Breestraat 1 |
www.achterdegevelsvandelft.nl
|
Het huis Sasbout, met voeten in het water
van de Oude Delft |
Korte
luisterverhalen op Omroep Delft Radio:
door Wim Boonenburg (7-1-2020)
door Els Kemper (30-3-2021) |
Het pand Breestraat 1, op de hoek met het water van de Oude
Delft, werd omstreeks 1565 gebouwd door Pieter Pietersz.
Sasbout. Naar hem is het huis ook vernoemd, Huis Sasbout.
Deze Pieter Sasbout was, behalve bierbrouwer, ook
burgemeester van Delft, in 1564 en 1567, en stichter van het
hofje van Gratie. Als brouwerij heeft het huis nooit dienst
gedaan, er is vermoedelijk nooit een fust bier gebrouwen. De
brouwerij van Sasbout stond aan de overkant van de Breedsteeg
(zoals de Breestraat vroeger ook werd genoemd) op de hoek met
de Koornmarkt. Pieter Sasbout overleed in 1575 en liet het
pand na aan zijn dochter Sijtge. In de boogvulling boven de
entree, bezit het huis naar renaissancegebruik een
gevelversiering bestaande uit een rijksappel en het devies
van Pieter Sasbout; ‘Opiniën van mensen regeren Die Weerelt’.
Daaraan dankt het huis zijn tweede naam, namelijk ‘Die
Weerelt’.
Ooit een dubbelpand
Het pand heeft een huisnummer in de Breestraat, maar
staat dichter bij de Oude Delft. De plek is uitzonderlijk.
Het rijst, met een lange zijgevel (23 meter lang ) loodrecht
op vanuit de gracht, terwijl het met de voorgevel op de
Weesbrug staat. Het meet, globaal genomen, 8 x 23 meter en is
in totaal negen balkvakken diep. De kelder, die een laadluik
aan de grachtkant bezit, is aanmerkelijk korter en bestaat
uit zes traveeën waarvan de eerste vijf overwelfd zijn.
Breestraat 1, circa 1925, toen de
tram nog op de Oude Delft reed (bron Historic
Pictures) |
|
|
|
Breestraat 1 is vaak
gefotografeerd. Drie foto’s uit het archief van de
Rijksdienst Cultureel Erfgoed (ca. 1900, 1955 en 1965). |
Aan de spitsboog boven de entree, die te ver naar links
staat, is te zien dat de gevel ooit, links van de deur, een
vervolg moet hebben gehad. Op de eerste verdieping staan drie
vensters dichter bij elkaar dan op de begane grondverdieping.
De lange zijgevel, die opvallende verbindingsankers bezit,
heeft tot halverwege de vensters een gemetselde opbouw,
waarbij de natuurstenen banden aansluiten op die van de
voorgevel.
De hoge vensters in de zijgevel garanderen voldoende
lichtinval voor de kamers, die ver naar achteren in het pand
liggen. De ramen op de eerste verdieping zijn aanmerkelijk
lager, terwijl de zolderverdieping voorzien is van kleine
dakkapellen. Tegen het oorspronkelijke voorhuis is, in een
latere periode, een achterhuis aangebouwd. Dat is lager, maar
heeft een verdieping meer.
|
|
|
|
De kaart van Blaeu
(1649), de kaart Figuratief (1675), kadasterkaarten
1832 en recent. De kadasterkaarten geven de omvang van
het perceel. De anderen laten een vogelvluchtbeeld
zien. De grootte van het huis verschilt sterk. |
|
NB:
Klik op de afbeeldingen voor een vergroting.
Breestraat 1 zoals gefotografeerd voor de
Architectuurgids Delft |
Het pand was ooit een dubbelhuis, waarbij
het nu nog bestaande gedeelte, volgens de Kaart van Blaeu, een
uitkijktorentje bezat van waaruit men de omgeving kon overzien.
Het huis naast het huidige pand is in 1840 afgebroken om een
ingang te creëren naar de militaire werkplaats erachter. Nog
steeds zijn in de zijgevel de sporen te zien van een trap, die
naar het uitkijktorentje leidde.
|
|
|
Drie bouwdetails: het
bovenlicht bij de voordeur van binnen en aan de
buitenkant, en een kelderraam. Bron Wikimania en RCE. |
Opsplitsing
Na het overlijden van bouwer Pieter Sasbout in 1575
kwam het pand in het bezit van zijn erven, onder wie zijn
dochter Sijtge Sasbout. Uit een belastingregister blijkt dat
de erven het pand in 1578 voor ƒ 110,- per jaar verhuurden
aan Jacob Huichz. Vervolgens moet het zijn aangekocht door de
uit Antwerpen gevluchte lakenkoopman Jacques Schot. Diens
weduwe, jonkvrouwe Magdalena Jansdr. de Roest, verkocht het
in 1593 aan Arent Jansz. de Ouwe en Pieter Anthonisz. van den
Heuvel.
Uit het haardenstedenregister van 1600, een
belastingregistratie van stookplaatsen, blijkt dat het 15
stookplaatsen had, en inmiddels was opgedeeld in drie delen.
In een daarvan, vermoedelijk het nu nog bestaande huis aan
het begin van de Breestraat, woonde havenmeester Pieter
Anthonisz. van den Heuvel. Het tweede deel werd door Arent
Jansz. de Ouwe verhuurd aan een zekere mr. Adriaen
Cherlippis. Zelf was Arent Jansz. de Ouwe bierbrouwer van de
brouwerij ‘De Starre’ op de Oude Delft, tegenover het
Armamentarium.
Het derde deel van het pand behoorde nog toe aan Sijtge
Sasbout. Dit derde deel werd later, in akten uit de
zeventiende eeuw, ‘Die Cleijne Wereld’ genoemd. Sijtge was
getrouwd met Pieter Opmeer. Hij was in Delft een bekende
intellectueel, die tijdens de opstand tegen Spanje met vrouw
en kinderen naar zuidelijker streken vluchtte.
Lakenkoopman
In 1609 verkocht Pieter Anthonisz. Van den Heuvel
zijn deel aan Jan Cornelisz. van Leijden. Deze verkocht het
op zijn beurt in 1638 ‘bij decreet’ (dat wil zeggen op last
van schuldeisers) aan lakenkoopman Daniël Cosson. In deze
koopakte wordt voor de eerste en enige keer de naam ‘Die
Weerelt’ gebruikt. Daniël Cosson betaalde ƒ 4500 voor het
huis.
Op 31 maart 1631 werd door de gemeente Delft een overeenkomst
gesloten met de Compagnie van Amsterdamse lakenhandelaren om
in Delft lakens te vervaardigen. Voor deze opdracht bouwde de
gemeente Delft twee volmolens nl. een aan de Nieuwe
Langendijk (op de stadswal) en een buiten de stad aan de
Haagse Vaart onder Rijswijk. Deze volmolens waren in 1632
opgericht met het doel de lakenindustrie een nieuwe impuls te
geven. Door tien ‘laeckendrapiers’ zou de opdracht, om 500
lakens per jaar te vervaardigen, worden uitgevoerd o.a. door
het inzetten van weeskinderen. Daniël Cosson was een van de
leidende ‘laeckendrapiers’ in Delft, die zich voor deze
opdracht inzetten. Hij was zelf vermoedelijk een gevluchte
Hugenoot en vestigde zich in 1633 in Delft als
lakenhandelaar. Hij had twee weefgetouwen, twee spinnenwielen
en een spoelwiel aan de Gasthuislaan. De hele operatie liep
overigens uit op een fiasco waarna Cosson in 1638 brak met de
Amsterdamse Compagnie en zijn eigen weg ging.
Hij huurde als ‘laeckendrapier’ samen met zijn compagnon
Wijnantz Matthijsz. de volmolen op de ‘Haechse Vaert’ van de
stad Delft. Nadat in 1643 zijn vrouw overleed, hertrouwde hij
in 1645 met de weduwe Pieternella van Bleyswijck. Na haar
overlijden in 1663 erfde meester Hugo van Bleyswijck het pand
aan de Breestraat.
Mr. Hugo Fransz. van Bleyswijck (1638- 1682)
Hugo van Bleyswijck werd Veertigraad (lid van het
stadsbestuur) en tevens schepen in het ‘rampjaar’ 1672. In
dat jaar, toen ook de Fransen Holland binnenvielen en de
gebroeders De Witt gelyncht werden, greep stadhouder Willem
III de macht, en zette de stadsbesturen naar zijn hand. De
aanhangers van Johan de Witt werden van het pluche verstoten
en vervangen door vertrouwelingen, zoals kennelijk ook Hugo
van Bleyswijck. Hij bleef tot zijn overlijden in 1682 de
functie van schepen uitoefenen.
|
Bouwhistoricus Wim Weve fotografeerde de
oostelijke zijgevel, met een restant
van een traptoren.
|
|
|
|
Wapens van de vroege
eigenaren. Met bloemen Sasbout, met zwarte stippen Van
Bleiswijck, en met gele en rode dwarsbalken Van Gael
(Delftse Biografieën). |
Huurders van de familie Gael
In zijn testament vermaakte Van Bleijswijck het pand aan
Maria van Muijlwijck. Zij was niet zijn vrouw, maar de weduwe
van mr. Paulus Jansz. Halling, die in 1679 was overleden. In
1684 hertrouwde ze met Gerard Gael. Maria overleed in 1716 op
de Oude Delft.
Later kwam het pand, via vererving, in het bezit van Johan
Gael en nazaten. (De familie Gael was in die tijd eigenaar en
exploitant van de plateelbakkerij ‘De Drie Klokken’ op de
andere hoek van de Breedsteeg.) Jacob Gael, de zoon van
Johan, was eigenaar van de plateelbakkerij en ook een aantal
jaren burgemeester van Delft. Gedurende de periode dat de
familie Gael Breestraat 1 bezat, werd het door huurders
bewoond. Eén van hen was Johanna van der Heul, weduwe van
geneesheer Petrus Cocquis, onder meer de arts van het tucht-
en dolhuis aan het Noordeinde. Een andere huurder was ‘de
heer Schepper’. Blijkens een belastingregister uit 1749
woonde hij daar toen met vrouw, twee kinderen en vier
dienstboden. Bovendien had hij een koets en drie paarden.
Kortom; een man met geld.
|
|
|
Huurbewijzen uit 1729,
1735 en 1736. De huurster is Johanna van der Heul. |
|
Portret Johan Gael (Delftse Biografieën).
|
Beeldsnijder en Bagelaar
In 1793 verkochten de erven Gael het pand aan Cornelis van
Duijn, die het al snel doorverkocht aan François
Beeldsnijder, commies bij Lands Oorlogsmagazijn. Deze
bepaalde bij testament dat na zijn overlijden mejuffrouw Anna
Suzanna Bagelaar, die bij hem inwoonde, in de gelegenheid
moest worden gesteld het huis met de complete inboedel voor
drieduizend gulden van de erven te kopen en er mocht blijven
wonen. Aldus geschiedde in 1800.
Bij de overdracht aan Anna Bagelaar hoorde een
boedelbeschrijving. Het aardige daarvan is dat men een goede
indruk krijgt van de indeling van het huis en de inrichting
van de kamers. Op de begane grond was er een lange gang waar
drie kamers en een keuken op uitkwamen. Opmerkelijk is dat
ook het kamertje van de inwonende jongedame Anna Susanna
Bagelaar wordt beschreven. Lees hier meer over de beschrijving van het
huis.
Huwelijk met Jacobus van der Chijs
Anna trad op 12 september 1801 in het huwelijk met de
toenmalige directeur van het Boterhuis te Delft, Jacobus van
der Chijs. Jacobus werd in sommige stukken ook al de ‘voogd’
van Anna Bagelaar genoemd. Hij werd geboren te Delft, groeide
op als zoon van de boterhuiseigenaar Pieter Jacobsz van der
Chijs, die het boterhuis omstreeks 1770 kocht en vernieuwde.
Anna was de dochter van een notaris en schepen uit Breda, en
groeide op in het Brabantse Stratum bij Eindhoven. In die
omgeving had François Beeldsnijder ook diverse bezittingen.
De koop van Breestraat 1 hield ook in, dat Anna haar broer
Daniël Otto met een afbetaling van ƒ 300 per jaar schadeloos
zou stellen voor het voorschieten van de koopsom. Ook zou zij
hem als kostganger en medebewoner voor de tijd van twee jaar
moeten accepteren.
Of er veel van inwoning terecht is gekomen is, dat lijkt
twijfelachtig. Hij was vaker in het buitenland dan hier. Als
aankomend officier in de functie van luitenant vocht Daniël
Otto Bagelaar in het leger van Napoleon en maakte diverse
veldslagen mee, waaronder de barre tocht naar Rusland in
1812. Hij werd daarvoor op het Kremlin door Napoleon
onderscheiden met het ridderkruis in het Legioen van Eer. In
1814 werd hij ontslagen en werd onmiddellijk als
luitenant-kolonel aangesteld bij de Nederlandse Nationale
Militie, om deel te namen aan de Slag bij Waterloo, dus tegen
Napoleon. Daarvoor werd hij beloond met de Militaire
Willemsorde. Later werd deze militair vertrouweling van de
kroonprins van Oranje, die hem de opvoeding van zijn twee
zoons, de latere koning Willem III, en Alexander,
toevertrouwde.
Slaaf
Anna had nog meer broers: de zeeofficier Jan Hendrik, die uit
Nederlands Indië een slaaf mee naar Delft nam, en Ernst
Willem Jan, die zich na een militaire loopbaan op het tekenen
en etsen stortte. Deze Ernst maakte tekeningen van familie,
ook van de slaaf, Wange Hendrik Richard van Bali.
Wange trouwde in Delft (1828) met een Delfts meisje, Rosalie
Jacoba van Dort. Al eerder, in 1818 was hij in de Nieuwe Kerk
gedoopt. In 1828 is ook een ‘acte van bekendheid’ opgemaakt
bij de Vrederechter in Delft, met Jacobus van de Chijs (de
man van Anna Bagelaar) als getuige. Wange werkte als
koopmansbediende hoogstwaarschijnlijk voor Van der Chijs en
Rosalie (ook wel Rosella) als huisbediende. Alle etsen van
Ernst Bagelaar bevinden zich in de collectie van het
Rijksmuseum, ook die van Wange.
Lees
hier meer over Wange van Bali....
Het echtpaar Van der Chijs-Bagelaar heeft in ieder geval
geruime tijd op het adres Korte Breedstraat 1 gewoond. Er
kwam een aantal kinderen, van wie er een grotere bekendheid
kreeg, namelijk hun dochter Anna Maria Margaretha, kortweg
Mienette. Zij trouwde met de predikant Willem Storm, die op
dat moment net van Delft naar Utrecht was overgeplaatst en
daar na twee maanden overleed.
|
|
Mienette Storm-van der Chijs en
haar man Willem Storm.
|
Mienette was een feminist avant la lettre. Ze speelde een
belangrijke rol in de vrouwenbeweging van die dagen, en
ijverde onder meer voor het oprichten van industriescholen
voor meisjes, het openstellen van middelbare scholen voor
meisjes, het toelaten van vrouwen tot farmaceutische examens,
het aanstellen van vrouwelijke telefonisten en telegrafisten,
en de verkoop van producten, die door vrouwen waren
vervaardigd. Ze hield lezingen in binnen- en buitenland. Ze
reisde door Europa, Amerika en Afrika.
Lees hier meer over de familie Van der
Chijs.
|
Susanna Bagelaar (boven), haar broer Daniel (midden), de
slaaf Wange of Richard van Bali (onder), en diens
handtekening (links).
Susanne en Richard zijn getekend door
haar broer Ernst Bagelaar.
Coll. Rijksmuseum Amsterdam.
Een broer van Mienette, Jacobus, zijn vrouw Christine Kesman
en twee kinderen, omstreeks 1850. Schilderij door Cornelis
Kruseman, particuliere collectie.
|
Naar Mienette
Haar moeder Anna Bagelaar overleed in 1846 op het adres wijk 1
nr. 510 aan de Korte Breedsteeg, nu dus Breestaat 1. Daarna
werden de bezittingen verdeeld. Mienette Storm-van der Chijs
kreeg Breedsteeg 1 toegewezen. Daarvoor betaalde ze haar twee
broers, Pieter en Jacobus een genoegdoening van ƒ 6.000,-. Ze
verkocht het pand 1878 aan haar neef, Jacobus jr. van der
Chijs. Hij bleef haar de koopsom schuldig en loste die in zes
jaar tijd af. Na zijn overlijden, in 1895, erfde zijn zoon
Jacobus van der Chijs jr. het huis.
De Haagse Soroptimisten Club onthulde op 16 maart 1955 een
bronzen plaquette van A.M.M. (Mienette) Storm - van der Chijs
op de gevel van Breestraat 1. Hij werd gemaakt door de
Voorburgse kunstenares Marian Gobius. Dertig jaar later bleek
die plaquette na een verbouwing spoorloos verdwenen te zijn.
Aan de hand van een foto kon men in 1999 echter een nieuw
exemplaar laten maken door Els Benjamins, een nicht van de
inmiddels overleden kunstenares en zelf beeldhoudster.
De Delftsche Courant maakte op 28
maart een foto van de onthulling van de plaquette, die
herinnert aan de Mienette Storm-van der Chijs, die voor de
vrouwenrechten streed.
Tot 1908
De familie Van der Chijs zou tot 1908 eigenaar blijven. Soms
woonden ze er zelf, en anders werd het pand verhuurd. Het
werd tenslotte gebruikt als magazijn en opslagplaats van
‘N.V. Van der Chijs Handelsmaatschappij’. De Firma Van der
Chijs handelde vooral in tabak en thee. In 1908 nam men een
hypotheek op het pand met de bedoeling er een sigaren- en
sigarettenfabriek van te maken. Frederick Hillen en Jacobus
van der Chijs werden compagnons om samen van tabaks- en
theeproducten te fabriceren. Er werden er verschillende
vergunningen aangevraagd om het pand te verbouwen.
In 1905 is vergunning gevraagd om
een tweede deur te mogen maken. Onbekend is of die er ooit
is gekomen (Archief Delft).
|
Op de hoek rechts Breestraat 1. Deze tekening werd rond 1850
gemaakt. (Archief Delft)
De plaquette die Els Benjamins in 1999 maakte.
Notaris Post Uiterweer kondigt de verkoop van Breestraat 1
aan in de Delftsche Courant,
februari 1908
|
Chapchal Frères
In 1907 en 1908 werden de voorgevel, ingang en pakhuis
ingrijpend verbouwd, en in 1910 bracht de firma in de lange
zijgevel een nieuw deurkozijn met hijsbalk aan. Binnen werden
twee gasmotoren van 4 pk opgesteld, en in 1913 kwamen er drie
elektromotoren bij. In 1916 werd de boter- en kaashandel van
NV Handelsmaatschappij Wed. J v.d. Chijs & Zoon los
gemaakt, om zich op de Voorstraat 16 te vestigen. In het pand
aan de Breestraat werd de thee- en de tabakshandel
uitgebreid. De sigaretten- en tabakstak ging verder onder de
naam Chapchal Frères, dat in oorsprong een Russische bedrijf
was, met vestigingen in Sint Peterburg en in Parijs. Pas in
1921 werd de firma officieel genoemd in de Nederlandse
Staatscourant, met als oprichtingsdatum 22 februari 1921.
Zij hield zich bezig met de fabricage, verwerking en de
handel in Russische en Egyptische tabak.
Sigarettenfabrikant Chapchal maakte veel reclame, ook via
sportliefhebbers. De kiosk stond in Den Haag achter het
station Hollands Spoor. De Delftse decoratieschilder Sipke
Baars maakte dit reclamebord.
Het maatschappelijk kapitaal, ƒ 400.000,- werd uitgezet
over 800 aandelen. Behalve de Delftenaar Hendrik Swarttouw
jr. zaten er diverse Russen in de Raad van Bestuur: J. Appak
uit Novni Novgorod, H. Ettinger uit Kiev, V. Gordon uit
Rostof a/d Don en B. Katlama uit Odessa.
De firma was voor die tijd erg modern en deed veel aan
reclame. Een speciale reclame-auto van Chapchal Frères toerde
door Nederland. Wie het eerst de auto tot staan wist te
brengen en een bekend sigarettenmerk van het bedrijf aan de
chauffeur kon meedelen, kon rekenen op een gratis uitstapje.
Dat kwam ook in de krant. Zodoende kreeg de firma veel
belangstelling.
|
|
Echt fabriekspand
Breestraat 1 werd verbouwd tot een echt fabriekspand met
werkvloeren en productieafdelingen.
Ook tijdens de oorlog bleef de fabriek in bedrijf. Maar in
december 1940 werd Willem Georg Hasper als ‘Verwalter’ door
de Duitse overheid aangesteld. Daarna moesten procureurhouder
Swarttouw en technisch leider Maso de leiding van de fabriek
verlaten. In 1943 werd de Duitser Johan Lenzing benoemd tot
‘Verwaltungstreuhandler’. Na de bevrijding werden deze
ingrepen weer ongedaan gemaakt en keerden de heren Swarttouw
en Maso weer terug op hun oude post. Na de neergang in de
tabaksindustrie in de jaren vijftig, werd de Tabaksfabriek
Chapchal Freres in 1961 formeel opgeheven.
|
Aankondiging ledenvergadering,
Alg. Handelsblad 5 maart 1923
|
Laboratorium TNO in brand
Nadat de sigarenfabriek Chapchal Freres definitief de poorten
gesloten had, nam het TNO het pand over en vestigde een
afdeling gewapende kunststofvezels. Op 31 januari 1967
ontstond om vijf uur ’s middags een spectaculaire brand op de
zolderverdieping, waarschijnlijk door onzorgvuldig handelen.
De brandweer ging het vuur te lijf met drie waterkanonnen en
wist te voorkomen dat volle gasflessen en chemicaliën, die
lagen opgeslagen, vlam vatten. De brand was zo hevig dat de
vlammen, aangewakkerd door de wind, meters hoog opstegen uit
het pand. Na deze ramp restte er van de bovenverdieping
slechts een armzaling skelet.
Gemeentekantoor, nu hotel Grand Canal
Eind 1969 werd het pand in deplorabele toestand door de
gemeente overgenomen. De gemeente wilde er twee afdelingen
van de dienst Openbare Werken onderbrengen. De directeur
Openbare Werken vroeg mevrouw Boissevain - van der Chijs,
die in Londen woonde, om foto’s en pentekeningen etc. om de
gevel weer in de oude situatie te kunnen reconstrueren. In
1971 werd na een kostbare verbouwing het vernieuwde pand
opgeleverd. Vijf jaar later bleek het echter al te klein,
verhuisden er ambtenaren naar het voormalige Hugo Grotius
Gymnasium aan de Westvest. Het pand aan de Breestraat werd
opnieuw verbouwd. Openbare Werken bleef hier tot 1991, en
verkocht het gebouw aan E.J. Wubben, die een advieskantoor
voor zakelijke dienstverlening had. Hierna ging het van hand
tot hand. De vastgoedfirma A. van Tol Beheer werd eigenaar,
de instelling Marlot die zich bezig hield met de
administratie van de sociale werkvoorziening streek er neer
en sinds 1995 is het een hotel, dat ‘Grand Canal’ heet. De
familie die het hotel hier begon, is ook nu nog de eigenaar.
Lees hier het interview met Sabrina den Dulk
van hotel-restaurant 'Grand Canal'
|
Het pand brandt uit. Een foto uit de Delftsche
Courant van 1 februari 1967.
|
Wim Boonenburg
De auteur Wim Boonenburg was gefascineerd door het leven van
Mienette Storm-van der Chijs (1814-1895), wereldreizigster en
een van de vroegste voorvechtsters van het feminisme in
Nederland. Hij heeft een driedelige roman geschreven over
deze bijzondere dame, die digitaal gepubliceerd is op zijn
website www.de-verkeerde-wereld.nl.
Wim Boonenburg is overleden op 4 december 2020, lees hier meer...
|
|
Nadere informatie over Breestraat 1 |
Geplaatst: 31 januari 2016 / Laatste
wijziging: 6 maart 2024 |
|
www.achterdegevelsvandelft.nl
- Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter:
twitter.com/AchterdgvDelft |