De souvenirwinkel “Royal
Delft” op de Markt was tot vijftig jaar geleden gedurende 130
jaar een herenmodezaak van de familie Giessen. Achter de gevel gaat
bovendien een bijzonder monument schuil met een oud souterrain in de
kelder en een 17e-eeuws met engeltjes beschilderd plafond in de
opkamer. Ook de etalagepui is cultureel erfgoed: ze is in 1934
vervaardigd door de design-meubelfabriek Gispen. Het huis is in 1643
grotendeels nieuw gebouwd onder de naam “’t
Swaert” op het souterrain van een ouder huis op deze plek dat
de “Vergulde Sabel” heette, en eerder in de 16e
eeuw de “(Gulden) Pauw”.
17e-eeuwse nieuwbouw
Bouwheer van het nieuwe huis in 1643 was zwaardveger (wapensmid) Samuel
Outshoorn, die zijn huis de toepasselijke naam ’t Swaert gaf.
Het huis was een verdieping hoger dan zijn voorganger en had een
trapgevel waarvan de hoge treden versierd zijn met natuurstenen
krullen, in architectuur-historisch jargon
“klauwstukken”, zoals te zien is op een prent van
de Markt uit circa 1730 van Leonard Schenk naar een tekening van
Abraham Rademaker. De top van de gevel kreeg een driehoekige bekroning
met een zogenoemd “fronton”.
Uitsnede uit een gravure van Leonard Schenk uit circa 1730, met
ingekleurd de gevel van het in 1643 gebouwde pand. Collectie
Rijksmuseum.
|
Op
een prent van een eeuw eerder waarop Gilles van Scheyndel de rouwstoet
van Prins Maurits in 1625 uitbeeldt staat het huis ook goed zichtbaar
met een simpele trapgevel en een verdieping minder. De versierde
topgevel zal eind 18e eeuw of begin 19e eeuw zijn vervangen door de
destijds modernere lijstgevel. Doordat het straatniveau
van de Markt hoger ligt dan het waterpeil van de Voldersgracht
verschillen bij veel huizen op de Markt de vloerniveaus aan de voor- en
achterzijde van het pand door het hele huis en zijn die op alle
verdiepingen met trapjes aan elkaar verbonden. Zo ook hier.
Het
met engeltjes beschilderde plafond in de opkamer, dat vermoedelijk ook
dateert van 1643, of kort daarna. Foto Wim Weve 2006.
|
Verder
liep ooit door het hele huis van het souterrain tot de zolder een
eikenhouten spiltrap. De muur langs die trap is bekleed met originele
Delfts-blauwe tegeltjes die niet uit de souvenirwinkel komen. Bij de
modernisering in 1934 is op de begane grond een deel van die spiltrap
weggezaagd en vervangen door een rechte trap. Boven de trap naar het
souterrain bleef nog een boog behouden die met fraai houtsnijwerk is
versierd.
Dat het huis in 1643 fors vernieuwd en vergroot is, blijkt
niet alleen uit de tijdelijke vrijstelling voor de verpondingbelasting,
maar is ook te zien aan de verkoopprijzen. In 1641 kocht Outshoorn het
oude huis voor 3.400 gulden, 23 jaar later verkocht hij het geheel
vernieuwde huis voor 5.850 gulden, hoewel de vraag naar woningen in de
stad ondertussen al merkbaar begon af te nemen.
Belastingpachter
op pad
Outshoorn is van oorsprong weliswaar zwaardveger van beroep, maar al
gauw verdient hij zijn geld voornamelijk als pachter van het innen van
belastingen. De inning van belasting wordt in die tijd door de overheid
namelijk aan particulieren uitbesteed, die de klus tegen een vooraf
overeengekomen som aannemen. De overheid heeft zo zijn geld op tijd
binnen en hoeft daarvoor geen duur ambtenarenapparaat te onderhouden.
Belastingplichtigen waren vaak minder tevreden over dit systeem. Outshoorn,
die aanvankelijk ook opereert onder de naam Samuel Stoop, begint zijn
carrière met de inning van de belasting op wijn en krijgt
het zodoende met verschillende wijnhandelaren aan de stok. Een van hen
weet schilder Harmen Steenwijk een belastende verklaring te laten
afleggen dat Stoop ’s avonds in het donker met een
dievenlantaarn de wijnkelder van een collega in de Zeepsteeg
binnenkroop om daar schielijk de voorraden te inspecteren. Althans dat
had hij van horen zeggen. Outshoorns geschillen met
wijnkoper Van Pollinckhoven worden in detail opgetekend door een
notaris. Daarbij laten beide kemphanen zich elk assisteren door een
advocaat. In geval van Outshoorn is dat notaris & procureur
Frans Boogaert, aan wie Outshoorn aan het eind van zijn leven zijn huis
verkoopt. Ondertussen hebben Outshoorns belastingzaken
echter steeds grotere vormen aangenomen. In 1658 sluit hij met twee
mede-belastingpachters een overeenkomst om de opbrengsten van tal van
belastingen in Delft en heel Delfland onderling te verrekenen. Het gaat
dan niet alleen meer over belasting op wijn, maar ook op
‘gemaal’ (graan), ‘bestiaal’
(vlees), brandewijn, azijn en pek. Aangezien ze, vooral bij de
opbrengst van de belasting op ’t gemaal, duizenden guldens
tekort komen, is dat geen eenvoudig gesprek. En ook hierbij komen dan
ook weer advocaten te pas.
Omstreden
erfenis van een lakenkoopster
Of bovengenoemde notaris het huis aan de Markt ooit zelf heeft bewoond,
is niet duidelijk. Waarschijnlijk verhuurt hij het. Opmerkelijk is
echter dat de notaris/procureur het huis vervolgens in 1669 weer
verkoopt aan de dochter van Outshoorn, Maria. Zij is dan net getrouwd
met een lakenhandelaar in Leidschendam. Het paar legt fl 5.100 neer
voor het huis, maar betrekt het niet. Ze blijven het verhuren, totdat
Maria’s echtgenoot Gerrit van den Broeck begin jaren
’90 overlijdt. Dan besluit de weduwe de lakenwinkel van haar
overleden man aan de Markt in Delft voort te zetten. Haar neef Anthonij
Hoijel en zijn vrouw Maria Vosmaer verhuizen mee en hebben een
belangrijk aandeel in de zaak. Als Maria Outshoorn in 1720
overlijdt, ontstaat er een grote familietwist over haar erfenis. Maria
Vosmaer, inmiddels weduwe, bestiert nu de lakenwinkel in ’t
Swaert alleen en meent dat zij en haar kinderen de enige erfgenamen
zijn. Er zijn echter ook nog familieleden van Gerrit van den Broeck die
aanspraak kunnen maken op de nalatenschap. Maar Maria weigert een
inventaris van de boedel te laten opmaken. Dus is er weer werk voor
advocaten die hun messen slijpen in procedures voor het Hof van
Holland. Als uiteindelijk Maria Vosmaer ook in 1729 overlijdt, verkoopt
haar zoon Anthonij Hoijel jr kort daarop de winkel.
Zilverkashouder en lindewinkel
Het pand zal echter nog eeuwenlang een textielzaak huisvesten. Na een
zeer korte episode van ene Cornelis Leversteijn, koopt in 1732
zilverkashouder Adriaen van den Ende t Swaert. Hoewel hij er zelf een
totaal andere nering op nahoudt, blijkt in 1749 bij een nieuwe
belastingheffing (als het belastingpachten wegens groot protest
tijdelijk wordt afgeschaft) dat zijn vrouw Maria Evermoed Mensink in
het pand daarnaast ‘een lindewinkel doet’, met hulp
van een inwonende ‘winkeldogter’ en een
‘meyd’. Een kleinigheid is die linnenzaak niet,
blijkt uit de boedelinventaris na Adriaans overlijden in 1751. De
totale waarde van de pagina’s vol voorraad damast, lakens,
neusdoeken, servetten, tafelgoed en ondergoed bedraagt fl 24.347.
De inventaris van de goud- en zilverwinkel, inclusief
allerhande stenen, paarlen en sieraden, zoals dozen met bloedkoralen
kettingen, en gereedschappen kan daar niet tegenop met een waarde van
fl 17.500. Uit de boedelbeschrijving krijgen we ook een aardig beeld
hoe het huis toen destijds was ingericht en ingedeeld. (Lees hiervoor
bijgaande bijlage.)
Het echtpaar verkeert in goede welstand. Naast ’t
Swaert bezit ze nog een huis aan de Markt en een huis aan de
Voldersgracht, die ze beiden verhuren, en een huis De Drie Haringen in
de Vlouw, dat op dat moment leeg staat. Daarnaast hebben ze een tuin
met een tuinhuis met een duivenhok voor de zomerse verpozing in de
Krabbelaan buiten de Schoolpoort.
Dansen
om de vrijheidsboom op de Markt bij de Bataafse Revolutie na de inval
van Fransen in 1795. Ook op deze prent is de gevel van het huis goed
herkenbaar als tweede huis naast de Bonte Os-steeg. (Kennelijk heeft de
tekenaar de vrijheid genomen om een huis uit de rij over te slaan.)
|
Manufacturenwinkel Falger
& Knitel
In 1793 verkoopt hun zoon de zaak aan Joseph Anthonij Falger, die er
samen met zijn compagnon Joseph Knitel een winkel in zijden en wollen
manufacturen van maakt. Beide compagnons kwamen oorspronkelijk uit
Tirol in Oostenrijk van waaruit zij kennelijk met hun eerste lappen de
boer op gegaan zijn. Later zet de zoon van Knitel, Johan Frank, de zaak
voort. Hij is met de Delftse Catharina van der Spek getrouwd. Als hij
in 1843 overlijdt, wordt de hele winkel met alles erop en eraan te
gelde gemaakt om de opbrengst mede te verdelen onder familie in
Oostenrijk. Opnieuw wordt daarbij de hele winkelinrichting tot in
detail beschreven.
130
jaar hoeden, petten en overhemden van Giessen
Vervolgens baat de familie Giessen 130 jaar lang de winkel uit. De
eerste Anton Giessen (afkomstig uit Enkhuizen) is van beroep
kleermaker, maar specialiseert zich vooral in hoeden en petten. Als
nevenverdienste geeft hij goud- en zilversmid Willem Ilcken uit
Maassluis enige tijd elke donderdag op marktdag de gelegenheid om in
zijn zaak ook zijn handel te slijten. Een combinatie die we al eerder
tegenkwamen.
De
zaak van de Gebroeders Giessen omstreeks 1900, toen Huug net midden op
het plein stond. Uitsnede uit een foto in het TU Album Van Haagen
Tresor.
|
De
volgende generatie Giessen heet opnieuw Antonie, net als de derde
generatie die begin vorige eeuw de zaak overneemt en opereert onder de
naam Gebroeders Giessen (hoewel de andere broer reeds vroeg overlijdt).
Deze Antonie de derde brengt nieuw elan in de zaak, hij adverteert veel
en moderniseert de uitstraling van de winkel met een strak vorm gegeven
winkelpui met grote etalageramen en een portiek. De bronzen kozijnen
zijn van de bekende meubelfabrikant Gispen hebben een ingenieus
ventilatiesysteem waardoor de ramen niet beslaan. Tegelijk wordt echter
de rest van de gevel gerestaureerd in oude stijl en geven zij in de
pers hoog op van de oude koopbrieven die zij hebben van hun zaak, die
teruggaan tot halverwege de 16e eeuw. Ook het eigen verleden van de
zaak zetten zij graag in het zonnetje. In 1929 vieren de eigenaren het
honderdjarig bestaan van hun zaak met een speciale museumuitstalling
van historische hoeden en petten. Kennelijk heeft de zaak dus voor hij
zich op dit adres vestigde eerst nog 14 jaar elders gezeten. Want op
Markt 30 begonnen ze pas in 1843.
Werkzaamheden
aan de winkelpui in 2008. Sinds 1934 zat de winkelingang in het midden
van de gevel. Om een aparte ingang naar de bovenwoning te maken moest
de door Gispen ontworpen winkelpui worden omgebouwd tot een grote
etalageruit met aan weerszijden een deur. Foto Kees Spiero,
Stadsarchief.
|
Na
de oorlog is Albert Giessen de laatste in de rij, die in 1954 na zijn
huwelijk met verpleegster Geertuida Los de zaak overneemt. Hoeden en
petten doen het in die tijd niet zo goed meer. Hoewel de zaak steeds
meer overschakelt op overhemden en andere mannenmode is het beste er
toch af. In 1969 neemt Albert een baan bij de Belastingdienst. Zijn
vrouw houdt de zaak nog een jaar of vijf draaiende, maar hippe
spijkerbroeken verkoopt ze niet. Halverwege de jaren ’70 valt
uiteindelijk het doek en komen de souvenirs in de etalage. In
2007 wordt het pand grondig verbouwd om de jarenlang leegstaande
bovenverdieping weer bewoonbaar te maken. Daarvoor moet ook de
Gispenpui aangepast om een aparte ingang voor de bovenwoning te maken.
Bij die gelegenheid kan het pand uitvoerig bouwhistorisch worden
onderzocht.
Voorganger de Vergulde Sabel
Ook van de voorganger van het huis uit 1643 zijn in het onderste deel
van het huidige pand nog restanten terug te vinden, zoals de 16e-eeuwse
balklaag met eikenhouten moer- en kinderbinten boven het souterrain
waar de vloer van de opkamer op ligt. Een moerbalk daarvan is opgelegd
op een zandstenen console met een laatgotisch
‘peerkraalprofiel’. De “Vergulde
Sabel”, zoals het huis destijds heette, was van 1592 tot 1636
bijna een leven lang het onderkomen van zwaardveger en wapenmaecker
Hans Snel. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog had hij een behoorlijke
klandizie.
De
noordzijde van de Markt bij de begrafenis van Prins Maurits in 1625.
(Detail van een gravure van Gillis van Scheyndel, collectie
Rijksmuseum)
Of de huizen even exact zijn weergegeven als op een foto, blijft bij
zo’n tekening altijd de vraag. Alle panden op de prent zijn
echter net even anders, maar hebben wel allemaal slechts
één verdieping en een eenvoudige trapgevel, ook
het derde huis naast de Bonte Os-steeg.
|
Zijn
zoon Michiel zocht echter een ander avontuur. Hij monsterde aan bij de
VOC. Een scheepsmaat van hem vertelde zijn vader na terugkomst dat hij
hem in 1627 voor het laatst had gezien in Macau in China. Zeven jaar
later hoort hij van een andere schepeling dat zijn zoon vijf jaar in
Japan had verbleven, waar hij inmiddels bekend was geworden als
“Seigneur Snel”, en dat hij vervolgens
“clouck en gesont’ in Batavia zou zijn beland.
Zonder mobieltje verliepen de familiecontacten toen wat anders dan
tegenwoordig.
(Gulden)
Pauw
De huisnaam de “Vergulde Sabel” was duidelijk het
werk van Hans Snel. Voor Snel het huis in 1592 kocht was Jacob
Robbrechtsz van Schilperoort hier met Lijsbeth Jansdr de eigenaar en
bewoner. Hij had het huis in 1581 gekocht met de naam de
“Pauw” van de weeskinderen van bakker Cors
Cornelisz. De oudst bewaarde koopbrief van het huis
dateert van 1563. Kouckebacker Hendrick Lourisz kocht toen het huis de
Pauw van Claes Haddemansz. op voorwaarde dat de koper de goot tussen
zijn huis en dat van het huis de Burch op de hoek van de Bonte Os-steeg
zal onderhouden. (Tussen dit huis en de steeg staan tegenwoordig niet
een, maar twee huizen.) Ook is sprake van een schoorsteen in de kelder
van het huis de Pauw, die oorspronkelijk bij het hoekhuis de Burch
hoorde, maar die nu aan de eigenaar van de Pauw komt. Of van die
schoorsteen nog sporen zijn terug te vinden in de huidige kelder is
vooralsnog niet gebleken.
Claes Haddemansz was vleeshouwer en kwam oorspronkelijk uit
Den Haag, maar kocht in 1552 het poorterschap van Delft. In 1561
betaalde hij belasting voor dit pand, dat hij volgens een aantekening
bij de weeskamer destijds de “Gulden Pauw’ noemde.
Sinds de wederopbouw na de stadsbrand werd het huis volgens
belastingregisters circa twintig jaar lang bewoond door barbier meester
Jacob.
De oudst bewaarde koopbrief van het pand uit 1564. (De akte is
ondertekend 29 maart 1563 “Stilo Delphico”. Dat is
nog volgens een oude tijdrekening, waarin het kalenderjaar begint met
Pasen. Pasen viel dat jaar in april. Dus volgens die jaartelling was 29
maart destijds nog eind 1563.)
|
Kees van der Wiel,
met dank aan Wim Weve en Maarten van den Ende
Nadere informatie
over Markt 30
Geplaatst: 26 mei 2022
|