
en een hondenkarn
Toen Jean Lievaart in 1896
op 81-jarige leeftijd overleed, liet hij tien kinderen en
zestien
koeien na. Zeven van die koeien stonden
in de stal achter het huis, de negen andere in een stal in de
Donkersteeg, waar ook zijn paard stond, een wagen met
spoelingkist en
vijf varkens. In het achterhuis aan de Nieuwe Langendijk had
hij ook
nog twee lammeren. Inmiddels had hij een karnmolen die door een
hond
met een tredmolen in beweging werd gebracht. Verder stonden in
het
achterhuis dertien melktesten, botervloten, een toonbank, zes
koperen
kannen, een bascule met gewichten, melkjukken, emmers,
roomkoppen en
andere gereedschap.
Land voor zijn vee huurde hij in de
Noordpolder van Delfgauw van de erven van de douairière E.P.
baronesse Ram van Schalkwijk voor fl 130 per jaar.
Bij
zijn overlijden had hij nog een schuld van fl 440 bij
veehandelaar Leo
Voskuil van wie hij nu zijn koeien had betrokken en van fl
22,50 voor
de varkens die hij bij L.F. van der Heiden in de Donkerstraat
had
gekocht. Verder lag er nog een rekening van fl 122,30 voor de
spoeling
die hij voor zijn beesten bij de Gistfabriek had betrokken en
van fl
21,50 bij graanhandelaar J. van Witteloostuyn, vermoedelijk ook
voor
veevoer.
Een
wagen met spoelingkist, zoals in de stal van Lievaart
in de
Donkerstraat stond. Spoeling was gewild veevoer. Het
vloeibare restant
van het gemoute graan werd met zo’n wagen gehaald bij
de
Gistfabriek of de jeneverstokerijen, waar het een
afvalproduct was van
de alcoholproductie. Via een kraan aan de onderkant van
de wagen kon de
spoeling in de voerbakken stromen |
|
|
Advertentie
in de Delftsche Courant van 23 april 1895
De boterfabricage was bij Lievaart inmiddels gemechaniseerd.
Zijn
karnmolen werd in beweging gebracht door een hond die in een
tredmolen
liep. Tekening uit Francq van Berkhey, 1811
|
Duif
in een kooitje
Volgens de beschrijving
bestond het huis in 1896 uit een woonvertrek aan de
voorzijde, een
achterkamer, een opkamer, een keuken, een klein kabinet en
een
bovenkamertje. Daarnaast was er nog een achterhuis, waarin
zich
kennelijk inmiddels de winkel bevond en een zoldertje met
rommel boven
de stal. In 1890, bij het overlijden van zijn tweede vrouw,
hingen net
als in 1857 rookspek en hammen op zolder. In de kelder onder
de opkamer
stonden toen 7,5 kilo boter, een partijtje melk en een pot
met vet.
In de woonkamer stond een hangklok, in de nette opkamer een
regulateur
klok en een spiegel met beeldjes ernaast. In de achterkamer
bivakkeerde
een duif in een kooitje. Het huis telde vier of vijf
bedsteden en
enkele ledikanten op zolder.
Jeans ongehuwde zoon Adriaan
en zijn twee jongste dochters Martijntje en Adriaantje
hielden
inmiddels het bedrijf draaiende. De eerste twee hebben dat
nog
jarenlang voortgezet. Van zijn vier andere zoons werd
Frederik ook
melkslijter op de Buitenwatersloot en Arie aanvankelijk
eveneens, tot
hij toch maar besloot een baantje als stoker op de Gasfabriek
te nemen.
De oudste zoon Jan zat in een krankzinnigengesticht ver
buiten Delft.
Jungle van stallen
In 1897 moest de stal in de Donkersteeg ontsmet worden
vanwege mond- en
klauwzeer.
In 1904 verkocht huisbaas Lugtigheid de
boerderij. Volgens de advertentie had het huis een grote
kelder met
opkamer en achter een keuken met boenhok en koelput. Aan het
winkelpand
was een stal verbonden voor 16 koeien.
Daarnaast stonden
achter het pand aan de Donkerstraat nog twee stallen voor
samen 21
koeien en een schuur en elders aan de Donkerstraat nog twee
stallen
voor samen 33 koeien. Die ruimte voor zo'n 50 koeien zal tot
dan toe
wel door huisbaas Lugtigheid gebruikt zijn. Het geheel werd
met de
omliggende grond aangeprezen als 'uitmuntend geschikt
bouwterrein'. Het
boerenbedrijf werd dan ook grotendeels ontmanteld. Een deel
van de
panden aan de Donkerstraat vonden aparte koper. Na de verkoop
werd er
volgens het kadaster inderdaad het nodige gebroken en
verbouwd. Zo
verschenen er achter de boerderij in de Donkerstraat (toen
nog
Donkersteeg) vijf huisjes op de plaats van vroegere stallen.
In de
jaren 1920 kwam daartegenover in de Donkerstraat een depot
van de
Delftsche Melkveehouders Bond, die vanaf 1935 gelieerd was
aan een
Rotterdamse melkfabriek en sindsdien Delftsche Melkcentrale
heette.
|
|
Arie
Lievaart zoekt een melkwagen. Rotterdamsch Nieuwsblad, 23
april 1896
De winkel & boerderij, plus alle bijbehorende stallen
worden
door Lugtigheid in de verkoop gedaan. Advertentie Delftsche
Courant, 8
februari 1904
|
Opmeting door het kadaster van de boerderij vóór
(links) en na (rechts) de verbouwingen van 1905. |
Situatieschets boerenbedrijven en stallen aan Nieuwe
Langendijk en
Donkersteeg ca. 1904 |
Over op melkflessen
De winkel aan de Nieuwe Langendijk kwam via een Jacob de Jong
in 1907
uiteindelijk in handen van dochter Martijntje Lievaart
(1871-1956), die
hier als melkverkoopster bleef wonen tot 1935. Haar
broer
Adriaan Lievaart (1867-1945) -die zijn leven ongehuwd bleef -
was
bij de veetelling van 1921 de eigenaar van negen koeien en
vier
varkens. Hij pachtte daarvoor land aan de Delfgauwseweg. In
1924 had
hij daar dertien koeien met mond- en klauwzeer, en in 1933
elf.
In 1935 werd de melkzaak overgenomen door Gerard Tetteroo,
die eerder
opereerde in Donkerstraat 41.Een jaar later zou hier de
Koepoortbrug
komen en de straat in een verkeersader veranderen.
Toen in
de Tweede Wereldoorlog levering van melk direct van de koe om
hygiënische redenen verboden werd en de hele zuivelhandel
onder de distributie kwam, leverde Tetteroo, net al veel
ander
melkslijters, bij gebrek aan keus melk van de fabriek Van
Grieken. Dat
is na de oorlog vermoedelijk zo gebleven.
De zaak vernieuwt zich. Niet alleen melk in flessen,
maar in 1960 ook
Coco-Cola, met nieuwe reclameborden. Foto Openbare
Werken. |
Horeca-bestemming
In 1969 kwam aan de melkzaak een einde. Het gebouw stond toen
te koop.
Omstreeks 1980 kwam er een stomerij, later een
'Vlaaienkoning', en een
hele serie horecazaken. Men kon er de afgelopen twintig jaar
onder meer
Chinees, Spaans, Franse crêpes en nu dus Indiaas eten.
|
|
Het
bovenhuis te huur. Advertentie Delftsche Courant, 26 april
1934.
Gerard
Tetteroo met zijn melkwagen, omstreeks 1938.
Tetteroo werd tijdens de Oorlog een van de verkoopadressen
van Van
Grieken melk.
Delftsche Courant 1943
|
Op
de bovenverdieping wonen tegenwoordig vier studenten |
|
Kees van der Wiel |
|
|
>> Nadere informatie over Nieuwe
Langendijk
59
>> Zie voor de
achtergronden van stadsboerderijen in Delft het
artikel“Koeien melken aan de gracht” |
Geplaatst: 1 oktober
2017 / Laatste wijziging: 8 februari 2021 |
|
|