Markt 74-76 | www.achterdegevelsvandelft.nl
|
 |
Het huis van een
kunst verzamelende notaris | NB: Klik op de
afbeeeldingen voor een vergroting. |
Hoe Markt 74 er
vroeger, voor de 19e eeuw, uit zag is onbekend. Op oude gravures of
tekeningen uit die tijd zien we naast de Nieuwe Kerk een rijtje
trapgevelwoningen of een gat in de bebouwing. De kerk is nauwkeurig
weergegeven, maar voor de huizen hebben de makers misschien hun
fantasie gebruikt. Zeker is dat de huidige nummers 74 en 76 aparte
woningen waren. Beide huizen werden in het begin van de 19e eeuw
afgebroken. De percelen bleven ongeveer 40 jaar lang onbebouwd. In 1867
werd op deze plek het huidige pand gebouwd, twee woningen en een
werkplaats. 
Christiaan Bos, omstreeks 1860, noordhoek Markt. Markt 74 is er nog
steeds niet. De Oude Manhuissteeg en het vroegere woonhuis van Vermeers
vader (links) staat er nog. De Nieuwe Kerk speelt
door de tijd heen een belangrijke rol voor de bewoners van dit pand.
Eén had er een baan als oppasser. En van grote invloed waren
de koninklijke bijzettingen van overleden koningen, koninginnen,
prinsen en prinsessen. Treurige dagen voor de koninklijke families.
Maar voor belangstellenden ook een spectaculair schouwspel.
Eén van de eigenaren verhuurde zelfs zitplaatsen op een
speciale tribune, die hij voor zijn huis bouwde voor publiek dat op de
eerste rij wilde zitten. Lees hier meer over de koninklijke
begrafenissen. Inmiddels zijn de beide woningen
samengevoegd en is het één huis geworden. De
vroege eigenaren, over wie het in dit verhaal gaat woonden op de plek
van het huidige 74.
 Op
de Kadastrale kaart van 1832 is de plaats van Markt 74-76 niet
bebouwd. (perceelnummer 980) | 
Op de Kaart Figuratief (ca 1678) is niet op te maken welk twee huizen
Markt 74-76 waren. Wel is goed te zien dat de Nieuwe Kerk een groot
deel van de Markt in bezit had. | 
Een foto uit de jaren 50. Letterlijk in de schaduw van de kerktoren
staat het pand Markt 74-76. Op de achtergrond de toen nog 19e eeuwse
Vermeerschool, waar nu het Vermeercentrum staat. (Coll. RCE) |
 De
situatie in 2017 via Google Earth. |
Notaris, dichter en
kunstverzamelaar Pieter Stevenszn de
Langue moet een van de eerste bewoners van na de grote stadsbrand
(1536) zijn geweest die in het huis ‘besijden de Nieuwe Kerk
aan de noordsijde van ’t Marctvelt’ is gaan wonen.
Hij was werkzaam bij de Weeskamer als kamerbewaarder en bode. De
familienaam werd op zijn Frans geschreven, maar ook heel vaak als
gewoon als De Lange. Pieter overleed in 1613. Zijn zoon
Reyer Pieterszn en zijn kleinzoon Willem Reyers (1599) werden aan de
Markt geboren. Reyer was steenhouwer maar Willem koos voor een ander
beroep. Hij ging op jonge leeftijd in de leer bij notaris Jan de
Molijn: als dertienjarige ‘notarisklerk’ mocht hij
al snel vele aktes ondertekenen. Na zijn leertijd
vestigde Willem zich als zelfstandig notaris in zijn ouderlijk huis.
Hij huwde in 1625 Maria Jorisd Pijnacker, die een gracht verder op de
Vlamingstraat woonde (zie Vlamingstraat
47/49). Na haar huwelijk ging ook Maria op de Markt wonen.
Ter ere van deze trouwerij werd een boekje met bruiloftsverzen
uitgegeven. Eerder had Willem al een boekje met
‘rederijkerspoëzy’ gepubliceerd: met een
aantal lofdichten van zijn hand op Maria, zijn toekomstige vrouw, en
gedichten van zijn vrienden opgedragen aan Willem. |
 Markt
76-76 met de lichte onderpui aan de Markt, naast de Nieuwe Kerk. 
Luchtfoto van de Markt tussen 1920 en 1940. In de hoek links van de
kerk Markt 74-76. Foto NIMH (Ned. Inst. Militaire Historie) 
De Markt in de 18e eeuw door Abraham Rademaker. Coll. RCE 
Noordzijde van de Markt. Voor de huizen heeft Coenraadt Decker
misschien zijn fantasie gebruikt! Ca. 1680. (Coll. RCE).
 De
hoek naast de Nieuwe Kerk door Alexander Oltmans, voor 1853. Markt
74 is nog een leeg gat. (Coll. RCE).
|
 Uit
1625. Een drukwerk met eerbetoon aan het bruidspaar Willem de Lange
en Maria Pijnacker. | 
Naamdicht of loflied op Willem de Langue uit zijn vriendenboekje of wel
Album Amicorum 1620-1624 (Coll. Universiteit Gent). De eerste letters
van elke regel vormen samen zijn naam. |
Na de trouwerij kreeg schilder Willem van
Vliet de opdracht een dubbelportret van het paar te schilderen.
Bovendien is Willem in 1648 nog een keer vereeuwigd door de schilder
Jacob Delff II, en werd hij afgebeeld als officier van de Delftse
schutterij (de burgerverdediging in de stad), samen met de herbergier
Daniel Fransz. van der Brugge. Musketier Van der Brugge draagt op dit
schilderij een mooi geel jasje, en is omhangen met kruitzakjes. Willem
staat meer naar voren, gekleed in deftig zwart.  |
 |  |
Notaris Willem de Langue trouwde in 1625 met
Marie Jorisdr Pijnacker. Een jaar later schilderde Willem van Vliet hun
portretten. Ze waren toen 27 jaar oud. (Coll. Museum Prinsenhof) |
Op dit kleine
schuttersstuk door Jacob Willemsz Delff II staat officier Willem de
Langue rechts. | Willem
was ook een verwoed verzamelaar van schilderijen en
‘rariteiten’. Daarmee hoorde hij tot een groep van
ongeveer 40 belangrijke kunstverzamelaars in Delft. Lees
hier meer over zijn collectie en zijn contacten. 
De meeste kunstverzamelaars konden met kunst pronken in ruime kamers.
Bij Willem de Langue moet er minder ruimte zijn geweest. Schilderij
door Adriaan de Lelie in het Rijksmuseum, ten huize van Josephus
Brentage, ca 1790. | |
 De
transcriptie of ‘vertaling’ van het gedicht naar
leesbaar Nederlands werd gemaakt door Aart Struijk.  Het
familiewapen van Willem Reijersz de Lange.
 Deze
ingekleurde stadsplattegrond van Blaeu (1648) laat zien waar welke
schutterij actief was. Elke groep had sinds 1616 zijn eigen kleur: het
blauwe, witte, oranje en groene vendel. Het huis van Willem de Lange
stond in het witte gebied; hij hoorde ook bij het Witte Vendel. Foto:
Jan Knijnenburg, museum Prinsenhof Delft
|
Een
smal huis Opmerkelijk is dat het huis
zo’n omvangrijke collectie kon bevatten. Het was niet heel
groot. Er werd voor drie haardsteden belasting (haardstedengeld)
betaald. Ook uit de opmeting voor het Kadegeld (1667) blijkt dat het
bepaald niet breed was. Kadegeld, ook een gemeentelijke heffing, werd
betaald voor het onderhoud van de Delfe, de gracht achter de huizen van
de Markt (nu de Voldersgracht). Maria Pijnacker, als weduwe van notaris
De Langue kreeg een aanslag van drie stuivers en acht penningen. Dit
bedrag was gebaseerd op de gevelbreedte van haar huis, in dit geval
één roede (ongeveer 3,77 meter). Het huis
ernaast, waar Barent Vollenhoven woonde, werd aangeslagen voor 1 roede
en 1 voet (31,4 centimeter) hij moest 3 stuivers en 12 penningen
betalen. De totale breedte van de twee huizen komt overeen met de
huidige voorgevel. Schatkamer
Markt 74 was dus een schatkamer, waarin Willem zijn verzameling
uitbouwde. Na dertig jaar werd de collectie te koop aangeboden: 89
schilderijen van veertig verschillende schilders. Niet alles werd
verkocht, een jaar later deed hij nog een poging om zijn
‘Hoorntjes Ende Rariteyten’ van de hand te doen. De
Langue overleed volgens zijn Delftse Biografie in 1656, een
begraafinschrijving is niet gevonden. In het testament van zijn weduwe,
op 7 maart 1657, wordt zijn overlijden vermeld. Zij bleef aan de Markt
wonen tot zij in 1678 overleed. Het
Salpetervat Na het overlijden van Maria
kocht Pieter van der Meer het pand. Waarschijnlijk heeft Van der Meer
de naam Het Salpetervat aan het huis gegeven. Er is ook sprake van een
andere naam, het Wilde Varken. Een latere eigenaar liet zelfs een
gebakken stenen plaatje van een varkentje in de achtergevel metselen.
Maar er is gegronde reden om aan te nemen dat die naam bij het buurhuis
hoorde, het eerste huis van de Kerkstraat. In de akte bij
de verkoop van Markt 74 aan de volgende eigenaar Anthony van den Eijnde
staat genoteerd: ‘een huis en erf vanouds het Salpetervat
genaamd’. Voor Delft is dat een veelzeggende naam! Salpeter
werd namelijk gebruikt voor de fabricage van buskruit. Na de
ontploffing van het kruitmagazijn in 1654 waarbij een groot deel van de
noordoosthoek van de stad verwoest werd, verplaatste men het Kruithuis.
Het kwam buiten de stad langs de Schie te liggen. Delft bleef een
belangrijke garnizoensstad en werd ook wel de ‘Wapenkamer van
Holland’ genoemd. Opslag van salpeter bleef trouwens ook
binnen de stad, o.m. op het militaire terrein aan de Paardenmarkt.
Knoopmaker en oppasser in de Nieuwe Kerk
Het huis verwisselde in de 18e eeuw regelmatig van eigenaren-bewoners.
In 1749 woonde er Jan van Haastert die vlakbij huis als
‘oppasser’ in de Nieuwe Kerk werkte. De deuren van
de kerk stonden overdag altijd open voor de vele bezoekers die het
Praalgraf van Willem van Oranje kwamen bewonderen en voor de
begrafenissen (de graven lagen toen nog in en om de kerk). Van Haastert
maakte in 1752 de begrafenis van Willem IV mee, een belangrijke
gebeurtenis in die tijd! Naast zijn taak in de kerk
maakte hij ook knopen. Waarschijnlijk oefende hij dit beroep thuis uit.
Veel gereedschap was er namelijk niet voor nodig: een hamer, zaag,
beitels, een trap-draaibank en een trap-boormachine was alles. Hiermee
kon hij houten, benen en ivoren knopen maken. Na zijn overlijden, in
1759, verkocht zijn erfgenaam Agnietje Blok het huis voor 850 gulden.
Ongeveer 50 jaar later was het nog maar 350 gulden waard!  |
 |
De
bewoners van Markt 74-76 waren
altijd getuige als er iemand van de Koninklijke familie was
overleden en in de Nieuwe Kerk werd bijgezet. In 1750 was dat
Willem IV en in 1865 de Koningin-weduwe Anna Paulowna. |
|  In
1667 betaalde de weduwe Maria de Langue drie stuivers en
acht penningen voor het onderhoud van de gracht achter haar
huis (de Voldergracht).  De
schilderijen van de notaris, hier tezamen ‘cabinet’
genoemd, werden in 1655 geveild. 
Detail uit een verkoopbrief van 1686 waarin het huis
een naam heeft: “van outs genaamt het salpetervat”.
 Latere bewoners hebben een
steentje met een varken in de achtergevel gemetseld, omdat werd gedacht
dat het huis Het Wilde Varken heette.
|

Twee huizen,
één ommuurd erf
Eigenaar Johannes Zwanenburg kocht in het begin van de 19e eeuw ook het
buurhuis aan de oostkant (76). Beide huizen werden al vrij snel
doorverkocht aan apotheker Francois de Wilde. De Wilde was de eigenaar
van het buurhuis aan de westkant (72), dat hij gebruikte als pakhuis
voor zijn apothekerswinkel met woning op Markt 48. Door de
economische achteruitgang in de 18e eeuw stonden er veel huizen leeg.
Er was niet veel over van de bierbrouwerijen, textielnijverheid,
plateelbakkerijen en VOC. De bevolking was in honderd jaar met 10.000
inwoners gekrompen. Dit had een overschot aan huizen en een daling van
de huizenprijzen tot gevolg. Verouderde huizen werden niet meer
gerenoveerd en voor De Wilde was het goedkoper de huizen af te breken!
Het erf werd ommuurd, de beide percelen kregen
één kadasternummer, sectie C 980. Het nieuwe
perceel bleef het eigendom van de daaropvolgende apothekers Jacobus
Cornelis Overvoorde en Dirk Hendrik van Rossum. | 
Voor de rouwstoet in 1865 verhuurde Cornelis Bonardt zelfs plaatsen.
Hij zocht klanten via een advertentie in de Rotterdamsche Courant.
Foto links: Later in 1934 bouwde Pieter de Roo een
tribune voor zijn huis, met zicht op de Markt, bij de begrafenis van
koningin-moeder Emma. (Collectie mevrouw A. de Roo) |
Een
ondernemende timmerman, nieuwbouw in 1867
Van Rossum verkocht in 1867 een deel van de kale lap grond aan een
buurman uit de Kerkstraat, Cornelis Johannes Bonardt.
Bonardt groeide op in de Kerkstraat, op het adres nummer 5. Hij werd,
net als zijn vader, timmerman. Naast zijn timmerbedrijf verhuurde hij,
bij grote evenementen, feesttenten en bood hij in mei 1865 tijdens de
begrafenis van Koningin Anna Paulowna op de Markt ‘plaatsen
te huur aan à f 2,50’. Na zijn huwelijk met
Magdalena Joosten ging hij op zoek naar woonruimte en een werkplaats.
Zo kwam hij bij Van Rossum terecht. Op 1 juli 1867 kocht hij voor 300
gulden van deze apotheker een deel van het ommuurde erf (C980)
‘volgens eigen meting ter breedte van zeven el vier en
vijftig duim en de lengte aan tien el’. In die tijd waren het
al wel meters en centimeters maar hield men nog vast aan de oude
benaming. Enkele dagen later vroeg hij toestemming
‘tot het stellen van een steiger tot het bouwen van een
woonhuis en timmerwerkplaats’. Die toestemming liet niet lang
op zich wachten zoals te zien is aan de ‘eerste
steen’ gelegd op 19-7-1867. Gevelsteen
In de gevel is die eerste steen een opvallend element. Maar hij is voor
latere generaties een raadsel geworden. De initialen, die erin zijn
gebeiteld, zijn de letters H.J., met daarbij de datum. Maar het is
onduidelijk om wie het gaat. De J. kan verwijzen naar Joosten, de
familienaam van mevrouw Bonardt. Maar haar voornaam is Magdalena. De
veronderstelling dat zij misschien Heleen werd genoemd lijkt te ver
gezocht. De enige Joosten in die tijd met de letter H in zijn voornaam
was Hendrik Joosten, in 1867 een jongetje van zeven jaar, later
lichtmatroos en brievenbesteller. Misschien was hij een neefje, dat
werd uitgenodigd om die eerste steen te leggen, maar gebleken is dat
niet. Het blijft dus gissen. Na de bouw ging
Bonardt, samen met zijn vrouw, boven de werkplaats op nummer 74 wonen.
Nummer 76 werd verhuurd. Twee jaar later kocht hij voor 200 gulden ook
het perceel achter zijn huis. Er kwam een rechte erfscheiding van de
straat tot aan de gracht.  |
 |
Markt 74-76 is een van de weinig panden met een
tuin. In de jaren 60 was die tuin nog in de groei. (Collectie RCE) |
Hoe hij toen dat stuk grond
heeft gebruikt is niet bekend. Nu is het een mooie tuin, de enige in
zijn soort. Er is verder geen enkel ander huis aan de Markt met een
tuin. De buurman heeft een stukje grond aan de gracht, maar dat is nu
terras. En aan het einde van de Kerkstraat naast de Nieuwe Kerk, bij de
brug naar het Vrouwenregt, zijn er ook een paar lapjes aarde. Cornelis
overleed op 14-2-1875, 35 jaar oud. Zijn weduwe bedankte in een
advertentie in de Delftsche Courant de klanten voor het vertrouwen in
haar echtgenoot als Mr. Timmerman & Jalousiënmaker en
beveelt zijn opvolger H.N. Coster aan. Door overerving bleef het huis
met het erf nog tot 1917 in de familie van Magdalena Joosten. |
 J.C.Bonardt
had zelfs tevreden klanten in Noord-Holland. Hij verhuurde
zijn feesttent aan de Alkmaarsche Schutterij. 
De weduwe Bonardt bedankt de klanten en beveelt H.N. Coster aan als
opvolger van haar echtgenoot. 
Wie deze eerste steen in 1867 heeft gelegd is nooit echt
duidelijk geworden.
|
100
Jaar in het bezit van drie generaties De Roo
De nieuwe eigenaar na 1917 is al weer een timmerman, Pieter Albertus de
Roo. Ook hij kwam niet van ver: zijn ouderlijkhuis stond op de Markt
66a, de timmerwerkplaats van zijn vader was gevestigd in de Kerkstraat
nr. 3 en 4. Zelf woonde Pieter aan de overkant op nr. 77. Na de koop
ging hij, samen met zijn vrouw Margaretha, in het bovenhuis wonen. Het
benedenhuis en de werkplaats werden verhuurd aan de uit Keulen
afkomstige huisschilder Hendrik Hermanus Mergler. Bij evenementen op de
Markt, zoals bijvoorbeeld bij de Taptoe Delft, kreeg de familie veel
geïnteresseerde personen over de vloer; vanuit de ramen op de
eerste verdieping was er een prachtig ‘zicht’ op de
Markt. Voor de begrafenis van Koningin-moeder Emma, in 1934, had Pieter
de Roo, net zoals eerdere eigenaren dat deden, een tribune voor het
huis getimmerd.

Huiskamer van de familie De Roo rond 1935: van links naar rechts:
moeder Margaretha en dochter Margaretha, Cornelia Garnaat verloofde van
zoon Jacobus, vader Pieter Albertus en zoon Pieter Albertus. (Collectie
mevrouw A. de Roo) |
Om de tweede en derde
generatie De Roo gezamenlijk te huisvesten werd het pakhuis tot
woonruimte verbouwd. De laatste verbouwing was in 2002 toen het pand
samengevoegd werd tot één woning met als
postadres nummer 76. | 
Studentenfeest op de Markt in 1906. Op de achtergrond Markt 74-76, als
schilderswinkel. Links een pandje, dat niet meer bestaat. Uit het Album
van Abraham Josephus Jitta, Beeldbank Amsterdam. Buurtbewoners
voor de groentewinkel van A. de Boef Markt 70. In de rechter bovenhoek
kijkt mevrouw De Roo naar het tafereel. (Collectie
Gemeentearchief Delft)
|
Corrie den Hengst en Piet van der Eijk |
|
Nadere informatie over Markt 74-76 |
|
Geplaatst:
9 april 2012 / Laatste wijziging: 4 januari 2021 | |
|
www.achterdegevelsvandelft.nl
- Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft
- Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft |