Koornmarkt 77 www.achterdegevelsvandelft.nl

Voorheen Het Vliegend Hert NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.
Tegenwoordig is Koornmarkt 77 geen zelfstandig adres meer. Achter de gevel bevindt zich sinds 1965 een studentenhuis dat zich uitstrekt over vier panden en de voordeur heeft op nummer 81. Geen van de kamers in die vier huizen is identiek. De raamkozijnen zitten van binnen vaak op plekken waar je ze niet zou verwachten. Dat maakt een romantische, geïmproviseerde indruk. Toch werden bij de verbouwing van 1965 de vier panden van een voormalige drukkerij compleet gestript. Achter de oude gevels werd een gezamenlijke studentenflat gebouwd met een betonnen trappenhuis. Van de oorspronkelijke constructie van de afzonderlijke huizen is veel verdwenen, al zijn de buitenmuren en de oude eiken balkenplafonds gespaard.
In de gevel van Koornmarkt 77 verdween in 1965 de etalageruit, die daar ruim 50 jaar eerder was aangebracht. Verder kregen alle vensters een ‘historische’ beglazing die er al ruim een eeuw niet meer had gezeten. Ook kreeg het pand een heel andere, stijlere zolderkap om extra kamers te kunnen creëren.
Het huis droeg in vroeger tijden de naam ‘Het Vliegend Hert’, ook wel ‘Het Vliegend Hart’. De oudste restanten van het huis dateren van 1540, dus van kort na de grote stadsbrand van 1536.

Verdwenen kelder en consoles
Toen het pand in 1965 gestript werd, bleek het zes vakken diep tussen de eiken moerbalken, die al voor een belangrijk deel waren weggehakt ten behoeve van latere stucplafonds. Halverwege was een scheiding tussen een voor- en een achterhuis en aan de noordelijke zijmuur waren nog sporen te zien van een spiltrap, die daar oorspronkelijk had gezeten. In het voorhuis zitten in de zijmuur nog natuurstenen consoles waarop de moerbalken rusten.
Bij de funderingen waren nog aanzetten te zien van een kelder met tongewelf van het huis dat voor de brand van 1536 op deze plek moet hebben gestaan. Op een foto van omstreeks 1900 is de ingang van die kelder nog te zien. Toen die kort daarna weggebroken werd ging in het voorhuis het vloerniveau omlaag. Het achterhuis hield echter een lage onderverdieping. Daardoor moest men binnen halverwege een kort trappetje op om op de vloer te komen boven die onderverdieping. Waarschijnlijk gebeurde het wegbreken van de kelder in het voorhuis gelijktijdig met het maken van de inmiddels verdwenen etalageruit in 1911.
De zoldervloer en zolderkap met flauwe helling waren in 1965 ook al niet meer oorspronkelijk. Ze waren het resultaat van een eerdere verbouwing, vermoedelijk halverwege de 19e eeuw, waarbij waarschijnlijk ook de oorspronkelijke trapgevel in de huidige lijstgevel is veranderd.

Ruzie over timmeragies
De oudst bekende eigenaar is Job Corssen Grijp. Hij sloot in 1540 een ‘contract van timmeragie’ met zijn buurman Dirck Duist van het huidige Koornmarkt 75 voor de wederopbouw van het vier jaar eerder verbrande pand (zie ook Koornmarkt 75).
Enkele decennia later wordt het huis eigendom van Michiel Jansz Camerling, de brouwer van de Handboog (nu Koornmarkt 81). Zoals in het verhaal over Koornmarkt 75 al staat beschreven, kreeg hij in 1559 slaande ruzie met genoemde buurman Duist over nieuwe ‘timmeragies’. Waarschijnlijk ging dat over uitbreidingen voor zijn brouwerij op het achtererf. In die tijd liepen de percelen namelijk nog van gracht tot gracht door en waren aan de zijde van de Oude Delft nog niet bebouwd met woonhuizen, maar alleen met pakhuizen en schuren. De aankoop van belendende percelen bood zodoende mogelijkheden om op het achtererf in de breedte flink uit te pakken. De zaak eindigde in 1563 met een uitspraak door het Hof van Holland dat Camerling geen gebruik mocht maken van de muren van Duist, behalve voor een privaat (toilet) tegen diens keukenmuur. Voor het overige moest hij naast de muren van de buurman eigen muren oprichten, met eigen goten.

Vockestaert
Omstreeks 1585 werd het huis eigendom van graanhandelaar (‘korenkoper’) Adriaen Jansz Vockestaert, die in 1592 alsnog - voor zover bekend zonder ruzie - een akkoord sloot met de buurman van Koornmarkt 75 over een nieuwe goot tussen beide huizen. Als korenkoper zal hij wel een leverancier voor de naburige brouwerijen zijn geweest. Vockestaert is ook de oude benaming van een gehucht van enkele boerderijen langs de Abtswoudseweg.
Bij de telling van de haardsteden in 1600 telde dit huis vier stookplaatsen. Blijkens het bouwhistorisch onderzoek in 1965 van Gerrit Berends zaten die in de muur aan de kant van Koornmarkt 75.


Familiewapen van Vockestaert

Familiewapen van Jan Frans van der Lee

Graanhandelaar neemt de benen
In 1606 verkocht Vockestaert het huis aan een andere korenkoper: Jan Fransz van der Lee. Die kende hij ongetwijfeld al langer, want Van der Lee was getrouwd met ene Anna Coenen Vockestaert. Van der Lee was lid van de Veertigraad en Gasthuismeester en had als korenkoper destijds grote belangstelling voor de plannen van Jan Adriaenszn Leeghwater om in Noord Holland de Beemster droog te malen met 43 windmolens. Het project werd gefinancierd met geld van rijke kooplieden uit Amsterdam en elders, die hoopten op vruchtbare landbouwgronden. Jan Fransz van der Lee was één van hen. Toen de polder in 1612 droog viel, verwierf hij drie kavels van in totaal 63 morgen land, goed voor drie grote nieuwe boerderijen. Alleen vielen de graanopbrengsten in de nieuwe polder al snel tegen, omdat de grond daarvoor, ondanks extra molens, te drassig bleek. Ook elders bezat hij al landbouwgronden, onder andere in Charlois. Van der Lee was dus een vermogend man en een burger van aanzien in de stad. Niettemin schijnt er in 1623 iets misgegaan te zijn, want dat jaar besloot hij de stad met stille trom te verlaten. Na zijn dood raakten zijn erfgenamen zes jaar lang verwikkeld in processen bij het Hof van Holland over zijn nalatenschap. Het huis werd in 1625 uit de failliete boedel verkocht aan buurman Jan Maertensz Hoogenhouck.

Prentenatelier Delff
In 1631 komt het Vliegend Hert in handen van ‘plaetsnijder’ Willem Jacobsz Delff, een telg uit een familie die in de Gouden Eeuw vijf schilders voortbracht met de naam Delff. Willem was van hen degene die de meeste naam heeft gemaakt. Hij was getrouwd met Geertruida van Mierevelt, de dochter van een andere vermaarde Delftse schilder: Michiel van Mierevelt, die op de Oude Delft in ‘Het Wapen van Spangien’ (nu nr 71) een commercieel zeer succesvol portret-atelier runde. Eerder woonden hij met haar in ‘Het Gekroont Neteldoeck’ op de Markt (zie Markt 27).
Van de koppen van Stadhouders en andere bekende Nederlanders die zijn schoonvader in zijn atelier maakte en in serie liet naschilderen, maakte Willem kopergravures. Aan die gedrukte prenten in hoge oplagen verdiende ook hij een goede boterham.
Zijn schoonvader kocht in 1631 het buurhuis Koornmarkt 79. Daarmee stelde hij Delff in staat om een breed achterhuis te bouwen over de volle breedte van beide panden, met daartussen voor de lichtinval een royale binnenplaats achter het huis aan de straat. Kennelijk had Delff voor zijn prentendrukkerij flink wat werkruimte nodig. Die achteraanbouw in de huidige tuin van het studentenhuis is twee eeuwen later, in 1845, gesloopt.
Lees hier meer over de prentenwinkel van Willem Jacobsz Delff in het betreffende hoofdstuk uit het boek ‘Vijf eeuwen aan de Koornmarkt’.

Familie Van Mierop
Op 5 mei 1655 werd het huis als ‘Vliegend Hart’ gekocht door Dirck van Mierop, die het met Maria Traudenius en vijf kinderen ging bewonen. Pa overleed echter in 1666 en ma hertrouwde in 1670, maar overleed twee jaar later eveneens. Haar twee zoontjes, Hendrick en Paulus, waren toen ook al dood. De drie dochtertjes Ida (geboren 1656), Elisabeth (1663) en Magdalena (1665) bleven verweesd achter. Zij werden verder groot gebracht door buurvrouw Catharina Warmont van het huis Hamburch (Koornmarkt 83). Om de belangen van de minderjarigen te beschermen ontfermde de Weeskamer van de stad zich over hun erfenis van de overleden ouders. De inrichting van het huis met onder meer vele schilderijen van plaatselijke meesters, werd zowel bij die gelegenheid als eerder bij het tweede huwelijk van de moeder, uitvoerig beschreven.
Lees meer hierover in het hoofdstuk ‘Het Vliegend Hart en de weesmeisjes Van Mierop’ in het eerder genoemde boek.

Dominees, notarissen en fanaat genealoog
Het huis werd door de familie Van Mierop vervolgens aan predikanten verhuurd, respectievelijk dominee Anselaer en dominee Schagen. En daarna aan notaris Adriaen Swalmius, die in 1716 besloot het voor fl 5.200 te kopen. De notaris liet zich door de dichter Poot (van ‘hier ligt Poot, hij is dood’) graag bewieroken als een groot kunstmaecenas. “Gelukkigh hy, wiens lettervlyt een trouw beschermheer heeft verkregen”, schreef de dichter tevreden. 

Hij werd opgevolgd door zijn collega mr. Willem van der Lely, die tussen 1724 en 1772 bijna vijftig jaar lang akten uitschreef. Verder was hij een actief bestuurder van de stad (burgemeester, thesaurier en lid van de Veertigraad) en lid van de Raad van Holland.
Daarnaast moet hij vele uren in oude archieven hebben doorgebracht, want hij was een verwoed heraldicus en genealoog, die de stad Delft 21 door hem met de handgeschreven en getekende boeken naliet, met daarin ongeveer 11.000 wapens van families in vele Hollandse steden. Die boeken zijn nu in beheer bij het Stadsarchief. In 1763 verkaste hij naar het chiquere Oude Delft 157 (zie daar) om meer tussen heren van gelijke stand te gaan wonen.

Pillen en vijzels
Van 1787 tot 1844 werden hier 57 jaar pillen en poeders aan de man gebracht. De eerste apotheker die zich met zijn vijzels in het pand vestigde was Coenradus Everhardus Visser. Hij kwam uit Nijmegen had in 1787 als 20-jarige net zijn apothekersdiploma gehaald en trouwde met Apolonia Donker, dochter van de niet onbemiddelde Jacob Donker, die eigenaar was van Koornmarkt 77. Bij zijn dood in 1826 was Visser bijna veertig jaar apotheker aan de Koornmarkt geweest.
Na zijn dood stond zijn zoon klaar om de vijzel over te nemen. Hij bewoonde het huis samen met zijn twee zusters Antonia en Anna Maria. Gedurende bijna twintig jaar bleef deze Johannes Visser vervolgens het gezicht van de apotheek. In die tijd werd er van overheidswege toezicht uitgeoefend op het apothekerswezen door een visitatiecommissie van artsen. Die was over zijn winkel na een bezoek in 1840 maar matig te spreken: “De hoogst geringe voorraad overtuigde ons dat den eigenaar de liefde voor zijne zaak en welligt het vermogen mist, om aan dezelve een welvarend aanzien te verleenen”, constateerde ze.


Apothekerspotten in het Medisch-farmaceutisch Museum Griffioen aan de overzijde van de gracht.
(Foto Hans van ’t Zet)
Metselaars
Na bijna zestig jaar apothekers komen er een bijna even lange periode metselaars over de vloer. In 1844 begon met Willem Gijsbert Metzelaar, een toepasselijke achternaam, het tijdperk van deze ambachtslieden. Hij kreeg dertien kinderen, van wie er vier jong overleden, zoals in die tijd vaker voorkwam. Bijna al zijn kinderen waren dochters. Twee zoons werden volwassen: Jan Willem en Gijsbert. Zij volgden hun vader in 1879 op in de zaak en als bewoners van het huis.
Pa Metzelaar begon in 1845 direct de achterbouwsels van Willem Delff af te breken om het huis een tuin te bezorgen. Waarschijnlijk deed hij met de stenen elders nog goede zaken. Ook verder heeft hij aan het huis het nodige gemetseld. Waarschijnlijk werd het huis in die tijd voorzien van een lijstgevel en een nieuw dak, zoals eerder vermeld.

De oude Willem Metzelaar was een creatieve projectontwikkelaar. In een tijd dat er in Delft nauwelijks van enige nieuwbouw sprake was kocht hij in 1838 op het Rietveld het kerkgebouw van het opgeheven kerkgenootschap Christo Sacrum en maakte daarvan het pauperpaleis Kris-Kras bestaande uit 18 kleine arbeidershuisjes rond een binnenplaats achter het onderste deel van de gevel (zie Rietveld 83-89). Vijf jaar later begon hij het hofje “Lucht en Licht” aan het einde van de Doelenstraat, waar eerst dertien eenkamerwoningen op een rij kwamen en vervolgens nog dertig ruggelings daarachter in een vierkant rond een modderige binnenplaats. De familie bleef dit imperium uitmelken tot 1911.



De bebouwde oppervlakte van het pand bij de eerste kadasteropmeting van 1825 (links) en in 1845 (rechts), toen het grootste deel van het achterhuis was gesloopt. Vanouds was de bebouwing van de panden van het huidige studentenhuis veel dieper dan nu. Hier een projectie wat er sinds 1830 in de tuin van het huidige studentenhuis allemaal verdwenen is. (tekening Kees van der Wiel)

Huidig Koornmarkt 77 achter het gebladerte, met loze voordeur.


De gevel voor en na de verbouwing van 1965.


Het volledig gestripte pand in 1965, vanuit de tuin naar de gracht gezien.


Het huis omstreeks 1900, met een soort souterrain en aparte kelderingang.


Doorsnede van de constructie van het huis op basis van de bouwhistorische waarnemingen van Gerrit Berends.


Willem Delff, detail uit een gravure. Mogelijk een zelfportret.


Een stilleven van Gilles de Bergh, een schilder van wie de familie Van Mierop meerdere doeken in huis had. (Collectie Museum Prinsenhof)


Familiewapen
van Swalmius

Familiewapen van
Van der Lely


Verzameling familiewapens van alle leden van de Delftse veertigraad sinds 1476, samengesteld door Willem van der Lely in 1738.


Blik op de gracht door het bovenlicht boven de voordeur van nummer 77, nu een raam van een van de studentenkamers. (Foto Kees van der Wiel)


Van binnen zijn de ramen soms wat merkwaardig geplaatst, voor de kat wel leuk.
(Foto Kees van der Wiel)
Gezusters Koper
Het bovenhuis was in de negentiende eeuw, net als bij veel andere huizen op de gracht, vooral in trek voor kamerverhuur aan studenten van de toenmalige Polytechnische School, militairen en oud-Indiëgangers. Op een zeker moment woonde er boven ook een weduwe Van Andel, die blijkens een advertentie erg verlegen zat om ‘een fatsoenlijke dienstbode’.
Vanaf 1897 treffen we als bewoonsters de dames Koper aan, ook wel aangeduid als de ‘zusters Koper’. Zij woonden bij de bouwvakkers Jan en Gijsbert Metzelaar in het bovenhuis, maar hadden verder weinig affiniteit met bouwmaterialen. Wel waren ze maatschappelijk zeer actief. Zo was mej. W.A. Koper regentesse van het Weeshuis en secretaresse/penningmeesteres van de Zondagsscholen van de Nederlandse Protestantenbond en haar zuster Johanna vicepresidente van de ‘Vereeniging Helpt Elkander’. In 1913 verhuisden ze naar Oude Delft 111, waar ze opnieuw ‘boven’ gingen wonen.

Kunsthandel Van Bokhoven
In 1911 begon Antony van Bokhoven in het pand een boekbinderij en kartonnagefabriek. Van Bokhoven had echter ook andere interesses dan dozen en karton. Hij begon daarnaast een kunsthandel en lijstenmakerij om plaatselijke kunstenaars als P.C. Kramer, K. Hanau, Leon Senf en pastels van mejuffrouw Bruigom te promoten. Daarvoor liet hij het pand, dat hij huurde van eigenaar G. Jense, voorzien van een fraaie etalageruit. Zeven jaar later nam hij het pand van de eigenaar over.
Kort daarna, in mei 1919, hield hij echter een grote opruiming van ‘Platen en Gravures (zéér lage prijzen )' en verhuisde zijn kunsthandel naar Voldersgracht 27. Voor de dozen en kantoorboeken had hij een andere liefhebber gevonden: Johan (J.J.)Lonzième.
Lees hier een jubelende kunstrecensie in de Delftsche Courant van 6 oktober 1914 van een expositie van deze plaatselijke cultuurverheffer.


Delftsche Courant, 1 september 1911.

Delftsche Courant, 3 oktober 1914.

Delftsche Courant, 18 pril 1914.

Delftsche Courant, 21 maart 1917.

De bovenwoning te huur.
Delftsche Courant, 3 mei 1878.


Oproep voor de zondagsscholen.
Delftsche Courant, 25 aug. 1897.


De nieuwe etalage van kunsthandel Van Bokhoven
in 1914.



De bebouwde oppervlakte bij kadaster-opmetingen in 1880 (links), 1913 (midden) en 1919 (rechts).
Kantoorboekenfabriek

Lonzième was directeur van de NV Kantoorboekenfabriek, waarvoor hij kennelijk ook andere geldschieters had weten te interesseren. Hij begon met een grote verbouwing waarbij hij het achtererf (dat nog steeds deels achter nr 79 lag) opnieuw compleet dicht bouwde. In 1913 had zijn voorganger Van Bokhoven daar al een begin mee gemaakt. Verder trok hij een aantal Duitse vaklieden aan, waarvoor hij in 1920 in de krant een kosthuis zocht. Zelf ging hij boven de zaak wonen, met zijn moeder, de weduwe F.W. Lonzième, geboren Mension.
In 1927 zocht hij via de krant naar ‘nette Meisjes’ die “eenigzins bekend zijn met vouw- en plakwerk”. In september 1945 had hij direct na de oorlog opnieuw nette meisjes nodig. Hij lokte ze in deze barre tijden met “hoog loon en een warme maaltijd”. Daarvoor zullen ze wel heel wat dozen hebben moeten vouwen.


Delftsche Courant, 21 aug 1920.

Delftsche Courant, 3 aug 1927.

Veritas, 18 september 1945.

Kadee
Na de oorlog ging de Kantoorboekenfabriek ‘Delft’ opereren onder de firmanaam Kadee en beleefde de zaak grote tijden. Voortdurend is er behoefte aan uitbreiding. In 1951 kocht Kadee het naastgelegen pand Koornmarkt 79 op, zeven jaar later werden ook ‘De Hantbooch’ op nummer 81 en Koornmarkt 83 bij de zaak getrokken. Toch bleef de behuizing knellen. Ook blijkt plastic het verpakkingsmateriaal van de toekomst en dat vroeg om nieuwe bedrijfsaanpassingen. Ook de aan- en afvoer op de gracht werd steeds meer een probleem. Daarom nam het bedrijf in 1963 het besluit geheel te vertrekken van de gracht en zijn heil te zoeken in een compleet nieuw bedrijfsgebouw aan de Buitenwatersloot.

Studentenhuis
Ondertussen groeide het aantal studenten aan de (toen nog) Technische Hogeschool explosief. De plaatselijke hospita’s konden in die vraag naar studentenkamers niet langer voorzien. In de jaren ’50 werd daarom een Stichting Studentenhuisvesting op poten gezet om de kamernood te lenigen. Die stichting liet gretig haar oog vallen op deze leeggekomen bedrijfspanden in de binnenstad en besloot ze om te bouwen tot een kleine studentenflat in historische behuizing. Met een flinke berg fietsen voor de deur als gevolg.
Tot de eerste lichting bewoners behoort de scheikundestudent Hans van ’t Zet. In september 2016 vierde het studentenhuis haar 50-jarig bestaan, met onder meer het boekwerk ‘Vijf eeuwen aan de Koornmarkt’, waarvan Van ’t Zet de initiatiefnemer was. Hij strikte de inmiddels gepensioneerde bouwhistoricus Gerrit Berends om voor het boek het onderzoek te bewerken dat hij 50 jaar eerder had gedaan voor de Rijksdienst Monumentenzorg en vroeg historicus Kees van der Wiel om zijn archiefonderzoek te begeleiden.

Het pand vlak voor de grote verbouwing in 1964. (Foto Gerard Dukker, Rijksdienst Cultureel Erfgoed.)


Suikerzakje van de firma Kadee.


Studentenhuis-balkon 2016. (Foto Kees van der Wiel)
Hans van ’t Zet en Kees van der Wiel

Voor meer informatie verwijzen we naar het gedenkboek ‘Vijf eeuwen aan de Koornmarkt’ van Gerrit Berends, Kees van der Wiel en Hans van 't Zet (2016)

>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Koornmarkt 77

 
Geplaatst: 21 april 2020 / Laatste wijziging: 11 mei 2021  
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft