Heilige Geestkerkhof 1
www.achterdegevelsvandelft.nl

Hugenoten- en kosterswoning

NB: Klik op de afbeeldingen voor een vergroting.

Heilige Geestkerkhof 1, met opvallend geel geschilderde kozijnen in een zwarte gevel, is sinds 1926 eigendom van de tegenover liggende kerk en gedurende die eeuw lange tijd als kosterswoning in gebruik geweest. Eerder in zijn geschiedenis heeft het huis een paar keer dienst gedaan als huis-schooltje.
In de 18e eeuw woonden hier diverse Hugenoten, Franse vluchtelingen die om hun geloof hun land verlaten hadden. Hoewel het huis nog steeds in bezit is van de tegenwoordige Protestantse Gemeente Delft wordt het momenteel niet meer bewoond door een koster, een beroep wat steeds minder voorkomt aangezien het werk veelal verricht wordt door vrijwilligers.

Fraai gesneden deur
Heilige Geestkerkhof 1 heeft een eenvoudige gevel onder een rechte lijst met een schilddak. Het heeft een mooie empire-omlijsting om een fraai gesneden deur met bovenlicht en een hoofdgestel van consoles, die volgens de omschrijving van de Rijksmonumentenstatus vermoedelijk dateert uit de tweede helft van de 18e eeuw. Voordien zal het huis een trapgevel hebben gehad zoals op de Kaart Figuratief uit circa 1675 te zien is. De monument-omschrijving dateert het pand als 17e-eeuws, maar gezien de geschiedenis van eigenaren lijkt het eerder 16e-eeuws. Overigens ongetwijfeld met een ander, soberder, uiterlijk dan het fraaie zwart geschilderde pand nu, met gele kozijnen en een groene omlijsting met grote planten.

Heilige Geestkerkhof
De Heilige Geestkerkhof ontleent zijn naam aan de Tafel van de Heilige Geest, de armenzorginstelling zoals die in de Nederlanden in de Middeleeuwen was ontstaan. De Heilige Geest werd toen gezien als de Vader der Armen. Anders dan de naam doet vermoeden was de Heilige Geesttafel geen kerkelijke, maar een wereldlijke instelling. De Heilige Geestmeesters van de stad hadden tot taak het beheren van de bezittingen van de Tafel van de Heilige Geest (ook wel 'Armendis' of 'Armentafel' genoemd), zoals huizen en voorraden graan, en het houden van toezicht op de uitdelingen van bijvoorbeeld brood aan de armen.
In veel kerken vonden brooduitdelingen plaats. Zo vinden we in de St. Bavo in Haarlem nog steeds een broodbank, waar men onlangs het oude gebruik weer in ere heeft hersteld. In de adventstijd worden hier broden verkocht waarvan de opbrengst ten goede komt aan goede doelen zoals de voedselbank. Op de Heilige Geestkerkhof werden in de middeleeuwen rond de Oude Kerk de armen begraven. Een graf binnen in de kerk was voorbehouden aan de rijkere Delftenaren.
De oorspronkelijke naam van de straat was Smeestraat, verwijzend naar de smidse op nr. 4-5, nu café Oude Jan. (Zie daar)


Schilderij van de Tafel van de Heilige Geest uit de Jacobikerk in Utrecht. (Collectie Centraal Museum, Utrecht)

De Broodbank in de St Bavo in Haarlem, gedateerd 1450. Foto van de auteur.

Kinderschooltje
De oudste bewoner die we van dit huis kunnen traceren, is Judith Andries, weduwe van Arent Willemsz, wonende “besuijden de Oude Kerk”. Toen er in 1589 een vergunningstelsel werd ingevoerd om school te mogen houden kreeg haar school, die mogelijk al langer bestond, officiële erkenning. Waarschijnlijk ging het om een klein schooltje met een handvol, vermoedelijk jonge leerlingen die zij de eerste beginselen van het lezen en schrijven bijbracht en de christelijke moraal, met de nodige Bijbelverhalen.
In 1600 kwam de wijkmeester het aantal stookplaatsen inventariseren. Hij werd toen ontvangen door haar dochter Barbara. Over het aantal haardsteden ontstond kennelijk verwarring. De teller noteerde er aanvankelijk 6 of 7. Dat aantal werd later gecorrigeerd tot drie, hetgeen voor een huis van deze omvang ook waarschijnlijker lijkt.
Op een of ander manier komt het huis vervolgens in handen van een andere dame, Wijvine/Wijftge Pieters, die eveneens een vergunning krijgt om een kinderschool te houden, “mits dat sij de kinderen geen boucken ofte anders leeren sal dan ’t gund is met gereformeede religie en alhier openlijk gepredikt wort”. Wijfje blijkt overigens braaf lidmaat van de nieuwe gereformeerde kerk. Na haar dood vermaakt zij het huis aan Clara/Claertge Jansdr. op het Bagijnhof, die het in 1631 voor 800 gulden verkoopt aan Bartholomeeus (Bartelmees) Wilhelmus Halling.

Huisbaas, majoor van Steenbergen, uit het leger
Al spoedig nadat deze Halling het huis gaat bewonen overlijdt in 1632 zijn vrouw. Een jaar later hertrouwt hij met Lijsbeth/Elisabeth Diertgen van Steenbergen. Halling is niet onbemiddeld. Als hij in 1645 overlijdt woont hij in de Jacob Gerritstraat en verhuurt nog steeds dit huis tegenover de kerk. Aan wie is ons niet gelukt te achterhalen. Zijn echtgenote blijft huisbaas en hertrouwt met chirurgijn Abraham van Blijvenburg (zie over hem Oude Delft 68). Via vererving komt het huis vervolgens in handen van Albertus van de Boom, majoor van Steenbergen, zoon en enig erfgenaam Aletta van Steenbergen (dochter van Elisabeth) en Arent van de Boom.
Na bijna 70 jaar huurpenningen hebben geïnd van onbekende bewoners verkopen de erven Steenbergen in 1704 het huis aan Hendrik van Egmont, die er mogelijk ook heeft gewoond tot hij het huis in 1726 verkoopt aan houthandelaar Schalkius van der Hoog.

Eigenaar Schalkius om de hoek
Schalkius van der Hoog was eigenaar van het nabijgelegen huis op Oude Delft 140 (zie daar) en had nog meer panden op de Oude Delft en de Nieuwstraat. Schalkius verhuurt het huis aan Cornelis van Noorden, maar die moet vijf jaar later verhuizen naar nummer 3 op de Heilige Geestkerkhof als zijn huisbaas nummer 1 alweer verkoopt. Mogelijk heeft hij het huis ooit gekocht om daarmee een deel aan zijn eigen woning op OD 140 te kunnen toevoegen, al is niet duidelijk wat precies. Opmerkelijk is wel dat hij het had gekocht voor “thien hondert gulden” oftewel duizend gulden en het enkele jaren later voor de helft van de prijs weer van de hand doet.

Hugenoten
Koopster in 1731 is Elisabeth Le Herle, kort tevoren weduwe geworden van Jean Simon, beide Hugenoten. In 1749 blijkt zij het huis te bewonen samen met Johanna Rachel Verdetie, eveneens weduwe (“beijde Franse Wolle Naijsters”) en moeder van een kind. Ook deze dame blijkt weer een vergunning te hebben om jonge kinderen “in Nederduijtsch en Franse spel- en leeskunst” te onderwijzen. Wellicht vooral kinderen van Hugenoten-huize.
De volgende eigenaresse, Isabella Lullings, behoort blijkens haar testament eveneens tot de Waalse Kerk. Zij ging er zelf ook wonen. De dominee van de Nederlands Hervormde kerk noteerde in zijn boekje voor huisbezoeken althans bij dit adres “Waalsch”, zodat hij er kortom niets te zoeken had.
Ook in het hoekpand van de Oude Delft (zie nr 142) en de Heilige Geestkerkhof woonde sinds 1740 een dame met een Franse naam: Esther le Bachelle. Om de hoek op Oude Delft 140 (zie daar) woonde de Waalse predikant Jean Louis Maisonnet en begint de toenmalige eigenaresse Madeleine Congnard een Franse school voor meisjes van goede komaf.
Isabella blijft ongehuwd en benoemt in 1770 de toenmalige Waalse predikant Antoine Clarion tot executeur testamentair. Na haar overlijden verkoopt deze het huis aan Cornelia van Onckhuijsen, eveneens een ongehuwde dame. Zij staat wel in het boekje van de Nederlands Hervormde predikant. Ze trouwt vier jaar later met meester smid Wessel Roosendaal en trekt bij hem in.
In 1779 verkoopt ze het pand aan Hendrik Huussen. Zijn naam wordt op verschillende manieren gespeld: in het boekje van de dominee staat hij vermeld als Huussen, bij de Weeskamer heet hij Huussem en in 1785 gaat hij in het begraafboek als Husen zijn graf in. Als zijn vrouw Alida op den Kleijnenool in 1786 hertrouwt met Guillaume Deurninck staat zij vermeld als de weduwe Huuzen. Ook zij beiden staan in het boekje van de Hervormde predikant weer vermeld als “Waalsch”. [Lees meer over Hugenoten in Delft.]

IJverige spaarster
In 1805 koopt de 57-jarige Johanna Webb het huis op afbetaling. Ze heeft dan geen geld, maar tekent een schuldverklaring van 400 gulden. De huizenmarkt was zo beroerd in die tijd, dat je daar als verkoper graag mee instemde.
Als Johanna op 12 januari 1830 op dit adres overlijdt, heeft ze de, zeker voor toen, respectabele leeftijd van 82 jaar bereikt. In haar testament van 1827 bedenkt zij de “gezamenlijke kinderen en verdere wettige erfgenamen van mijn nicht Vrouwe Sophia Jacomina Volmer, echtgenote van de Heer Cornelis Knollaard, medicinaal doctor te Oud Beijerland” met een geldbedrag van 6.500 gulden. Johanna heeft dus heel wat centjes bij elkaar gespaard sinds zij het huis voor 400 gulden op de pof moest kopen. Waarmee ze dat geld vergaard heeft is overigens een raadsel.


Het Heilige Geest Kerkhof en de Oude Kerk op de oudste kadasterkaart uit de periode 1825-1830. Rond het koor van de kerk stonden toen nog diverse huisjes, die kort daarop zijn weggebroken.

Koorwoningen gesloopt
Na de dood van Johanna komt het huis in 1830 in handen van Gerrit-Jan Wubbels. Hij is boterkopersknecht. Boterhandel doet in die tijd goede zaken. Als hij in 1841 op 47-jarige leeftijd overlijdt, hertrouwt zijn weduwe Sara van den Bosch en trekt bij haar nieuwe echtgenoot in. Dit huis blijft zij echter sindsdien bijna 40 jaar lang verhuren.
Rond de tijd van Wubbels verandert het aanzien van de Oude Kerk tegenover haar woning aanzienlijk doordat een zevental kleine huisjes, die tegen het koor van de Oude Kerk waren aangebouwd, worden afgebroken. Op de kadastrale kaart van 1832 zijn ze nog te zien, maar spoedig daarna zijn ze verdwenen.

Nalatenschap met verrassingen
Bewoonster is in 1842 Huibertje Bongers met de 11-jarige Geertruida Jansen van Rossum, vermoedelijk haar nichtje. Beiden zijn geboren in Randwijk bij Wageningen. Als Huibertje in 1863 overlijdt laat zij een omvangrijke inboedel na die van de zolder tot en met de kelder per kamer wordt beschreven inclusief de inhoud van kasten, lades, mahoniehouten bureau en secretaire. Ze bezit onder meer “een zilveren knip met koralen beurs” ter waarde van fl. 2,50. Het kostbaarste stuk is een zilveren tasbeugel die op fl. 17,25 wordt getaxeerd.
Het verzegelde bureau blijkt nog een verrassing te bevatten voor haar huisgenote Geertruida die de complete inhoud van de kast op de overloop wordt nagelaten alsmede “borde en schalen en al wat brekende is maar dan moet ik eerst dood wesen”, zoals wordt aangegeven in een handgeschreven brief van Huibertje.
De waarde van de totale inboedel van kasten met inhoud, meubilair alsmede goud en zilver bedraagt fl. 363,15. Bovendien komen uit het bureau de papieren voor een twintig stuks certificaten elk duizend gulden van de Nationale. Ze was dus behoorlijk vermogend. Niettemin treft de notaris ook een schuldbekentenis van 500 gulden aan Geertruida en blijkt Huibertje honderd gulden geleend te hebben van een zekere J. Prins. Niettemin zullen de vele erfgenamen Bongers en Jansen van Rossum overigens blij zijn geweest met het eindresultaat.

Hoedjes en Turkse loten
Vanaf 1864 bewonen Jacobus Zaalberg en Anna Catharina Verwoerdt het huis als huurders. Ook zij hebben geld genoeg om te rentenieren. Zij komen oorspronkelijk afkomstig uit Leiden en betrekken het huis met hun dan al volwassen kinderen Paulus (horlogemaker) en Jacobus (zeevarende), na eerder in Middelburg en Dordrecht te hebben gewoond en in 1855 zelfs ook even kort in Delft (Choorstraat 31). Dochter Johanna, van beroep modiste (hoedenmaakster), blijft tot 1879 in Middelburg. Als zij naar Delft komt is haar broer Paulus juist overleden en haar vader twee jaar eerder. Zij koopt dan in 1879 het huis van de intussen bejaarde Sara van den Bosch en trekt bij haar moeder in, die zeven jaar later in 1886 overlijdt. In 1893 biedt zij het huis in een openbare veiling te koop aan. Ze vindt echter geen koper die een prijs biedt die haar aanstaat en besluit er te blijven wonen. In 1903 overlijdt ze hier.

Haar uitgebreide boedelbeschrijving laat zien, dat ze goed bij kas zat. Naast koffers met lappen en knopen worden er ook diverse kostbaarheden aangetroffen in haar nalatenschap zoals zilveren horloges, ringen, broches, medaillons en oorbellen. Bijzonder zijn ook de twee kerkboeken met gouden sloten, twee gouden schildpad-knopen en een paarlemoeren naaldenkoker. In de uitgebreide verzameling papieren treffen we diverse obligaties en loten aan, waaronder Turkse. Ook had zij meerdere beleggingen in Turkije, Rusland en bij Italiaanse Spoorwegmaatschappijen. Haar broer Jacob had zij voor een bedrag van 3.000 gulden een hypotheek verstrekt en aan familielid Willem Pieter Zaalberg fl. 1.915 geleend. Johanna was dus een ondernemende tante, die niet alleen haar brood verdiende met haar hoedjes, maar ook een behoorlijk vermogen wist te vergaren door haar beleggingen van een kapitaal dat zij wellicht voornamelijk van haar ouders had geërfd.
Nicht Anna Zaalberg, die het huis erft, gaat het tot 1926 twintig jaar lang verhuren. Van 1905 tot 1909 aan Pieter Makkus, van beroep poelier. Hij bewoont het huis samen met Arendje de Geus, zes volwassen kinderen en dienstbode Geertrui de Lange.


Een blik vanaf de Oude Kerk op het Heilige Geest Kerkhof in de jaren 1960. (Fotograaf onbekend)

Kosterswoning
Sinds 1910 wordt het huis bewoond door de koster van de Oude Kerk, Everard Geevers. Als Anna Zaalberg het in 1926 wil verkopen, besluit de kerkenraad na veel wikken en wegen het huis aan te kopen als kosterswoning ,“omdat er in de omgeving van de Oude Kerk verder niks te krijgen is”, lezen we in de notulen. De vraagprijs van fl. 4.200 valt haar echter wel zwaar.
Helaas tobt Geevers een aantal jaren later behoorlijk met zijn gezondheid. In 1932 is hij niet meer in staat om zijn werk naar behoren uit te voeren. In het archief van de Hervormde Gemeente bevindt zich een uitgebreide correspondentie met de Raad van Arbeid, die hem in eerste instantie weigert ziektegeld uit te keren. Na een langslepende beroepsprocedure wordt hem in 1934 de uitkering alsnog gegund. Lang plezier heeft hij er niet van. Hij overlijdt in 1935. Zijn weduwe moet kort daarop plaats maken voor Frederik Willem Koolschijn, die vanaf 1937 tot 1944 koster van de Oude Kerk is. In 1944 wordt hij hoofdkoster van alle hervormde binnenstadskerken. Frans Vermeij, boekhouder bij het Gemeentelijk Elektriciteits Bedrijf, wordt dan zijn assistent voor de Oude Kerk en betrekt de kosterswoning.
Als in 1953 Henny de Knegt als koster van de Oude Kerk wordt aangesteld is juist de ingrijpende restauratie van het dak, het stucwerk en de gebrandschilderde ramen van de kerk begonnen, die drie miljoen gulden gaat kosten. De 13-jarige zoon van de koster Henny de Knegt slaagt erin met allerlei acties daarvoor een fors bedrag van fl. 2.100 bij elkaar te brengen blijkens een verhaal in de Nieuwe Haarlemse Courant van 4 mei 1961.


Tekening van de Delftse kunstenaar Henk Molenaar uit 1975.

Opknapbeurt
Na de restauratie van de kerk wordt het hoog tijd voor de kosterswoning, want ook die verkeert in slechte staat. Blijkens de plannen van de architect Jan Groeneweg uit 1966 gaat het om een bedrag van fl. 76.109. Zelf doet hij bij deze verbouwing een schenking van fl. 9.335 (zijn eigen honorarium). Het huis krijgt een forse opknapbeurt van de firma Naaborg en er wordt centrale verwarming geïnstalleerd. Als koster de Knegt “vanwege gewijzigde gezinssamenstelling” in 1968 ontslag vraagt, is de verbouwing voltooid.
Schoonewille, voordien koster in Dordrecht, wordt in 1970 zijn opvolger. In 1988 is mevrouw Schoonewille koster van de Oude Kerk en haar man intussen koster van de Nieuwe Kerk, blijkt uit een interview in het Reformatorisch Dagblad van 22 september 1988. Samen vervullen ze het kosterschap tot 1990. Mevrouw Schoonewille woont dan nog enige tijd in het huis tot mevrouw Van Berkel-Wijbenga het kosterschap overneemt.Momenteel is het huis niet meer in gebruik als kosterswoning, maar nog wel eigendom van de Protestantse Gemeente Delft.
Intussen is de Heilige Geestkerkhof verandert van een oord van rust tot een plein met soms rumoerig vertier op terrassen “besuijden van de Oude Kerk”, waar het eeuwenoude gebouw met de scheve toren domineert. De kerkklokken luiden wanneer er een kerkdienst wordt gehouden. De grootste, de zware Bourdon wordt alleen geluid bij koninklijke begrafenissen, maar het uurwerk laat ons elk kwartier horen hoe de tijd verglijdt op het eeuwenoude plein.


Foto van de auteur, januari 2024.

Evert van Bokhorst,
met dank aan Kees van der Wiel



Heilige Geestkerkhof nr 1 in 2024. Foto van de auteur.



Uitsnede uit de Kaart Figuratief van circa 1675, waarop het pand nog met trapgevel staat afgebeeld.



In de jaren 50 had schilder Hoogduin een opslag op het pleintje. (Prentbriefkaart, fotograaf onbekend)
























Kinderschooltje, ets van Pieter de Mare naar een prent van Christina Chalon. (Collectie Rijksmuseum)




































De vermelding van de Franse school voor jonge kinderen van Ragel Verdetie in een belastingregister voor de Impost van 1749. Ze woonde in bij Elisabeth Le Herle en haar dochter, beide wolnaaisters.


De Waals-Hervormde Kerk in de oude kapel van het voormalige St Agatha-klooster op een ingekleurde prent die behoorde tot de randversieringen bij de Kaart Figuratief van 1675. (Collectie Stadsarchief)


Het interieur van de Waalse Kerk, circa 1935. (Prentbriefkaart, fotograaf onbekend)






































Na het overlijden van Huibertje Bongers in 1863 plaatste de notaris een advertentie om belanghebbenden te waarschuwen die nog een rekening bij haar hebben openstaan.


Dit handgeschreven briefje trof de notaris aan in het bureau van Huibertje bij de beschrijving van haar nagelaten boedel.


Enkele modieuze hoedjes uit 1897 van Madame Carlier. Het vervaardigen en verkopen van dit soort hoofddeksels was het beroep van modiste Johanna Zaalberg. Haar schoonzus had op de Voldersgracht (nr 13) een winkel die zulke hoedjes verkocht.


Delftsche Courant, 19 november 1893.


Delftsche Courant, 11 januari 1903.


Begin 1900 stond op het midden van het Heilige Geest Kerkhof dit huisje met een brandspuit. Toen op 21 september 1921 het dak van de Oude Kerk in lichter laaien stond als gevolg van een ongeluk bij werkzaamheden van de loodgieter, bleek deze spuit niet afdoende.



Het werk van koster omvatte meer dan alleen stoelen klaar zetten. Delftsche Courant, 9 november 1910.


Advertentie Delftsche Courant, 9 november 1926.


In de eerste dagen van de oorlog was mevrouw Koolschijn in tranen over het verlies van haar horloge. Delftsche Courant, 4 juni 1940.


Het afscheid van het kostersechtpaar Schoonewille op 28 september 1990. Foto Ton Kerklaan, Stadsarchief.
Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van BHeilige Geestkerkhof 1.
Geplaatst: 29 juli 2024
 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft