Achterom
67, het huis op de hoek van het fietspad naar het tunneltje bij de Ham,
is gebouwd in 1934, nadat de voorganger negen jaar eerder onbewoonbaar
was verklaard en gesloopt. Net als de voorganger was het tot 1973 een
winkelpand. In vroeger eeuwen behoorde bij het huis aan het Achterom
een losstaand achterhuis in De Ham, dat in 1841 een apart leven is gaan
leiden en omstreeks 1960 met de sanering van De Ham voorgoed verdwenen
is. Momenteel is het huis
zodanig verkamerd dat alleen de begane grond nog als adres Achterom 67
heeft. De eerste en tweede verdieping kregen via de achterzijde opnieuw
een eigen ingang met de adressen Ham 1 (appartement 1e verdieping) en
Ham 3 (appartement 2e verdieping).
Het vroegere huis had een opmerkelijk hoge zolderkap en was sinds de
zeventiende eeuw afwisselend onder meer kruidenierswinkel, een
groentewinkel, een kapperszaak, een snoepwinkel, een winkel in
aardewerk en een winkel waar water en vuur werd verkocht. Het pand werd
doorgaans zeer intensief bewoond. De meeste bewoners verbleven er niet
lang, sommigen verlieten het huis al na een paar maanden, anderen
woonden er een paar jaar. Eigenaren waren meestal langer bij het pand
betrokken.
| | | | Het
huis, met achterhuis, op de oudste kadasterkaart van 1825. |
De splitsing en
vernummering van het huis aan het Achterom en het in drieën
gedeelde achterhuis in De Ham in 1841. |
De opmeting van
het nieuw gebouwde huis in januari 1935 door het kadaster, aan de
voorzijde smaller dan het oude huis. |
De huidige
situatie vanuit de lucht. |
Varkens
aan een ladder
De vroegste bewoners waarover wij behoorlijk zijn ingelicht waren Goris
Westerbaen en zijn vrouw Marijtje Versteegh. Ze bewoonden het huis
tussen 1687 en 1729. Geen van beiden kon lezen of schrijven, niettemin
komt hun naam geregeld voor in akten van notarissen uit die tijd. Zij
trouwden in 1680 in de Gasthuiskerk. Goris was toen als soldaat in
Delft gelegerd in de compagnie van kapitein Essen. Haar ouders woonden
op de Rotterdamseweg. In 1697 blijken zij voor veertig gulden per jaar
de huurders te zijn van het voorste deel van het huis, dat toen
eigendom was van de weduwe Annetie Percijs, die destijds acht pandjes
in de buurt uitbaatte. Tien jaar eerder was van hen al een kind
overleden op de Achterom. Het achterste deel van het huis aan de Ham
was bij het overlijden van de uitbaatster onverhuurd.
Westerbaen verdiende als vader van minstens acht kinderen onder meer de
kost als slachter. In 1697 werd hij door de belastingpachter op
heterdaad betrapt op clandestien slachten toen in het huis van Adam van
Solingen drie varkens bloedend aan een ladder hingen, waarvan er een
van Westerbaen was en een ander van buurtgenoot Peter van der Spriet.
Kort daarop haastten Goris en Marijtje zich naar de notaris om te laten
vastleggen dat zijn geheel te goeder trouw waren en niemand hadden
verlinkt, zoals kennelijk het gerucht ging. Hoe de zaak is afgelopen,
weten we niet, maar Goris komt nadien nog geregeld als slachter in
beeld. In 1699 echter ook als handelaar in klein bier, in welke
hoedanigheid hij opnieuw met belastingaffaires te maken kreeg. Toch
boerde hij zodanig dat hij in 1709 eigenaar kon worden van het huis
waar hij al jaren lang woonde. Na zijn dood in 1729 moest de familie
het huis verkopen voor fl 515, maar bleven zijn zoon Adriaan en zijn
weduwe er wonen.
Handelaar in aardewerk en huizen
Na de dood van Maria Versteegh in 1734 werd Arnoud Crispijn de nieuwe
eigenaar en bewoner. Hij was verkoper van aardewerk en handelaar in
huizen en moet ook een goede relatie zijn geweest van de bovengenoemde
Westerbaen. Crispijn benoemde hem namelijk in 1722 in zijn testament
als voogd over zijn kinderen voor het geval hij zou komen te overlijden
en toen hij in 1726 als geboren Leidenaar voor zijn handel poorter van
Delft wilde worden, stond Westerbaen voor hem borg.
Crispijn was in 1720 als weduwnaar van drie jonge kinderen hertrouwd
met de nog ongehuwde “jonge dochter” Pieternella de
Clercq. Zij ontfermde zich over de kinderen uit zijn eerste huwelijk en
ondersteunde haar man in de winkel bij de verkoop van aardewerk.
Een belangrijk deel van zijn tijd besteedde Arnoud aan de handel in
huizen. Uit zogenaamde ‘waarbrieven’
(overdrachtsakten) blijkt dat hij meer dan 25 huizen in Delft in
eigendom heeft gehad. Zijn huizenhandel strekte zich uit over de gehele
stad. Opmerkelijk is dat hij het pand Achterom 67 slechts een jaar in
eigendom had maar er tot aan zijn dood in 1754 bleef wonen. Koopster
was de weduwe Maria de Haas-Penters, uit de erfenis van haar echtgenoot
bezat zij meerdere huizen. Kennelijk maakte Arnoud bij de verkoop de
afspraak dat hij er als huurder aan het Achterom kon blijven wonen. Zo
speelde hij kennelijk geld vrij om zijn handel te drijven.
Schipper op Zeeland Begin
negentiende eeuw woonde hier schippersknecht, varensgezel en vletter
Willem de Roo. In 1820 kocht hij het woonpandje aan het Achterom 67 om
er te gaan wonen met zijn tweede echtgenote Ida Elizabeth Valk uit
IJzendijke. Hij voer met zijn schip voornamelijk op Zeeland. Daar had
hij ook zijn eerste vrouw Jacoba Stroosnijder uit Middelburg leren
kennen. In de Delftse woning werden meerdere kinderen geboren. In 1828
overleed Willem aan het Achterom. Zijn weduwe Ida verdiende daarna, als
moeder van een aantal kinderen, nog vele jaren de kost als
winkelierster in het pand, tot zij in 1837 overleed. Daarnaast had zij
inkomsten (en zorgen) uit de verhuur van een aantal huizen die zij van
haar man had geërfd.
Tekening
van het huis met de opvallend hoge zolderkap door Jan Heesterman, 1925 |
Drukke huishouding in 1882
Iemand die maar heel kortstondig in het huis woonde, was in 1882 de
weduwe Johanna Appels-de Roo met haar twee kinderen. Haar man Balthazar
Appels overleed al in 1855 en werd slechts 51 jaar. Ten tijde van hun
huwelijk in 1833 was Balthazar in dienst van het Tweede Bataillon der
Tweede Afdeling Mobile Zuid-Hollandsche Schutterij. Na zijn
dienstplicht te hebben vervuld nam Balthazar zijn oude beroep van
veerschippersknecht weer op. Het pensioen dat zijn vrouw Johanna genoot
was niet toereikend, daarom werkte zij ook als kledingnaaister. Verder
verschafte zij ook haar moeder de weduwe Catharina Johanna van
Zuijlen-Appels onderdak. Ook zij verdiende wat bij als kledingnaaister.
Daarnaast vonden in de kleine woning een oom en tante van Johanna, de
smid Hermanus Jutte en Theodora Cornelia Appels, enige tijd onderdak.
Eind 1883 werd de drukke behuizing de families toch teveel. De familie
splitste zich op en verhuisde naar de Pieterstraat 17 en 23. Waardoor
ze toch nog bij elkaar in de buurt konden blijven wonen.
Kappers- en barbierswinkel Antoon
Bresser kwam als landbouwerknecht na enige omzwervingen op zoek naar
werk met zijn gezin vanuit Arnhem naar Delft. Daar vond hij een baan
bij het houtverwerkingsbedrijf Kramer en Smits aan de Ezelsveldlaan.
Bij dit bedrijf specialiseerde hij zich in het vervaardigen van
sigarenkisten. Later werd hij medewerker in de houtzagerij van
hetzelfde bedrijf. Met zijn vrouw Henrietta Ruvekamp en zoon Willem
betrok hij in 1896 de woning aan het Achterom. Er was voldoende ruimte
in het huis voor inwoning. Henrietta leek dit wel wat en werd
commensaalhoudster. In deze hoedanigheid verleende ze onderdak aan
menige kostganger. De nog ongehuwde zoon Willem was barbier en begon in
de winkel van de ouderlijke woning een kapperszaak. Aan klanten had
Willem geen gebrek, wel viel het hem niet mee om personeel te krijgen.
Hij adverteerde regelmatig op zoek naar een “barbiers-halfwas
of leerling, bekend met scheren”. De kapperszaak was ook op
zondag open, kennelijk had niet iedereen zin om op zondag te werken
want er werd aan de personeelsadvertentie nadrukkelijk toegevoegd
“zondags vrij”. Na vijf jaar verhuisde Willem met
zijn ouders van Achterom 67 via de Lange Geer 52 naar de Oude Delft 144
-146. Op beide adressen zette hij zijn kapperszaak voort. Na zijn
huwelijk in 1905 vertrok Willem met zijn vrouw naar Maassluis. Het
echtpaar begon een kapperszaak in Joubertstraat 50 nabij de Nieuwe
Waterweg. Willem vond in Maassluis echter niet wat hij zocht. Na enige
jaren kwam hij, twee kinderen rijker, terug naar Delft. In de
Evangelisch Lutherse kerk aan het Noordeinde 4a werd hij koster.
Daarnaast bleef hij het kappersvak trouw. Vader Antoon bleef bij Kramer
en Smits werken en in Delft wonen. Als hoogbejaarde weduwnaar woonde
hij de laatste jaren van zijn leven in bij zijn zoon Willem aan het
Noordeinde.
Snoepwinkel
De in Leiden geboren Gerardus van der Kleijn en de Delftse Bartha van
der Starre traden op 29 november 1911 in het huwelijk. Op hun
huwelijksdag betrokken ze, met drie kinderen uit een eerder huwelijk
van de bruid, het huis Achterom 47. De 32-jarige Gerardus was toen al
gepensioneerd beroepsmarinier. Een half jaar later verhuisde het gezin
naar Achterom 67 waar Bartha een winkel in snoepgoed begon. Haar
verdienste was een onmisbare aanvulling op het pensioen dat haar
partner genoot. Een jongere broer van Bartha, de werkman aan de
Gasfabriek Bernardus van der Starre, kreeg inwoning bij zijn zus nadat
hij in 1916 in het huwelijk was getreden met de Delftse Johanna van der
Beek. Na een jaar vertrok het inwonende paar, omdat ze zelfstandig in
Vrijenban konden gaan wonen. Het gezin Van der Kleijn verliet de
woonwinkel aan het Achterom in december 1918 om te verhuizen naar Ham
10.
| Achterom
67 op de hoek van het fietspad bij De Ham draagt nu de naam Mark III.
Bloedend
varken aan een ladder, geschilderd door Isaac van Ostade,
circa 1650.
Tekening
van Han Krug uit 1917 waarop het voormalige pand goed te herkennen is
aan zijn hoge zolderkap.
Advertentie
voor de verkoping van de huizen uit de nalatenschap van
veerschipper Pieter Bouwman in 1860, die bestond uit acht huisjes:
Achterom 67 (E 748) en 59 (E 292), drie huisjes in het voormalige
achterhuis van Achterom 67 (E 745, 746 en 747) en drie huisjes in de
Mollenpoort bij De Ham, achter Achterom 53. (Delftsche Courant 13 juli
1860).
Barbier
aan het werk.
Delftsche
Courant 02-10-1900
Advertentie
waarbij bakker Elderhorst de barbierswinkel te koop zet. (Delftsche
Courant 13 febr 1898).
|
Timmerbedrijf
De timmerman Arend Heederik kocht de woonwinkel in 1922. Hij woonde er
toen als huurder al sinds 1919. Kort nadat hij het huis met echtgenote
had betrokken verleende hij inwoning aan zijn moeder de weduwe Alida
Heederik-de Roo. De inwoning was van korte duur want vijf maanden later
overleed zij. In 1924 verliet Heederik het pand om te verhuizen naar de
Brasserskade. Hij bleef wel eigenaar van het huis en verhuurde het in
1924 aan de smid/bankwerker Johannes Willibrordus Spaans. Deze werkte
als vakman aan de Vormenfabriek aan de Aschvest. Spaans woonde er maar
kort. In 1925 was er alweer een nieuwe huurder in de persoon van de
Groninger glasblazer/winkelier Johannes Idzes. Een jaar later verliet
ook hij het pand dat zich inmiddels in zeer slechte staat bevond. Onbewoonbaar
verklaard
In 1925 was de woonwinkel Achterom 67 in zodanig verval geraakt dat
eigenaar Arend Diederik Heederik van Bouw en Woningtoezicht de opdracht
kreeg om de gevels en daken van zijn winkelhuis te vernieuwen. Een
verzoek om uitstel werd niet ingewilligd. Toen eind 1925 bleek dat er
niets gebeurde, verklaarde de gemeenteraad het huis op 10 februari 1926
onbewoonbaar. Na enige aandrang bij de eigenaar werd het huis in
augustus 1926 gesloopt. Een eerste plan van Heederik voor herbouw van
het huis werd in 1928 afgewezen. Zes jaar later, in 1934, diende de
eigenaar een plan in waarvoor wel een bouwvergunning werd verleend. Nog
hetzelfde jaar werd de herbouw gerealiseerd.
| | Links:
Gevel van het nieuw te bouwen Achterom
67, volgens de bouwtekening van 1934.
Rechts: De indeling van huis volgens een schets uit woningkartotheek
van circa 1956. |
Groenteboer
Van der Kruk
Eerste bewoner tevens winkelier van de herbouwde woonwinkel
was het
echtpaar Piet van der Kruk en Bets Breedveld. De herbouw van Achterom
67 kwam in 1934 voor groenteboer Piet van der Kruk als een geschenk uit
de hemel. In hetzelfde jaar moest hij namelijk zijn woonwinkel Achterom
61 verlaten omdat deze onbewoonbaar was verklaard en gesloopt moest
worden. De eigenaar van Achterom 67, Arend Heederik, was bereid om de
nieuw gebouwde woonwinkel nog in hetzelfde jaar aan Van der Kruk te
verhuren. De zaak van het echtpaar van der Kruk-Breedveld was een
buurtwinkel waar de laatste nieuwtjes werden uitgewisseld. De meeste
klanten woonden aan het Achterom, in de Ham, op de Aschvest en de
Scheepmakerij. |
Schilderijtje
van Van Eden uit circa 1950 van het toen reeds gesloopte hoekje op het
Achterom naar een ouder schilderij van Berend Bongers. Het oude
Achterom 67 staat hier geheel links op het schilderij afgebeeld en was
toen dus nog geen hoekpand. |
Naast
de klanten die voor het dagelijks eten de winkel bezochten had Van der
Kruk ook nog enkele grote klanten. De familie Slakhorst, eigenaar van
Hotel “Bellevue” aan de Zuidwal, was klant voor
privégebruik en voor hun Restaurant. Daarnaast was Frans
Averbeek, uitbater van het cafetaria “Taria Frans”
aan het Achterom 53 was een grote klant. Averbeek ging in de vijftiger
jaren als een van de eersten in Delft patat-frites verkopen. Piet van
der Kruk leverde de bintjes, de aardappels waarvan de meest smakelijke
patat gemaakt wordt. Ook Teun Simons die een snackbar exploiteerde aan
de Brabantse Turfmarkt betrok zijn bintjes bij Van der Kruk. Na het
overlijden van zijn vrouw Bets Breedveld in 1962 zette Piet in een
rustiger tempo zijn zaak voort. Hij stopte met de levering van de
dagelijkse groenten aan particulieren en hield alleen de drie grote
klanten aan. In 1972 stopte hij definitief met zijn winkel maar bleef
er nog wel wonen. Hij was toen 79 jaar. Een jaar later is hij
overleden.
Gemeente-eigendom
In 1955 besloot de gemeente het winkelpand op te kopen in verband met
de verkeersdoorbraak van de huidige Zuidwal het zogenoemde
uitbreidingsplan Zuiderstraat-Kanaalstraat. Het raadsbesluit uit 1955
kreeg twee jaar het stempel van Gedeputeerde Staten en in 1962 werden
de gemeente en Arend Heederik het eens over de koopprijs van fl 8.500.
De huurder van het winkelpand, Piet van der Kruk, mocht er blijven
wonen en betaalde in 1962 f. 12,40 huur per week aan Centraal
Woningbeheer, die de gemeentewoningen exploiteerde.
| | Een
blik op De Ham vanaf de gashouder op de Aschvest, vlak voor de afbraak
in 1960. Het huis naast de schutting op de hoek is Achterom 67. |
De huidige achterzijde van het huis met daarin de
nieuwe adressen Ham 1 en 3 op de bovenverdiepingen. |
Mark III
In 1999 kochten het echtpaar Verbraeken en hun zoon Mark uit Wateringen
de woonwinkel voor € 156.554 als belegging. Zij werden elk
voor een derde eigenaar. Kort na aankoop overleed Mark. Voor zijn
ouders waarschijnlijk aanleiding om de woning een naam te geven als
aandenken aan hun zoon. Op het huis prijkt nu de naam Mark III. |
Links
van het poortje: de snackbar “Taria Frans” van
Frans Averbeek in Achterom 53 omstreeks 1950, een goede afnemer van de
bintjes van Van der Kruk voor de frieten.
|