Brabantse Turfmarkt 94
www.achterdegevelsvandelft.nl
Winkelpand op hoek Burgwal ooit genaamd ’t Byltge, later De Lichthoek NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.
Het winkelpand op de hoek van de Brabantse Turfmarkt en de Burgwal gaat tegenwoordig door het leven als de spijkerbroekenzaak Levi’s Corner. Al eeuwen is dit hoekpand een gewilde plek voor neringdoenden en ambachtslieden. In 1912 werd het fors verhoogd door de toenmalige schoenfabrikant Bernard Fliehe. Tien jaar later werd het het ruim vijftig jaar lang het bedrijf van de familie Meijer. In 1927 kreeg het beneden aan de straatzijde een heel nieuw aangezicht toen Marinus Meijer zijn zaak in huishoudelijke artikelen een nieuwe winkelpui gaf. Een oud souterrain met aan weerskanten twee kleine pothuizen en daartussen brede trap naar de ingang moest daar toen voor wijken.
In 1996 werd het pand vanwege zijn negentiende eeuwse uiterlijk aangewezen als gemeentelijk monument. De kern daarvan moet echter veel ouder zijn, al is daar nu weinig meer van terug te vinden.
Rinus Meijer, de kleinzoon van Marinus, dook in een halve eeuw familiegeschiedenis van dit pand, waarin zijn ouders sinds 1941 ruim dertig jaar de elektriciteitswinkel ‘De Lichthoek’ dreven.

Van Rotterdam naar Delft
Marinus Meijer en zijn vrouw Hendrika Antonia Bal waren geboren en getogen Rotterdammers. Marinus was van beroep loodgieter en had samen met Rika in Rotterdam een winkel waar allerhande artikelen werden verkocht die zijdelings met het loodgietersbedrijf te maken hadden, zoals gaslampen, kooktoestellen en bijbehorend huishoudelijke gerei zoals potten en pannen. De zakelijk ingestelde Rika beheerde de winkel, terwijl Marinus buitenshuis het loodgieterswerk deed. In 1924 kon zoon Andries de winkel ‘Tip-Top’ aan het Vrouwjuttenland in Delft overnemen. Deze winkel in allerhande huishoudelijke artikelen had voor een deel eenzelfde assortiment als de Rotterdamse winkel van zijn ouders.
Marinus en Rika waren enthousiast over hun zoons initiatief en besloten ook hun geluk in Delft te gaan beproeven. Aanvankelijk huurden ze daarvoor een winkelpand aan de Vlamingstraat nr. 26 en openden daar ook een zaak die gericht was op de verkoop van huishoudelijke artikelen. Kort na de start in het huurpand aan de Vlamingstraat kwam echter het hoekpand op de Brabantse Turfmarkt te koop en besloten ze daar hun zaak definitief te vestigen.

Pothuis en privaatput
Het winkelpand Brabantse Turfmarkt 94 ligt op de hoek van wat voor 1355 ooit de oude stadsgracht van Delft was. Vandaar de naam Burgwal, die destijds vooral voor de overzijde gold. De oude grachten aan beide zijden van het huis zijn in 1860 gedempt. Tot die tijd lag schuin tegenover het huis richting de Jacob Gerritstraat de “Spiegelbrug”, genoemd naar het huis “De Spiegel” aan de overzijde. Op de Kaart Figuratief van circa 1675 is dat goed te zien. De Brabantse Turfmarkt heette toen “Pontemarkt” (genoemd naar de “ponten”: platte schuiten waarmee de turf werd verscheept) en de zuidzijde van de huidige Burgwal “Broerhuislaan” (genoemd naar het klooster van de Minderbroeders op de huidige Beestenmarkt, waar de straat naartoe liep). Bij de grote stadsbrand van 1536 bleef deze kant van oude stadsgracht gespaard, blijkt uit het schilderij van de gevolgen van de ramp. Dat maakt de ouderdom van het huis moeilijk in te schatten.

Het huis op de hoek van de Turfmarkt en de Burgwal: links op de Kaart Figuratief van circa
1675 en rechts op de kaart van de eerste kadasteropmeting uit circa 1825.

In de zestiende eeuw stond hier op de hoek een huis met de naam “t Byltge”, blijkt uit diverse registers voor belasting op huizen. In 1595 kreeg de toenmalige eigenaar Jan Jansz van de stad toestemming om aan het Byltge het een en ander te verbouwen. Aan de noordzijde mocht hij onder de straat een ‘privaetput’ (beerput) aanleggen en aan de voorzijde op de Pontemarkt mocht hij een pothuis bouwen ‘tussen sijne stoepen’, als die maar niet meer uitstak dan bij pothuizen gebruikelijk was. Op de Kaart Figuratief van eind zeventiende eeuw is van dat pothuis (of pothuizen) niets te zien, maar op de oudste kadasterkaart van 1825 zijn de in 1927 afgebroken pothuizen wel duidelijk in de plattegrond te herkennen. Jan Jansz was volgens de vergunning ‘witstockwercker’ van beroep. Vijf jaar later stond hij in 1600 bij de inventarisatie van het aantal haardsteden (stookplaatsen) als ‘bostelmaker’ te boek. Hij woonde toen zelf in het huis ernaast en verhuurde het hoekhuis met drie stookplaatsen aan de weduwe van Thonis Thonisz.
Waarschijnlijk wordt met witstockwerker en bostelmaker hetzelfde beroep bedoeld, namelijk iemand die afval van bierbrouwerijen, ‘bostel’, tot veevoer verwerkt en verhandelt.

Glazen en keurslijven
Een groot deel van de zeventiende eeuw werd het huis bewoond door glazenmaker Arent Adriaenszn van Sanen. Hij moest in zijn leven helaas vanuit dit pand een jonge vrouw en een handvol kinderen ten grave dragen naar de Nieuwe Kerk. Zelf moet hij een behoorlijke leeftijd hebben bereikt toen hij in 1673 stierf. Hij had het huis toen bijna een halve eeuw bewoond.
Halverwege de achttiende eeuw was schoenmaker Johannes Benebreker de bewoner, die ook wel Beinbrecher, Beenbreker of Brekebeen werd genoemd. (Men nam het in die tijd nog niet zo nauw met namen.) Toen in 1749 de taxateurs voor de “Impost” (nieuwe belasting) de bevolking kwamen optekenen, was zijn vrouw recent overleden en hij als weduwnaar met twee kinderen van 9 en 6 jaar achtergebleven. Ene Jannetje van der Cost woonde toen bij hen in. Beenbreker huurde het pand destijds van Elisabeth de Koning, weduwe van Abraham van der Pot.


Tekening Paul Menses


De tijdelijke winkel in de Vlamingstraat nr 26 in 1924 met uitbaatster Rika in de deuropening. De verhuizing naar de Brabantse Turfmarkt is al aangekondigd, evenals het filiaal van zoon Andries op het Vrouwjuttenland (de man rechts op de foto). Links het winkelmeisje Lena, die zou
“meeverhuizen” naar de Brabantse Turfmarkt.


Tekening van het pand in 1927 met opvallende hoge entree door de Delftse kunstenaar Jan Heesterman.

 

In het familiearchief van de familie Meijer bevindt zich nog een oude koopbrief van 27 september 1788. Dat document bezegelde dat Frans Wormelding het pand voor “Agthondert Guldens” verkocht aan Jan Solgers. De akte is steeds door de successievelijke eigenaren doorgegeven, zoals dat vroeger gebruikelijk was. De genoemde Frans Wormelding heeft overigens vermoedelijk nooit in dit pand gewoond. Hij was een actief handelaar in onroerend goed, die we in vele akten van openbare verkopingen tegenkomen.
Jan Solgers droeg het huis in 1807 ‘onder de hand’ over aan zijn zoon Dominicus, die hier blijkens patentregisters in de Napoleontische tijd tot 1827 werkzaam was als keurslijfmaker. Mogelijk oefende zijn vader dat beroep ook reeds uit.

Schoenmakerij Fliehe
In de negentiende eeuw was het pand bijna een eeuw lang het onderkomen van drie generaties van de schoenmakersfamilie Fliehe, die alle drie dezelfde voornamen Bernard Georg hadden. Volgens verhalen uit die familie was de oudste Bernard Georg (geboren 1802) een soldatenkind die tijdens de Russische veldtocht van Napoleon wees was geworden en uiteindelijk na omzwervingen in Delft zou zijn neergestreken, waar hij - ‘sinds 1827’ volgens latere krantenadvertenties - werk vond als schoen- en laarzenmaker.


Blijkens een advertentie in de Rotterdamsche Courant van 2 april 1836 had Fliehe in het begin een zakenpartner met wie hij onenigheid heeft gekregen.

De vele militaire werkplaatsen en kazernes waren destijds de voornaamste bronnen van werkgelegenheid in de stad. Volgens de opgetekende verhalen van zijn kleindochter zou de oude Fliehe, die de leeftijd van 88 jaar heeft bereikt, slechts gebrekkig Nederlands hebben gesproken en zich doorgaans hebben bediend met een mengelmoesje van Duits en Pools-Russisch. Hij zou geboren zijn in Mieduniszki in het huidige Polen, destijds Oost-Pruisen. Delftse bevolkingsambtenaren verbasterden dat destijds tot het hen meer bekende Mettingen in de buurt van Osnabrück. Met de vervaardiging van militaire laarzen en schoenen wist hij een goed bestaan op te bouwen. Zijn kleinzoon pakte de familiezaak na 1900 nog grootser aan en noemde zich “schoenenfabrikant - sinds 1827”. Hij had daarbij ook een vestiging op het Oosteinde. In 1912 liet hij het vrij bescheiden hoekhuis in de hoogte flink vergroten met een tweede verdieping en hoge zolderkap daarboven en voorzag het pand van een pleisterlaag van namaak-natuurstenen om het wat meer cachet te geven. Waarschijnlijk heeft hij zijn hand overspeeld, want kort voor het zijn eeuwfeest zou bereiken ging de zaak in 1922 failliet.

Advertentie van de schoenenfabriek van de Firma B.G. Fliehe, Delftsche Courant 8 juni 1910. Bericht in de Delftsche Courant van 3 mei 1922.

Verbouwing van de winkelentree
Op 1april 1925 kocht Marinus Meijer de oude schoenenzaak van de Maatschappij Noordhollandsch Landbouwcrediet, die het vermoedelijk uit het faillissement had verworven. De omschrijving van het pand in de koopakte luidt : “Een winkelhuis met bovenwoning en erf aan de Oostzyde van de Brabantse Turfmarkt op den hoek van den Gedempte Burgwal te Delft, plaatselijk gemerkt nommer 94, genaamd “De Spiegelbrug”. Waarmee mogelijk een nieuwe huisnaam opduikt, die we verder overigens niet zijn tegengekomen. De koopsom bedroeg 13.500 gulden, contant overhandigd.
Het pand had toen nog het souterrain. Daardoor lag de winkelvloer hoger dan het straatniveau. Het hoogteverschil werd overbrugd door een brede trap van vier treden naar de voordeur van de winkel. Op een oude foto kort na het in gebruik nemen van de winkel door de familie Meijer is dat nog te zien. Aan weerszijden van de trap was een uitbouw van het souterrain, de voormalige pothuizen, die destijds gebruikt werden als kleine extra etalages.



Gezegelde koopbrief uit 1788 waarbij Frans Wormelding het huis overdroeg aan Jan Solgers. Dit document is honderdvijftig jaar als uit bewijsstuk aan de opeenvolgende eigenaren doorgegeven.


Portretten van de oude Bernhard Fliehe en zijn vrouw Elisabeth Lem.


Een portret van de tweede generatie Bernhard Fliehe.


De bouwtekening (1912) van de forse vergroting in de hoogte van het pand aan de Brabantse Turfmarkt, met behoud van de oude pothuizen in het souterrain.

 

 

Kort daarna, in 1927, is de winkel op de begane grond ingrijpend gemoderniseerd. De nieuwe winkelvloer kwam op het straatniveau te liggen en het souterrain kwam te vervallen. Hierdoor moest ook de trap naar de eerste verdieping worden aangepast. De winkelpui werd geheel vernieuwd en er kwam een derde etalageraam in de gevel aan de Burgwal. Dit alles staat gedetailleerd beschreven in een offerte van de aannemer. Het geheel werd uitgevoerd voor de prijs van 1525 gulden.

Goede winkelstand
Zeker nadat de grachten voor de deur gedempt waren, waren zowel de Burgwal, de tegenoverliggende Jacob Gerritstraat als de Brabantse Turfmarkt een zeer bedrijvig punt in de stad. De donderdagse veemarkt trok destijds meer handel aan dan de Beestenmarkt kon bergen. De veemarkt kreeg daardoor een uitbreiding op de Burgwal, waar vooral het kleinere vee, zoals schapen en varkens, verhandeld werd in met schotten afgebakende vakken.
Vóór de Tweede Wereldoorlog was het daar donderdags een drukte van jewelste; veehandelaren en boeren kwamen uit de wijde omgeving. Na de Oorlog is dat geleidelijk afgenomen, totdat in 1972 de veemarkt geheel werd opgeheven.
Voor Marinus Meijer was de bedrijvigheid op deze plek een belangrijk argument om zijn zaak daar te vestigen. In kringen van middenstanders sprak men van ‘op goede stand’. Het bleek voor de familie inderdaad een goede keus.


Schilderij in gouache (waterverf) van Carl Fahringer uit 1920 van de donderdagse Beestenmarkt op de Burgwal.

Overschakeling op elektra
Tot 1933 hebben Marinus Meijer en zijn vrouw hun winkel aan de Brabantse Turfmarkt gedreven. In het laatstgenoemde jaar verhuisden ze naar een nieuw gebouwde woning in de Van Heemstrastraat (die sindsdien steeds in bezit van de familie is gebleven). De winkel droegen ze over aan hun zoon Freek en zijn vrouw Marie. Daarbij kregen zij het pand aan de Brabantse Turfmarkt in huur. Aanvankelijk hebben ze de winkel voortgezet zoals die was. Ook de vaste winkelbediende Lena bleef nog lang in dienst.
Freek Meijer had tot dan toe een elektrisch installatiebedrijf op Choorstraat 5, met tevens een winkel in radio-, elektrotechnische- en fotoartikelen. Met zijn gezin woonde hij daar boven de winkel. In 1933 verhuisden zij naar de Brabantse Turfmarkt waar Marie in feite de winkel dreef, net als haar schoonmoeder voordien. Waarschijnlijk zette Freek zijn installatiewerk vanaf ‘de Turfmarkt’ voortzet. Daarnaast blijkt hij ook een elektra-bedrijfje annex winkel te hebben gedreven aan de Delfgauwseweg, waarschijnlijk in een pand van zijn vader. De familiepapieren zijn hierover wat incompleet.
Vast staat wel dat hij in 1936 nog een andere winkel in radio- en elektrotechnische artikelen opende in de Nieuwstraat. De vroegere winkelbediende uit de Choorstraat, Truida, die inmiddels een andere baan had, huurde boven deze winkel de bovenwoning.


In de crisistijd van de jaren 1930 adverteerde Freek Meijer geregeld in de Delftsche Courant, zowel voor zijn Elektro-Technisch Bureau als voor nevenwerkzaamheden.

De bouwtekening van 15 maart 1927.


Een berichtje in de Delftsche Courant van 8 april 1927.


Marinus en Rika Meijer voor nieuwe winkelpui in 1927.


Advertentie Delftsche Courant 23 november 1927.

 

De Lichthoek
Deze situatie heeft bestaan tot omstreeks 1941, toen werd besloten de winkel in huishoudelijke artikelen etc. aan de Brabantse Turfmarkt te beëindigen en de elektrotechnische activiteiten uit de Nieuwstraat hier naartoe over te brengen. De winkel kreeg toen de naam ‘De Lichthoek’, want behalve elektrische apparaten en radio’s waren inmiddels vooral verlichtingsartikelen de grote blikvangers.
De installatie-aktiviteiten vonden plaats onder de naam ‘Elektrotechnisch Bureau Meijer Delft’.
Riekie Rethans werd na de opening van De Lichthoek de winkeljuffrouw. Als elektromonteurs werkten op de Brabantse Turfmarkt heel lang Joop van der Wees en Henk van der Beek. Er werd in die tijd, behalve het aanleggen van installaties, nog veel gerepareerd. Zo was Joop bijvoorbeeld erg vaardig in het opnieuw bewikkelen van defecte ankers van stofzuigermotoren. Diens broer Rinus werkte als radiomonteur. Hij repareerde defecte radio’s en bouwde ook de eerste geluidsversterkers en meetapparatuur voor Freek.


De nieuwe zaak De Lichthoek, geopend in 1941.

Met de nieuwe zaak is ook het winkelgedeelte onder handen genomen. Het vroegere souterrain, waarboven in 1927 de nieuwe verlaagde winkelvloer was gelegd, bleek te lekken, waardoor in deze kelder een flinke laag water was komen te staan. Daarom werd de houten winkelvloer uit 1927 verwijderd en de kelderruimte vol gestort met puin. Daar bovenop kwam een nieuwe betonnen winkelvloer. In het souterrain werden toen de restanten aangetroffen van een wand met zeventiende-eeuwse Delftsblauwe tegels. Een aantal van deze tegels is onbeschadigd uit de verbouwing gekomen en nog steeds in familiebezit.
Onder de trap naar de eerste verdieping werd een klein kantoortje gemaakt met een venster naar de winkel. Hier hing ook de telefoon, met nummer 1356! De voorkamer op de eerste verdieping, die tot dusverre dienst deed als magazijn, werd nu ingericht als elektrotechnische werkplaats. In het kleine, toen niet bewoonde buurpandje nr. 92 kon vervangende magazijnruimte worden gehuurd. Tot 1972 is de zaak verder vrijwel ongewijzigd gebleven.


Het hoekpand in 1960 met daarnaast het vervallen pandje dat als magazijn dienst deed.

Laatste fase
In 1967 verhuisden Freek en Marie naar de Maarten Trompstraat, waar ze tot hun beider overlijden in 1982 nog vijftien jaar hebben gewoond. De winkel aan de Brabantse Turfmarkt hebben ze nog tot 1972 voortgezet, al deden ze het de laatste jaren wel rustiger aan. Uiteindelijk hebben ze de zaak overgedaan aan Leon Dias. Zijn ambitieuze plannen voor modernisering van de zaak bleken echter zakelijk niet zo goed gefundeerd, waardoor helaas al spoedig een faillissement volgde.
Later kwam in het pand onder meer een uitzendbureau, en tegenwoordig dus een spijkerbroekenwinkel.


De radiomonteurs Joop en Rinus van der Wees
aan het werk op de werkplaats boven de winkel.


Delftsblauwe tegeltjes uit het souterrain.


Het nieuwe kantoortje onder de trap.


Brabantse Turfmarkt in 2018

Rinus Meijer  
>> Lees hier meer over de persoonlijke herinneringen van de schrijver aan zijn kinder- en oorlogsjaren.

>> Kijk hier voor meer informatie over bewoners en eigenaren en de historische bronnen waaruit de informatie is verkregen.

Geplaatst: 11 juli 2018 / Laatste wijziging: 7 december 2020  
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft