Boterbrug 4 en 6
www.achterdegevelsvandelft.nl

Schoonhovense Veerhuis en café De Brug, alias "het Vinkenmoedertje"

NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

Tot 1942 stond aan de inham op de Boterbrug achter het grote winkelpand van Bervoets (nu Halfords) een café, genaamd “De Brug”, dat zich in grote populariteit mocht verheugen van corps-studenten. Het werd voor de sloop een kwart eeuw lang uitgebaat door de weduwe Johanna de Wilde-Schmitz, die onder de heren studenten de koosnaam 'het Vinkenmoedertje' had. Toen in 1933 een foto in de krant verscheen van luierende studenten in de zon voor de deur van 'het Vinkenmoedertje', haastte de waardin zich echter om bij de redactie te beklagen dat zij zo niet publiekelijk wilde worden aangesproken. Haar nette zaak heette gewoon 'café De Brug'. Of de bijnaam iets te maken had met de vereniging van duivenmelkers die ook in het café haar clubhuis had, is niet helemaal duidelijk.

Het café was gevestigd in een oud pand. Op foto's van voor de oorlog is duidelijk te zien dat het muurankers had met het jaartal 1597, het vermoedelijke bouwjaar. Boven het café kwam in de 19e eeuw een bovenwoning (nr 4) met een ingang op het pleintje aan de brug.
Begin 1942 is het huis afgebroken om het winkelpand van de firma Bervoets (nu Halfords) te vergroten, al ging dat laatste toen niet door. In de Delftse Courant werden op 14 oktober 1941 alvast twee glas-in-lood ramen van 98 bij 61 cm met 'antiek glas' aangebonden.


De Boterbrug, geschilderd door Jan van der Heyden eind 17e eeuw, Guildhall Art Gallery Londen, Lord Samuel Collection.

De Accolijnen
Net als het vroeger naast gelegen pand Boterbrug 8 was dit huis oorspronkelijk eigendom van de stad. In 1600 was het verhuurd aan Grietje Jorisdr, de weduwe van Cornelis Doen. In 1617 ging het, met de andere huizen aan de Boterbrug, in de verkoop. Koper was Bastiaen van Santen. Uit de boeken van de eigenaar van het belendende pand (nr 8) blijkt dat het het huis in de 17e eeuw de naam 'De Accolijen' droeg. Toen in het buurhuis de drinkwatervoorziening in ongerede raakte trof de eigenaar een regeling dat de bewoners in het vervolg ook regenwater uit de waterkelder van De Accolijen mochten betrekken. [Verwarrend is dat de naam De Drie Accolijen later ook verbonden is aan een huis op de hoek van de Markt tegenover de Wijnhaven. Er heten wel meer hondjes Bello.]
Het huis was toen waarschijnlijk nog steeds eigendom van nazaten van bovengenoemde Bastiaen van Santen en werd bewoond door deurwaarder en stadsbode Johannes Blauwcamper.

Op krediet verkocht
Eind 17e eeuw kwam het huis in handen van Maarten Hogenhouck, een rijke regent, onder meer bewindhebber bij de West-Indische Compagnie, die zelf woonde op de Koornmarkt (zie nummer 75 aldaar) en na zijn dood zijn zoon Arent. Zij hebben het huis ongetwijfeld verhuurd en niet zelf bewoond.
In 1707 werd het voor duizend gulden verkocht aan Sebastiaan Lereant. Zo te zien was dat iemand met weinig geld, die het waarschijnlijk wel zelf heeft bewoond. Hij kon van de koopsom slechts honderd gulden contant betalen. De overige 900 gulden ging op krediet bij de verkoper, die er kennelijk graag vanaf wilde. Wellicht was Lereant voordien de huurder.
Ook de volgende eigenaar, Jan Staalhoff, bewoonde het huis zelf. Hij kocht het in 1718 van Lereant voor 1.200 gulden. In 1737 trouwde hij als weduwnaar, wonend aan de Boterbrug, met Apolonia van Zeijll.

Tapperij met dubieuze reputatie
In 1749 blijkt het pand reeds een café. Anna Leemans, de weduwe van Antoni Smits, met haar dochter, tapten hier toen bier en sterke drank. Huisbaas was Jacob Stadhouder.
Vanaf 1766 zijn Christoffel ter Stappen, zijn weduwe Adriana van Straten en daarna hun zoon Lucas de uitbaters (en eigenaren) van de kroeg. Christoffel maar heel kort want hij overleed reeds in 1767.
In 1808 vond Lucas in ene Willem van Langen een compagnon cq geldschieter die mede-eigenaar van het café werd. Bij die gelegenheid duikt voor het eerst een naam op van het toenmalige café: “het Schoonhovense Veerhuis”. Samen kochten de compagnons ook het naast gelegen pand, later Boterbrug 8.
De kroeg moet destijds een dubieuze reputatie hebben gehad, want we komen het een paar keer tegen in de Delftse crimineelboeken. Eigenaar Lucas ter Stappe werd in 1808 veroordeeld wegens zwendelpraktijken met loterijbriefjes en linnengoed dat hij op krediet had verkregen. En in 1798 probeerde dievegge Maria Goudappel in manskleren een dominee op te lichten die bij de weduwe Ter Stapper op de Boterbrug logeerde.

Nieuwe deur
Omstreeks 1810 bediende Geertruit van Oortingen hier de tapkraan. Zij had diverse arbeiders in huis en hield dus kennelijk een soort pension, zo blijkt uit de patentregisters.
In 1822 was Jan Kouwenhoven hier de kastelein. In een advertentie in de Rotterdamse Courant riep hij de klant op die ooit een koperen kan en twee duiven bij hem had achtergelaten. Wellicht als onderpand voor onbetaalde rekeningen.
In de jaren 1825-1830 bewoonde sjouwer Noël Donnai met een groot gezin het pand. Inwonend bij hem was arbeider Alexander Broers met zijn vrouw. Achterbuurman Georgius Gussenhoven, de tabakshandelaar van Het Gekroonde Anker aan de Wijnhaven, was toen de huisbaas. In 1845 krijgt hij vergunning om een nieuwe deur in het pand aan te brengen, wellicht voor het latere bovenhuis. Een schilderij van Alexander Oltmans uit 1834 toont het vrij forse huis nog in oude glorie met kruiskozijnen in de gevel en een uitstekende dakkapel, als de schilder het tenminste niet mooier gemaakt heeft dan het was.


Foto met onderschrift in de Delftsche Courant van 1 juli 1933.

Korte tijd even geen kroeg
Het pand werd vervolgens dertig jaar bewoond door Adriaan Kloeg en zijn vrouw Elisabeth van der Beek. De man was van beroep kleermaker, en tevens caféhouder.
Daarna is het even geen kroeg als in de jaren 1880 er een vleeswarenhandel zit en tien jaar later een sigarenzaak van Postema.
Dat was slechts een kort intermezzo. In 1894 opende K. Jaspers er weer een Bierbottelarij met proeflokaal. In 1900 verplaatste hij deze zaak naar Koornmarkt 51. Op de Boterbrug werd hij opgevolgd door Theo De Wilde, wiens weduwe tot 1937 als vinkemoedertje de scepter bleef zwaaien over de kroeg. De bovenwoning (nummer 4), met een aparte ingang achter in de inham op de Boterbrug, werd apart verhuurd. In 1930 moest die f 4.50 per week opbrengen.
Nadat het café in 1937 gesloten is, valt het pand nog vier jaar ten prooi aan diverse tijdelijke bestemmingen, te beginnen als ijssalon en vervolgens fietsenmakerij. Er staat dan nog wel steeds een Russisch Biljart.

[Na de verbouwing van de verdiepingen boven de winkel in 2005 tot grote woonappartementen, zijn de huisnummers 4 en 6 weer teruggekeerd, nummer 4 voor de woning op de eerste verdieping en nummer 6 voor de woning op de bovenste verdieping.]

Zie voor de voorgeschiedenis van het Halfords-complex ook de verhalen over Wijnhaven 17 en Boterbrug 8.


De locatie op de oudste kadasterkaart van circa 1825.

De locatie op de kadasterkaart van 2023.
 

Opmeting van het pand in augustus 1918.

Opmeting na de sloop in augustus 1942.


Het huis in 1901. (Foto Ludovicus Drabbe, collectie Stadsarchief)


Boven en onder tekeningen van Jan Heesterman van pand in 1925.




Het pand op een aquarel van Petrus Barretta en Alexander Oltmans uit 1834. (Collectie Stadsarchief)


Advertentie in Delftsche Courant, 11 maart 1887.


Bericht Delftsche Courant , 23 juli 1904.


Het interieur van het ‘Vinkenmoedertje’ in de jaren ‘20, naar een tekening van een onbekende student.


Rectificatie van het onderschrift van de foto hiernaast in de Delftsche Courant van 4 juli 1933.


Advertentie in Delftsche Courant van 10 december 1932.


Advertentie in Delftsche Courant, 23 september 1937.


Advertentie in Delftsche Courant, 14 oktober 1941.


George Buzing en Kees van der Wiel


 
Nadere informatie over Boterbrug 4 en 6
Geplaatst: 7 februari 2023
 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft