Doelenstraat
33 t/m 47 vormt een fraai gerestaureerde rij van acht
vrijwel identieke arbeiderswoningen uit de 19e eeuw. Tussen de nummers
45 en 47 zit een gevelsteen uit 1849, gelegd door “A.C de
K”. Dat zijn de initialen van het vijfjarig dochtertje
Adriana
Christina van Jacob van der Klei, de toenmalige kroegbaas van
‘De
Ooijevaartjes’ op Verwersdijk 102 om de hoek (Zie daar).
De opgeknapte rij huisjes is in 2002 tot Rijksmonument verklaard. Ze
worden beschouwd als fraai bewaard voorbeeld van arbeiderswoningbouw
uit het midden van de 19e eeuw. 45 jaar eerder stonden ze nog op de
nominatie voor de sloop.
Misleidende
gevelsteen
De gevelsteen suggereert dat de hele rij in 1849 nieuw is
gebouwd
in opdracht van bovengenoemde Jacob van der Kleij. Nader onderzoek
wijst uit dat dat toch iets ingewikkelder ligt. In de jaren
’40
van de 19e eeuw kocht Van der Kleij hier drie vervallen huisjes in de
straat die vermoedelijk nog dateerden uit de 17e eeuw. In 1849 liet hij
ze herbouwen. Direct daarnaast had zijn schoonvader Bart van Zoen al
eerder in 1842 vijf geheel nieuwe huisjes laten bouwen op het achtererf
van zijn huis aan de Verwersdijk. De gevelsteen uit 1849 zit dan ook
niet in het midden van de rij van acht huisjes, zoals je zou
verwachten, maar tussen de twee meest oostelijke van de rij.
Waarschijnlijk heeft Van der Kleij zijn drie huisjes laten herbouwen
naar model van de nieuwe huizen van zijn schoonvader uit 1842.
Rijksmonument Doelenstraat 33 t/m 47. Foto Minderhoud.
|
Maar
het verhaal is nog gecompliceerder: in 1867 is het meest oostelijke
huisje van de rij (en dus een van de drie waarop de gevelsteen van 1849
sloeg) afgebroken voor een toegangspoort naar de gemeenteschool die
toen op een erf achter de huizen van de zuidzijde van de Doelenstraat
is gebouwd. Toen waren er dus nog maar zeven.
De
nieuw gebouwde huizen ingetekend op de kadasterkaart van de eerste
opmeting uit de jaren 1825-1830.
| De
opmeting van het kadaster in 1878, toen de rij huizen aan de straat
verdubbeld werd met een rij daarachter.
|
Vooraanstaand huisjesmelker
In 1877 besloot eigenaar Van der Kleij zijn
huizenimperium
uit te breiden door achter de rij aan de straat nog een tweede rij van
zeven vrijwel identieke huisjes (plus twee daarnaast) aan te leggen die
via een poort in de Doelenstraat bereikbaar zijn. Ook die verborgen rij
huizen staat er nog steeds, al zijn zij (ten onrechte?) niet tot
monument verheven. Van der Kleij was als vooraanstaand huisjesmelker
jarenlang voorzitter van de Delftsche Verhuurdersvereeninging.
Aan het eind van de 19e eeuw moet de familie Van der Kleij
de
rij van zeven huisjes aan de straat hebben gerenoveerd. Daarbij hebben
zij van de rij van zeven huisjes aan de straat er weer acht gemaakt.
(Blijkens het bevolkingsregister vermoedelijk omstreeks 1893)
Vermoedelijk is daarvoor een poort in het midden van de oorspronkelijke
serie van vijf opgeofferd. Van die verbouwing is helaas geen enkele
tekening of vergunning bekend. Pas bij de verkoop van de woningen in
1918 is de wijziging door het kadaster opgemerkt en toen vastgelegd.
Daardoor kan de gevel van dit monument feitelijk niet meer geheel
origineel uit het midden van de 19e eeuw genoemd worden.
Muzikale familie
Het huidige nummer 43, van het oosten gezien
de derde in
de rij, is het meest oostelijke huisje van de in 1842 nieuw gebouwde
rij van vijf. Tegelbakker Jacobus Gardenier en zijn vrouw Magdalena
Heijnen waren volgens het bevolkingsregister hier destijds de eerste
bewoners. Vanaf 1849 is dit huis heel lang bewoond door
het
muzikanten-echtpaar Jacobus Tabbernal (1810-1869) en Christina van Rees
(1807-1895). Waarschijnlijk trokken zij met een eenvoudig draaiorgel
door de stad. Toen zij in 1842 trouwden was hij nog sjouwer en zij
naaister en ongehuwde moeder van een 11 jaar oude zoon Johannes
(1831-1876), die door hem bij het huwelijk werd erkend. Ook deze
Johannes werd muzikant/orgeldraaier, evenals zijn jongere broer Jacobus
(1844-1895). Samen verzorgden deze broers in 1883 op Sinterklaasavond
een bal in koffiehuis ‘Odeon’ (buiten de Haagpoort
aan de
huidige Nieuw Plantage), adverteerden zij in de Delftsche Courant.
Jacobus zou later de dansschool Tabbernal beginnen in de Huyterstraat. De
jongste telg van deze muzikale familie ‘Chris’
(Johan
Lodewijk Christiaan, 1849-1913) werd orgelbouwer. Later verviel hij
door een lichamelijk gebrek in armoede. In 1885 trouwde hij met een
weduwe, maar dat huwelijk werd geen succes. Al na een paar jaar trok
hij weer bij zijn moeder in, die tot haar overlijden in 1895 op
87-jarige leeftijd in dit huis bleef bewonen. Na haar dood woonde Johan
Lodewijk er nog een paar jaar, tot hij vermoedelijk de huur niet langer
kon betalen van de bedeling waarvoor hij van de armenzorg was
aangewezen. Al eerder had hij het al eens met zijn huisbaas aan de stok
gehad over de huur van een pakhuis/werkplaats aan de overkant van de
straat.
Virtuoos
pianist
Ook de volgende generaties deden muzikaal van
zich
spreken, met name kleinzoon Bernard Tabbernal (1881-1969). Hij
studeerde in 1903 af aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag als
veelbelovend pianist en kreeg een beurs om zich in Berlijn verder te
bekwamen. Twintig jaar lang maakte hij vervolgens furore in
concertzalen in Berlijn, Amerika en Rusland als begeleider van
vermaarde opera-zangers van zijn tijd. Halverwege de jaren
’20
van de vorige eeuw daalde hij weer op vaderlandse bodem neer en
vervolgde zijn carrière als pianodocent op muziekscholen in
Rotterdam en Gouda.
De muzikale noot kreeg in de straat overigens in de jaren
‘70 van de vorige eeuw nog een vervolg, toen een van de
huizen
van dit rijtje (nr 35) bewoond werd door Job Tarenskeen, de drummer van
destijds populaire band Alquin,.
Stinkend
riool
De rij van acht inmiddels tot monument
verklaarde woningen
werd in 1904 bij een groot onderzoek van de plaatselijke
Gezondheidscommissie naar de woonomstandigheden van goedkope
huurwoningen uitvoerig opgemeten en bekeken. (Zie hier het
enquêteformulier van onderzoek.) Het huidige nummer
43
(destijds
nr 19) was, net als de rest, een eenkamerwoning met een bruto
grondoppervlak van nog een vier bij vijf meter. Sinds twee jaar woonde
daar toen Johan Nolman, werkman bij een oliefabriek (Calvé?)
met
vrouw en drie kleine kinderen. Zij betaalden fl 1,30 huur in de week
aan kolenhandelaar Bartholomeus van de Kleij op de Voorstraat. In de
kamer was een bedstede, waarin het echtpaar sliep met een baby. De twee
andere kinderen lagen op zolder tussen de was die daar te drogen hing.
Buiten op het achtererf stond drie meter achter het huis een plee met
een tonnetje. De afvoer van de gootsteen was een open riool dat stonk
en waar volgens de onderzoekscommissie urgent iets aan moest gebeuren.
Twee jaar later kreeg de huisbaas een aanzegging om tochtgaten dicht te
stoppen. Tot zij in 1910 verhuisden kreeg het gezin van Nolman hier nog
drie andere kinderen.
Privaten vernieuwen
Van 1910 tot 1935 was Gerrit den Hertog hier
25 jaar de
bewoner. Hij werkte bij een flessenfabriek in Schiedam. Samen met zijn
vrouw kreeg hij hier vijf kinderen. In zijn tijd kocht
metselaar/aannemer Willem van Hoek in 1918 - in een tijd van grote
woningnood - de rij van acht huizen van de familie Van der Kleij voor
6.200 gulden. In 1939 kreeg deze van de gemeente een
aanzegging
om de privaten te vernieuwen. Aanvankelijk probeerde hij dat naast zich
neer te leggen, maar uiteindelijk moest hij daar toch aan geloven.
Sinds 1936 waren Anton Cardinaal en Johanna Lijster hier de
bewoners. Zij zaten in de markthandel. Nadat de vrouw in 1939 weduwe
werd, legde zij het aan met de twintig jaar jongere zoon van haar
buurvrouw, Hendrik Aarts, ook weduwnaar en van beroep grondwerker,
later betonvlechter. In 1942 stapten zij in de huwelijksboot. De rest
van hun leven sleten zij op nummer 43. Na het overlijden van Hendrik in
1965 nam zijn dochter Clasina Aarts de woning over.
Rijp
voor de sloop
Het ‘Komplan’ uit 1956 voor de
vernieuwing van de
binnenstad bedacht dat een verbreding van de Doelenstraat
verkeerstechnisch een goed idee zou zijn. De bebouwing aan de zuidzijde
van de straat kon daarvoor wel gesloopt worden, want met name dit
complex woningen aan de straat en daarachter kon volgens de
stadsvernieuwers toch niet meer door de beugel. De toenmalige
huiseigenaren NV G.B. van Hoek en H. Mokveld tekenden tegen dit
voornemen protest aan bij de gemeenteraad, maar de raad wenste daar
niet op in te gaan. Ze stelde de eigenaren een goede schadeloosstelling
in het vooruitzicht. Zover is het nooit gekomen. Behalve de kaalslag in
het gebied In de Veste is veel van het ambitieuze Komplan nooit
doorgegaan.
Een fragment van de zogenoemde ‘kwaliteitskaart’
van de Delftse binnenstad uit 1965 - in de wandeling ook wel
‘krottenkaart’ genoemd -. Het huizenblok aan de
Doelenstraat is daarop blauw ingekleurd, hetgeen volgens de legenda
betekende: “op korte termijn te ontruimen”.
|
Klusprojecten
Toen de voorgespiegelde onteigening uiteindelijk niet
doorging
hadden de eigenaren niet veel trek meer in de verhuur van de inmiddels
verder verwaarloosde arbeiderswoningen. Ze ontdekten de mogelijkheid om
de verkrotte huisjes bij leegkomen stuk voor stuk lucratief aan
woningzoekenden te verkopen. Op die manier werd in 1972 Ronald Salters
de nieuwe eigenaar van nummer 43. Hij begon het op te knappen en te
verbouwen. Daarbij trok hij het plaatsje achter het huis bij de woning
om er een keukentje, een toilet en een douche aan te leggen . Vijf
jaar later verkocht hij het huis door aan Henk Vink, die er van 1977
tot 1981 zijn eerste huwelijksjaren doorbracht. De laatste 50 jaar ging
het geregeld zo van hand tot hand. In de tijd dat Vink er
woonde, verenigde de bewoners zich onder aanvoering van een
architectenpaar van nr 39 om gezamenlijk het dak te vernieuwen en na
een deal met de gemeente voor elk huis een schuurtje neer te zetten op
het terrein van de inmiddels afgebroken school. Daar gingen vele
weekenden inzitten van gezamenlijk soep koken, inkopen bij de Gamma en
klussen.
Tot monument verheven
Rondom de laatste eeuwwisseling is de rij van acht woningen
aan
de straat (hoewel eigendom van acht verschillende eigenaren) en bloc
gerenoveerd en tot Rijksmonument verklaard vanwege haar cultuur-en
architectonische waarde als voorbeeld van arbeiderswoningbouw uit het
midden van de 19e eeuw. Mede vanwege “de ouderdom en de
redelijke
mate van gaafheid van de voorgevel, het materiaalgebruik en de
detaillering daarvan”, aldus de monument-beschrijving.
Daarvoor
moeten destijds acht verschillende eigenaren opnieuw de handen ineen
geslagen hebben.
Bebouwing
voor 1800
Op het lege erf dat in 1842 bebouwd is, hebben
overigens
in de zeventiende eeuw ooit andere woningen gestaan, die bij de
buskruitramp van 1654 aan de Paardenmarkt grotendeels verwoest zijn en
daarna herbouwd. Dat blijkt ook uit de Kaart Figuratief en de
administratie van huizenbelasting. Maar die huizen zijn omstreeks 1800
door de grote leegloop van de stad in verval geraakt en gesloopt.
Kees
van der Wiel & Henk Vink
|