Koornmarkt 81
www.achterdegevelsvandelft.nl

Studentenbolwerk in voormalige brouwerij De Hantbooch
Kort luisterverhaal op Omroep Delft Radio
door Hans van 't Zet (3-12-2029)

De gevel van de 16e eeuwse brouwerij ‘De Hantbooch’ is één van de toeristische trekpleisters van Delft. Dat was het al in de 19e eeuw toen een schets van het huis in een Engels tijdschrift voor bouwkunde werd opgenomen. Sinds 1966 is dit kroonjuweel uit de Delftse bierhistorie de blikvanger van een vier huizen tellend studentencomplex met 54 kamers aan de gracht. De fietsen wijzen u de weg. In de voorgaande eeuwen is het pand lang een weinig voornaam pakhuis geweest en nooit tot modieus woonhuis verbouwd. Dat heeft er waarschijnlijk mede voor gezorgd dat er nog zo veel over is van de oude gevel. Een ambitieuze ‘restauratie’ in 1911 heeft de gevel nog mooier gemaakt dan ze was, door hem destijds te bekronen met een sierlijke trap waarvan niemand kan bewijzen dat die er vroeger ooit zo heeft uitgezien.

Bouwheer en brouwer Michiel Jansz Camerling
De brouwerij 'De Hantbooch’ is kort na de stadsbrand van 1536 uit de as verrezen.
Bouwheer in die tijd was bierbrouwer Michiel Jansz, die zich later de achternaam Camerling aanmat. Hij was een rijk man, die al voor de brand (sinds 1534) in de Veertigraad zat, het gezelschap van de vertegenwoordigers van de belangrijkste families die de stad bestuurden. Zes keer was hij tussen 1548 en 1561 een jaar lang burgemeester. Bij de herbouw van zijn brouwerij heeft hij kosten nog moeite gespaard. Het betrekkelijk smalle pand is een van de weinige op de gracht dat na de brand met twee verdiepingen is opgebouwd. Voor de gevel liet hij kostbaar natuursteen uit Henegouwen aanrukken en steenhouwers liet hij kunstige reliëfs uithakken.
Het beeldhouwwerk en de gesmede muurankers suggereren dat de bouwer iets moet hebben gehad met de handboogschutterij. Ooit is wel geopperd dat 'De Hantbooch' als 'de Schutters-doelen’ in gebruik geweest is, maar daarvoor ontbreekt elk bewijs. Vanaf de herbouw heeft het pand direct dienst gedaan als bierbrouwerij. Zoals bij alle brouwerijen op de gracht liep het bedrijfsterrein vanouds aan de achterzijde door tot aan de Oude Delft. In 1559 kocht Camerling bovendien het nabij gelegen Koornmarkt 77 op om daarmee de achterven van het huidige Koornmarkt 77 en 79 bij zijn brouwerij te kunnen voegen. Kort daarop trok hij zich terug uit het bedrijf en droeg de brouwerij over aan zijn zoon Frans.

Gevel op de vlucht
Van de vier panden die samen het huidige studentenhuis vormen, heeft dit pand de meeste authentieke elementen behouden. Aan de gevel zijn in 1911 veel dingen mooier gemaakt dan ze waren, maar ook daar is veel oorspronkelijks bewaard gebleven. De gevel is bewust ‘op de vlucht’ (iets naar voren hellend) gebouwd om inwatering langs de gevel in de kruiskozijnen met de kleine glas- in loodraampjes zoveel mogelijk te beperken. Binnen bevinden zich nog 16e-eeuwse balkenvloeren, van dwars op elkaar liggende ‘moer- en kinderbinten’, hier en daar gedragen door een fraai versierde console (balksteun) in de muur en ook de zolderkap is nog authentiek.
De ingang van het huis zit nu rechts. De boognissen in de gevel verraden echter dat de voordeur waarschijnlijk ooit aan de andere kant heeft gezeten.
Oorspronkelijk is de onderpui vermoedelijk ook grotendeels van natuursteen geweest, zoals bij Wijnhaven 16 (zie daar). In de 18e of begin 19e eeuw is die stenen pui weggebroken om het toenmalige pakhuis een ingang met grote openslaande deuren te geven.


Detail van de 16e eeuwse reliëfs en ankers in de gevel. (Foto Rijksdienst Cultureel Erfgoed)

Pronkvertrek
Binnen heeft het huis achter een verlaagde onderverdieping. Daarom moet je nu in de hal een trapje van 1,30 meter hoog opklimmen om het vloerniveau boven die onderverdieping te bereiken. Volgens bouwhistoricus Gerrit Berends was dit achtervertrek in de tijd dat de brouwers het bewoonden ooit het pronkvertrek van het huis. Dat is te zien aan de mooi afgewerkte consoles die de vloer erboven dragen. En aan de sporen van een kunstzinnige beschildering van de balken onder de latere egale verflagen. Oorspronkelijk was het vertrek ook hoger. Toen het pand pakhuis werd, is die balkenvloer om efficiency-redenen verlaagd tot het niveau van het voorhuis. Op de zolder is het vloerniveau nog steeds ongelijk. Achter ligt de vloer daar 70 centimeter hoger dan voor in het huis.

Osendrop-restant
Opvallend is dat de achterste deel van het huis aan de kant van Koornmarkt 83 ruim een decimeter smaller is, dan het voorhuis. Dat heeft er mee te maken dat de huizen voor de brand smaller waren dan nu. Volgens de middeleeuwen bouwvoorschriften moest er namelijk tussen de woningen een tussenruimte van minimaal twee voet (ruim 60 cm) worden aangehouden, de zogenoemde ‘osendrop’, om waterafvoer van de daken zonder goten mogelijk te maken. Na de brand mochten de huizen met gemeenschappelijke muren en goten worden herbouwd. Aan de voorzijde is daarvoor een nieuwe muur opgetrokken op de oude erfscheiding tussen de twee huizen. Achter de knik is waarschijnlijk gebruik gemaakt van de resten van de oude buitenmuur van de voorganger van dit pand.


Tekeningen van de bouwhistorische waarnemingen van Gerrit Berends in 1965 voor de toenmalige Rijksdienst voor Monumentenzorg.

Bier en rijkdom
De Handboog was in de zestiende eeuw een van de 24 brouwerijen op de gracht. Heel Delft telde er toen meer dan honderd. Het bier bracht in die tijd geld als water naar de stad. In de topjaren rondom 1560 werd de bierproductie van de stad geschat op een half miljoen vaten, of 75 miljoen liter per jaar. Dat bier ging met scheepsladingen vol vooral naar Zeeuwse en Vlaamse steden en verder naar Duinkerken en Calais in het huidige Noord-Frankrijk, toen nog Zuid-Vlaanderen. Uit die contreien namen de brouwers vervolgens graan mee terug dat ze hier verwerkten. In die dagen “krioelde” de Koornmarkt, volgens de 17e eeuwse stadsgeschiedschrijver Dirck van Bleiswijk, drie maal per week van de korenkopers, schippers en brouwers die op de gracht hun zaken deden. Ook Michiel Jansz zal daar tussen gelopen hebben.

Glipper
In de eerste rumoerige jaren van de Tachtigjarige Oorlog was de brouwerij eigendom van Jan Jansz Sasbout (1517-1576). Hij was eerder al brouwer in de Voetbooch op de Voorstraat. Mogelijk was hij één van de grote brouwers die meerdere brouwerijen voor zich lieten werken. Ook hij komt uit een voornaam geslacht en was diverse malen burgemeester, onder meer in 1566 als hij het als bestuurder aan de stok krijgt met de beeldenstormers.
Als in 1572 het stadsbestuur zich onder druk van de Geuzen achter de Opstand schaart, behoort hij tot het clubje Spaansgezinde prominenten dat de benen neemt. Hij wijkt uit naar het dan nog katholiek gebleven Utrecht. De vluchters worden door de nieuwe machthebbers tot ‘glippers’ gebrandmerkt en hun bezittingen verbeurd verklaard. Zo ook de brouwerij de Handboog. Een paar jaar wordt de in beslag genomen brouwerij door de overheid aan wisselende personen verhuurd zonder dat er echter onder die oorlogsomstandigheden veel bier kon worden gebrouwen en geëxporteerd.

Succesvol brouwer met een vlekje
In 1575 koopt Cornelis Lambrechts van der Wel (1578-1612) de geconfiskeerde brouwerij en weet hem nieuw leven in te blazen. Overal duiken contracten op over zijn bierhandel, onder andere bij notarissen in Hoorn en Enkhuizen. Kennelijk zoekt hij in die regionen zijn heil nu de traditionele afzet in Vlaanderen door de oorlog lastig blijft. Een paar jaar later (in 1582) koopt hij het buurpand ‘Hamburch’ (zie Koornmarkt 83) erbij en laat tussen beide panden een doorgang maken. Ook Van der Wel is lid van de Veertigraad en verschillende malen burgemeester. Naast zijn brouwerij bezit hij ook diverse landerijen rond de stad.
Als hij in 1591 een testament laat opmaken, noemt hij zijn brouwerij daarin curieus ‘De Hamboech’, een merkwaardige verhaspeling van de namen van de twee huizen waaruit zij bestaat. Bij de telling van de haardsteden in 1600 heet de brouwerij overigens weer gewoon ‘Hantbooch’. Het bedrijf heeft dan twee brouwketels en twee eesten (moutovens) en telt (samen met het buurhuis) acht overige stookplaatsen.
Van der Wel is aanhanger van de nieuwe religie. Ondanks zijn sociale status krijgt hij echter wel een openlijke terechtwijzing van de Kerkenraad wegens “hang naar wereldse pracht, wellust en hoogmoed en het bezoeken van wufte bruiloften”, maar vooral vanwege “onkuisheden” met een naaister.

Brouwerij onttakeld
In 1612 verkoopt Van der Wel de brouwerij “met groot en klein brouwgetouw” en alles erop en eraan voor de lieve som van 15.234 gulden. Het is daarmee veruit de duurste brouwerij op de Koornmarkt. Toch was waarschijnlijk al in waarde gezakt, want twintig jaar eerder schatte Van der Wel in zijn testament de waarde van het bedrijf nog op 20.000 gulden.
De verkoop betekent gelijk het begin van het einde. De koper Huijch Jansz van der Dussen komt ook uit een nest van bierbrouwers en burgemeesters, maar van de bierhandel blijkt hij toch weinig kaas te hebben gegeten. Na vier jaar stopt hij er al mee. Hij verkoopt dan in 1616 het achtererf en bedrijfsgebouwen voor 3.400 gulden, deels aan een aannemer die zich gespecialiseerd heeft in het uitbreken van brouwerijen, Pieter Parsant en deels aan de buren, die een deel van hun eerder afgestane achtererf terugkopen. Parsant laat vervolgens op het achtererf drie nieuwe huizen verrijzen aan de Oude Delft (huidige nummers 60, 62 en 64).
In 1620 verkoopt Van der Dussen ook het zijhuis ‘Hamburch’ (Koornmarkt 83) voor 3.400 gulden. Zelf blijft hij het huis met de luiken bewonen. Na zijn dood in 1622 wordt dit, met inboedel en al, gewaardeerd op 4.000 gulden. Daarvan is echter tweederde bezwaard met hypotheekschulden. Financieel wordt de ex-brouwer hoofdzakelijk op de been gehouden door het kapitaal van zijn vrouw, Annetgen Donteclock, die onder meer een grote boerderij in Rijswijk bezit. De teloorgang van brouwerij De Hantbooch is min of meer symptomatisch voor de moeilijke tijden waarin de bierbranche in Delft begin 17e eeuw verzeild raakt. Van de 24 brouwerijen op de Koornmarkt aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog, zijn er bij de Vrede van Munster in 1648 nog maar acht over.


Een ruitergevecht van de 17e eeuwse Delftse schilder Palamedes Palamedesz, zoals dat Huich van der Dussen wellicht in 1622 fataal is geworden.

Gesneuveld
Na zijn kortstondig bierbrouw-avontuur gaat Van der Dussen zijn geluk beproeven als militair. Ook dat loopt niet goed af. Bij de strijd in Zeeuws-Vlaanderen raakt hij gewond. Kort daarop sterft hij na een kort ziekbed in het Brabantse Klundert.
Zijn weduwe hertrouwt met Hendrick van Millingen, een man die door interventie van Prins Maurits in Delft in het stadsbestuur op de kussens is gezet om zich te kunnen ontdoen van enkele partijgenoten van Oldebarnevelt. Beiden blijven De Handbooch bewonen tot Hendrick’s dood in 1643.

Praeceptor
Daarna blijft De Hantbooch de rest van de 17e eeuw nog woonhuis, maar niet meer van burgemeesters of rijke brouwers. Van 1660 tot 1683 woont hier dr. Abraham Brabander, ‘praeceptor’ (leraar) aan de Latijnse school in de Schoolstraat. Vermoedelijk was het huis voor hem aan de dure kant, want hij ziet zich genoodzaakt vijfhonderd gulden te lenen bij zijn collega Hero Crammerus. Uiteindelijk moest hij het huis voor slechts fl 2.600 verkopen om de laatste jaren van zijn leven aan de Voorstraat te slijten.

Pakhuis voor de VOC
In de 18e eeuw is het pand lang eigendom van verschillende leden van de familie Van Ruyven. Vanaf 1698 van Jacob Jansz van Ruijven, daarna, vanaf 1717, van (schutters-)capteijn Johan Pieter van Ruyven. Van 1741 tot 1774 neemt Christina van Ruyven, vrouwe van Lombardijen (een heerlijkheid bij Rotterdam), de fakkel over. Geen van hen heeft hier vermoedelijk nog gewoond. Het is dan al hoofdzakelijk een pakhuis. In 1730 wordt het voor fl 275 per jaar verhuurd aan Gideon van Overschie en in de jaren 1742-1750 aan Bartholomeus van den Boogaart, soldij-boekhouder van de VOC, die op de zolders boven zijn woning waarschijnlijk handelswaar van de Compagnie opslaat.

Graanpakhuis
In 1774 koopt graanhandelaar Theodorus Fauel het pand voor fl 1.500. Dat is minder dan een tiende van het bedrag dat het ooit als brouwerij heeft opgebracht. Zijn zoon Albertus Fauel neemt het in 1803 na zijn overlijden over. Pa Theodorus is ook eigenaar van de korenmolen De Otter en marktmeester op de graanmarkt, die in die dagen wordt gehouden op de Haverbrug, een overdekt deel van de Binnenwatersloot.
Zoon Albert woont in het huis ernaast (huidig Koornmarkt 83) en gebruikt de grote korenzolders samen met mouter Criellaart en collega graanhandelaar Perk. Het pand is dan geheel tot pakhuis vervallen. Gedurende bijna twee eeuwen zal er niemand meer op dit adres wonen.

Metselen en korenwijn
In 1820 staat het “ruime, sterk en wel betimmerde” pakhuis voorzien van “drooge kelder en zeer groote en goede korenzolders” te koop. Het komt dan in handen van metselaar Alexander de Vroom. De Vroom is opkoper van meerdere huizen in de stad. In die tijd is hij verder onder meer ook eigenaar van zowel Koornmarkt 75, 77 als 79. Ook Koornmarkt 36 is van hem, evenals een pand in de Molssteeg. Naast metselaar en huiseigenaar is De Vroom bovendien compagnon in moutmolen Den Otter en koornwijnstokerij De Papegaaij aan het zuideinde van de Oude Delft. Daarvoor komen de korenzolders kennelijk goed van pas. In een tijd waarin vrijwel niet gebouwd werd, is met stoken meer te verdienen dan met metselen.


NB: Klik op de afbeeldingen voor een vergroting.


In het midden de gevel in 2004. (Foto Rijksdienst Cultureel Erfgoed)


De gevel in 1907. (Foto H.J. Kouwenberg)


Familiewapen van brouwer en burgemeester Michiel Camerling


De omstreden topgevel. (Foto Hans van ’t Zet)


Doorsnede van het pand op een reconstructie-tekening uit 1965, waarop het naar voren hellen van de voorgevel duidelijk te zien is.


De versierde console in de huidige hal, waarop de grote eiken balk van de verdiepingsvloer rust. (Foto Rijksdienst Cultureel Erfgoed)


Schets van de constructie van de moer- en kinderbinten en ondersteunende consoles. (Zie Delftse Studiën, p.81)


Een blik door het kruiskozijn van een studentenkamer op de overzijde van de gracht. (Foto Kees van der Wiel)


De gemeenschappelijke ruimte in het studentenhuis onder moer- en kinderbinten. (Foto Kees van der Wiel)


Een eenvoudig uitgevoerde 16e-eeuwse console. (Foto Kees van der Wiel)


Familiewapen van brouwer Cornelis van der Wel.


















KLM-huisje nr 32, geïnspireerd op dit pand.


Een steendruk van Jacob Klinkhamer van de gevel uit 1879, zoals afgebeeld in een Engels bouwkundig tijdschrift. (DUWO-archief)


De plattegrond van het pand in 1825 op de oudste kadasterkaart. Achter het huidige pand was achter een binnenplaats nog een achterbouwsel, dat aan de linkerkant via een gangetje met het huis verbonden was. Die gang kwam uit op de nog bestaande achteruitgang naar de Oude Delft. Het achterbouwwerk is in 1965 gesloopt.
Botervaatjes
In 1863 raakt het pakhuis in handen van de kuipers-familie Harkink. Die heeft aan de overzijde van de gracht (Koornmarkt 60) een bloeiend kuipersbedrijf dat heel Delft voorziet van onmisbare botervaatjes. Boter was het exportproduct bij uitstek in het 19e eeuwse Delft. 45 jaar lang staat het pakhuis vol met botervaten.

Bekroonde restauratie
In 1908 koopt aannemer Nicolaas Roodenburg het pakhuis om het te gebruiken voor zijn opslag. Diverse bouwkundigen in binnen- en buitenland hebben de gevel inmiddels ontdekt en getekend als voorbeeld van Hollandse bouwkunst in de overgangsperiode van late gotiek naar renaissance. Ook Roodenburg ziet er iets in, en besluit er iets moois van te maken. Hij gaat het pand ‘restaureren’, een ingreep die toen nog min of meer moest worden uitgevonden. Hij laat zich overtuigen de gevel in oude stijl op te sieren met een trapgevel waarvan deskundigen denken dat hij er ooit zo heeft uitgezien. Daarbij komen meerdere suggesties op tafel. Zo is er een schets van prof. Everts hoogleraar aan de toenmalige Technische Hogeschool bewaard van een topgevel met vijf torentjes die het niet geworden is. Ook de onderpui krijgt een nieuw bedacht jasje, met chique kleine ruitjes in de stijl van de 18e eeuw. (Reden om die pui in 1965 opnieuw fantasierijk te herzien.)
Als het karwei geklaard is, krijgt de eigenaar ‘voor zijn bijzondere bijdrage aan het verfraaien van het stadsschoon’ in 1913 een eervolle gouden medaille van het Gijsberti Hodenpijl-fonds en de nodige publiciteit.


Een ontwerp van prof. Evertsz voor een nieuwe topgevel in 1909. Uiteindelijk werd hij een trapje minder steil en kreeg het drie gemetselde torentjes, in plaats van vijf. (Rijksdienst Cultureel Erfgoed)

Het ontwerp voor de nieuwe onderpui in 1911 van architect W. Scheepens uit Den Haag.(Rijksdienst Cultureel Erfgoed)

Kartonnagefabriek Kadee

Vervolgens blijft het pand nog lang eigendom van de famille Roodenburg. Sinds 1920 verhuurt deze het echter al aan de firma Kadee in het pand ernaast. Uiteindelijk zal die het in 1959 ook in eigendom verwerven. Vier jaar later gaat deze firma echter al verhuizen naar een nieuw bedrijfspand aan de Buitenwatersloot. Ze verkoopt dan al haar panden op de Koornmarkt aan de Stichting Studentenhuisvesting.
Deze besluit de vier panden volledig uit te kleden en achter de gevels een gezamenlijk studentenhuis te bouwen. Deze gevel met de schilderachtige luiken wordt daarvan het uithangbord en de entree.


De werkingang van kantoorboekdrukkerij Kadee in 1960. (Foto Rijksdienst Cultureel Erfgoed)



Een foto van het pand tijdens de verbouwing van het buurhuis in 1880 uit een Frans tijdschrift. Duidelijk zichtbaar achter de luiken staan de botertonnetjes van kuiper Harkink. (Foto Rijksdienst Cultureel Erfgoed)


De vernieuwde gevel, kort na de restauratie in 1914. (Foto C. Steenbergh)


Suikerzakje van de firma Kadee.
Hans van ’t Zet en Kees van der Wiel

Voor meer informatie verwijzen we naar het gedenkboek 'vijf eeuwen aan de Koornmarkt' van Gerrit Berends, Kees van der Wiel en Hans van 't Zet (2016)

>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Koornmarkt 81


 
Geplaatst: 22 juni 2020 / Laatste wijziging: 5 maart 2024

 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft