Achterom 63 en Ham 1 |
www.achterdegevelsvandelft.nl
|
|
Buurtkroeg met
lange historie | NB: Klik op de afbeeeldingen voor een
vergroting. |
Achterom 63 is de linker bovenwoning boven het restaurant Achterom 61
op de hoek naast het speelplaatsje aan de Ham. De bovenwoning is nog
recent in 2015 vergroot met een extra verdieping en opgedeeld in vijf
wooneenheden. De rest van het bouwwerk met een Achterom 59, 61 en 63 is
in 1935 gebouwd als winkelwoning beneden en twee woningen daarboven en
kwam in de plaats van twee oudere woningen naast elkaar (nr 59 en 61),
die kort daarvoor onbewoonbaar waren verklaard. Het oude Achterom 63
stond links daarnaast als hoekwoning op de hoek van wat toen nog het
pleintje van de Ham was, omsloten door kleine woningen tegen de hoge
Asvest die halverwege de jaren 1960 is geslecht. Dat pand is in 1935
ook gesloopt maar niet herbouwd, zodat de inging naar de Ham breder
werd. Het pand herbergde in haar geschiedenis vaak een kroeg en bevatte
twee woningen, ook eentje aan de achterzijde in de Ham.
| |
|
Links:
Het pand (E 295) met het achterhuis (E296) op de eerste kadasterkaart
van 1825. Midden: De situatie op een kadasterkaart van circa 1930.
Rechts: Kaart van de situatie in 1935 toen de panden Achterom 59, 61,
63 en 65 waren afgebroken en op de plaats van het voormalige 59 en 61
een nieuw gebouw met drie woningen verrees. |
In
oude tijden
Al vanaf 1553 is terug te vinden wie het huis bezat en
bewoonde. In
1553 was dat Claes Willemsz, daarna diens weduwe en vervolgens diens
zoon Cornelis Claesz en daarna in 1600 ene Maritgen Cornelisdr die in
1600 als bewoonster en eigenaresse van het huis opgaf dat het drie
stookplaatsen telde. Maar waarmee die mensen destijds op deze plek de
kost verdienden weten we helaas niet. Vervolgens was het
huis in de eerste helft van de 17e eeuw eigendom van een bakker, die
zelf op het Oosteinde zijn bedrijf had, en vervolgens van een timmerman
op de Binnenwatersloot. Beiden hebben het waarschijnlijk verhuurd, maar
onbekend is vooralsnog aan wie.
Kuiperij
Pas met kuiper Reijer Jansz Cloot, die het huis in 1643
kocht voor fl.
750, krijgen we wat meer duidelijkheid over de bestemming van het pand.
Zijn weduwe Maertgen Jacobs woonde er tot 1664.
Van 1674 tot 1686 woonde er het kinderloze echtpaar Jan Brederveld en
Yefgen van der Linden. Brederveld overleed in 1686, twee jaar na zijn
vrouw. Hij kreeg een royale begrafenis met 12 dragers en voor de gasten
was er een half vat bier en een stevige vleesmaaltijd. Daarna werd zijn
huis verkocht voor fl. 345 en ook de overige bezittingen verdeeld onder
de familie. Zijn inboedel bracht op een boelhuis fl. 139,65 op.
Daarnaast waren er nog een zilveren beker en een gouden ring ter waarde
van samen fl. 41. Helaas valt uit de beschrijving van de inboedel niet
op te maken welke broodwinning Brederveld heeft gehad. Het deel van het
huis aan de achterzijde werd verhuurd aan ene Joris Westerbaan, die de
overledene in zijn laatste dagen had bijgestaan. Koper
werd Pieter
Dammansz van den Bergh, die ook al eigenaar was van het huis ernaast.
Hij werd aanvankelijk timmerman genoemd, maar blijkt later boer op de
Scheepmakerij in de buurt van Koningsveld. (Zie Achterom 61)
Na diens overlijden in 1724 zou zijn dochter Jannetge Pieters van den
Bergh het pand erven. Zij was getrouwd met mandenmaker Pieter van der
Lee ‘den ouden’, met wie zij al 25 jaar een bedrijf
had in het pand ernaast (Achterom 61). Hun zoon Pieter ‘de
jonge’ huurde Achterom 63 sinds zijn huwelijk in 1728 met
Anthonetta Schuts van zijn ouders en werkte waarschijnlijk ook bij hen
in de zaak. Later vestigde hij zich als zelfstandig mandenmaker op de
Brabantse Turfmarkt, achter het Gasthuis. Het achterhuis in de Ham
verhuurde deze in 1732 voor zes stuivers per week aan ene Maria Pieters
den Hengst.
17e eeuwse houtsnede van een kuiper aan het werk. |
Kroegpraat op een 17e
eeuwse pentekening van Adriaan van Ostade (Rijksmuseum). |
Tapperij
In 1743 werd Hendrik van Leeuwen voor fl. 555 op een
veiling de
eigenaar. Voor zover bekend was hij de eerste die het pand uitbaatte
als tapperij. Dat deed hij niet zelf, maar dat liet hij in 1749 over
aan de weduwe Hester Harmani. Bij haar in huis woonde destijds
mandenmakersknecht Cornelis Craan, die wellicht bij de buren werkte.
In 1761 was het huis eigendom van Reijnier Noordermeer, schipper op de
Rotterdamse markt. Met zijn vrouw Lena Sijburg bewoonde hij het bijna
dertig jaar van 1761 tot 1790. Of daarbij ook nog getapt werd is niet
bekend, maar zo’n schipper had wel geregeld aanloop van
klanten voor het brengen en afhalen van bestellingen.
Ook Noordermeer had steeds huurders in het achterhuis, blijkt uit het
boekje van het huisbezoek van de dominee. |
De speeltuin in het gat van de Ham, op de plek waar ooit het oude huis
Achterom 63 heeft gestaan. Nu is dat het adres van de linkerbovenwoning
in het gebouw op de hoek. Foto uit 2015. Inmiddels is het gebouw nog
een verdieping verhoogd en het adres in vijf wooneenheden gesplitst
Het
pand Achterom 63 op de hoek van de Ham op een foto van voor de afbraak,
circa 1930
Foto
van de ingang van de Ham in 1961 met een ruime kijk op de Ham
nadat voor de oorlog de panden Achterom 63 en 65 aan weerszijde van de
vroegere poort waren afgebroken. De afbraak van de bebouwing van de Ham
zou een jaar na deze foto volgen
|
Soldaat op
doortocht
In 1797 kocht Jan Clees het pand voor 340 gulden. Clees
was 43 jaar
eerder als Johan Adam Clösz geboren in het Duitse Wilfersheim
in de deelstaat Hessen en in 1783 getrouwd met Delftse Catharina van
Kleeff. Hij was destijds soldaat in de “Compagnie van den
Heere Prins van Solms onder het eerste Bataillon van het Regiment van
Zijne Doorluchtige Hoogheijd den Heere Collonel Erfprins van Oranje en
Nassau, Guarnisoen houdend te Nijmegen”. Voor zij aan het
Achterom neerstreken hadden zij eerst aan het Rietveld een tapperij
gehad, maar die al na twee jaar weer moeten opgeven. Daarna woonden zij
tien jaar op het Bagijnhof. Het huis annex tapperij op het Achterom
deden zij binnen één jaar ook alweer van de hand,
nadat zij er nog een kind hadden gekregen - de vijfde, waarvan er twee
als baby waren overleden-. Met een winst van 60 gulden vonden ze in de
hovenier Thomas Schilperoort een gewillige koper.
Na het laatste mislukte zakelijke avontuur verliet het gezin Delft. Via
Schoonhoven belandden zij in Middelburg. Na zijn ontslag uit militaire
dienst trachtte Jan als stoelenmatter de kost te verdienen. Dat viel
niet mee. Het gezin leefde in Zeeland onder kommervolle omstandigheden.
In 1809 beschikte de gepensioneerde Jan Adam zelfs niet over de
middelen om een opname ‘wegens armoede’ in het
Ziekenhuis van Middelburg te betalen. Op kosten van het Nederlandsch
Hervormd Armbestuur kon Jan toch in het ziekenhuis worden opgenomen.
Jan Adam Clees overleed in Middelburg op 22 maart 1831. Zijn vrouw
Catharina van Kleeff was hem twee jaar eerder al voorgegaan.
Ongehuwde vrouw in achterhuis
Vanaf 1801 tot aan zijn dood in 1865 werd het huis op de
hoek bijna 65
jaar lang bewoond door waagwerker/dagloner Dirk van den Bosch met vrouw
en kinderen. In 1810 was hij nog plateelbakkersknecht, maar in dat vak
was nauwelijks werk meer te vinden na de sluiting van de meeste
plateelbakkerijen. Hij was tevens de eigenaar van het pand. Ook hun
zoon Adriaan, die kleermaker was, woonde sinds zijn huwelijk in 1830
met zijn gezin bij hen in.
In het achterhuis aan de Ham woonde ruim 35 jaar lang tussen 1825 en
1860 de ongehuwde vrouw Zusanna van Eenoo. Ze overleed uiteindelijk in
1887 op 84 jarige leeftijd in het Oude Vrouwenhuis in de Schoolstraat.
Zusanna was de middelste van vijf kinderen. Haar moeder overleed toen
ze pas vier jaar oud was. De vader van het gezin, de huisschilder
Johannis Eeno, zag destijds de zorg voor zijn kinderen niet meer zitten
en is na het overlijden van zijn vrouw met de noorderzon vertrokken. De
kinderen hebben nooit meer iets van hem gehoord, blijkt uit de
trouwakte van zijn dochter Gijsberta van Eeno in 1836, die vermeldt dat
haar vader niet aanwezig is en dat ook niet bekend is of hij wel of
niet is overleden.
Koetsier in de Ham
In 1872 trok de Amsterdamse koetsierszoon Marten Wolters
in het
achterhuis aan de Ham met zijn Friese vrouw Lutske Sikkema en hun
dochter Elisabeth Catharina. Bij de invoering van de moderne
huisnummering in 1876 kreeg die woning het adres Ham 1.
Koetsier Wolters had in zijn jeugd nogal een vrijbuitersleven geleid.
Zijn militaire dienstplicht vervulde hij als dragonder. Dat was een
infanterist die zich per paard (‘bereden’)
verplaatste en te voet (‘afgestegen’) aan
gevechtshandelingen deelnam.
Begrijpelijk dat hij als koetsier ook in militaire dienst iets met
paarden te doen kreeg. Na zijn diensttijd raakte hij eenmalig van het
rechte pad. In 1853 werd hij wegens diefstal veroordeeld tot vijf jaar
‘confinement’ (gevangenisstraf), waarvan hij drie
jaar uitzat in de gevangenissen van Hoorn en Purmerend. Na zijn
vrijlating ging hij het wat rustiger aan doen en trad hij in 1859 in
het huwelijk met Lutske Sikkema. Hij woonde dertig jaar in de Ham 1 tot
hij kort na 1900 als weduwnaar in het Oudeliedenhuis in de Schoolstraat
belandde. Daar stierf hij in 1906 op 80-jarige leeftijd.
Evangelisatie-bijeenkomst in De Ham in 1948, ongeveer op de plaats waar
het in 1934 gesloopte huis Achterom 63 stond. |
|
De inschrijving van het huwelijk van soldaat Johan Clösz en
Catharina van Kleeff in het trouwboek van de Gasthuiskerk, 1783.
Houtsnede
van de Delftse kunstenaar Cor van Oel, uitgegeven als
briefkaart, met daarop rechts van de poort Achterom 63. Circa 1920.
Een
dragonder in vol ornaat.
|
Opnieuw
tapperszaak
De erven van Dirk van den Bosch en zijn vrouw Maria
Oosterzee
verkochten het huis in 1865 op een veiling voor fl. 1450 “bij
afslag en toewijzing” aan Johannes Wolff senior, vuurstoker
in de IJzergieterij van de constructiemagazijnen en een geregelde
opkoper op de huizenmarkt. De eerste huurder van Jan Wolff sr. was zijn
zoon Jan Wolff jr. Deze was in 1861 getrouwd met Johanna Hennink. De
bewoning van Achterom 63 was niet de gelukkigste periode van het
echtpaar. Twee kinderen die er werden geboren overleden allebei in hun
eerste levensjaar. Een derde kind overleed in deze woning na dertien
maanden. In 1870 verhuisde het gezin naar Achterom 123. Om de hoek in
de Ham inde Wolff de huurpenningen van Pieter van Straaten, stoker aan
een oliefabriek op de Scheepmakerij, die er al enige tijd woonde.
Tapper Pieter van Riet was in 1870 de volgende huurder aan het
Achterom. Vijf jaar later zou hij het huis van zijn huisbaas kopen voor
fl 2.500. De twee kenden elkaar goed, want Pieter was de tweede
echtgenoot van Wolff’s schoonmoeder Johanna de Bruin. Maar de
aanschaf van de kroeg bleek toch iets te hoog gegrepen, want na een
jaar was hij alweer gedwongen hem te verkopen voor fl. 2.100 aan
warmoezier Jean Elfrich, van wie Van Riet tot 1880 zijn zaak kon
blijven huren.
Achter in de Ham woonde bakkersknecht Gijs van der Hout, die in 1875
het buurhuis aan het Achterom kon kopen en daar een eigen bakkerszaak
begon. (Zie Achterom 61)
Dood op straat
De volgende uitbaters van kroeg waren Jan Krommendam en
zijn vrouw
Alida Hoevenaar. Toen hij op 29-jarige leeftijd uit Amsterdam kwam was
Krommendam kleermaker, maar kort na zijn huwelijk in 1861 vond hij werk
als geweermaker bij ’s Rijks Geweerwinkel op de Verwersdijk.
Later werkte hij enige tijd als kok in de Garnizoens Infermerie. Toen
het paar in 1880 aan het Achterom kwamen wonen, had het de voorgaande
twintig jaar zeven andere adressen bewoond. In Achterom 63 werd in 1881
hun laatste kind geboren. In 1883 overleed Alida’s man op
straat aan het Oostplantsoen. Hun jongste kind was toen nog geen twee
jaar oud. Een jaar later trok de weduwe Delft met haar vier jongste
kinderen naar Den Haag, waar zij hertrouwde met de smid Pieter Poot.
Tekening uit 1918 van de Delftse kunstenaar Jan Heesterman (1890-1947)
van het zicht vanuit de Ham op de zogenoemde Poort van Frans Pouwels en
het Achterom. Links Ham 1, het achterhuis van Achterom 63 en rechts het
in 1925 gesloopte huis Achterom 65. |
|
Verkoopadvertentie
van het pand in Delftsche Courant van 17 mei 1876. |
Onvergetelijke
bruiloft
De tapperij werd overgenomen door bierbrouwersknecht
Johann Kock die in
1884 als vrijgezel uit Duitsland was gekomen en vier maanden later, op
31 juli 1884, trouwde hij met de Delftse Neelie Konincks. Hun bruiloft
werd tot in kleine uurtjes gevierd in de pas gehuurde tapperij. Ze
kregen een speciale vergunning om de hele nacht na de dag van de
trouwerij open te blijven en te tappen voor een ‘besloten
partij’. In huis aan het Achterom werd vijf en een halve
maand later het eerste kind geboren met de naam Maria Anna Lina.
Na twee jaar hielden Jan en Neelie de tapperij–slijterij voor
gezien en betrokken zij een huurwoning aan de Verwersdijk. Na het
mislukte zakelijke avontuur aan het Achterom verdiende Jan Kock de kost
als bierhandelaar, koffiehuishouder en kellner. Hij oefende deze
beroepen uit in Den Haag, Rotterdam en Amsterdam. Hun vijfde en laatste
kind werd Anthonius in 1892 in Rotterdam geboren. Dat was ook het jaar
waarin het echtpaar uit elkaar ging. Cornelia ging er met de drie
resterende kinderen vandoor, twee waren er jong gestorven. Jan vond in
Amsterdam een baan als kellner. De scheiding werd op 22 april 1895
uitgesproken. Zowel Jan als Neelie hertrouwden daarna met een nieuwe
liefde. Jan in Amsterdam, Neelie in Den Haag.
Het achterhuisje in De Ham bleef nog tot circa 1895 apart bewoond,
daarna verviel het tot bergplaats van de kroeg.
Weduwe aan de tap
Vanaf 1888 tot 1931 waren mijn overgrootouders Jaap
Breedveld en Antje
van der Stap bijna een leven lang uitbaters van de tapperij. Zeven van
hun acht kinderen werden in dit huis geboren. Twee kinderen stierven er
op een leeftijd onder de twee jaar. Na de verhuizing van hun eerste
woning aan het Oosteinde naar het Achterom legde Jaap zijn
metselgereedschap aan de kant en werd kastelein. In 1902 overleed hij.
Hij was toen slechts 38 en liet zijn vrouw met zes kleine kinderen
achter. De jongste, Rika, was slechts vier maanden oud. De weduwe zat
niet bij de pakken neer en hield naast de opvoeding van haar kinderen
dertig jaar de buurtkroeg draaiende.
|
|
Links
kastelein Jaap Breedveld (1863-1902) in 1897 en rechts Antje (Adriana
Maria) van der Stap (1864-1937), na het overlijden van haar man in 1902
jarenlang uitbaatster van het café. |
Twee
jaar na het overlijden van haar man kreeg Antje een relatie met haar
beste klant, de gescheiden straatmaker Arie Immers. Bij hem kreeg ze
nog eens twee kinderen. Omdat hun ouders niet waren getrouwd kregen zij
de achternaam van hun moeder.
Op 2 september 1924 werd het pand door de gemeenteraad onbewoonbaar
verklaard op voorspraak van de Gezondheidsraad, die het als bouwvallig
kwalificeerde. Het ontruimingsbevel werd echter nog jaren telkens
verlengd. De gemeente toonde begrip dat de inkomsten uit de kroeg van
levensbelang waren voor de uitbaatster en haar gezin. Toen alle
kinderen het ouderlijk huis hadden verlaten, verhuisden Antje met haar
partner Arie Immers op 6 oktober 1931 naar Aschvest 31b. In deze woning
op het hoog gelegen restant van de stadswal, pal tegenover de Sliksteeg
die Aschvest en Achterom met elkaar verbond, is zij in 1937 overleden.
In 1924 kreeg Antje behalve met de ontruimingsbevelen ook nog eens te
maken met een andere huisbaas. Piet Elffrich liet het pand veilen en
verkocht het aan de weduwe Agatha Schmits - van Tongeren, een dame die
zo’n 34 pandjes in de buurt beheerde. Tot het verlaten van de
woning in 1931 was ook mevrouw Schmits echter net als Piet Elffrich,
een begripvolle huisbaas voor Antje.
Dichtgetimmerd
In afwachting van de sloop werd het pand in 1931
dichtgetimmerd.
Eigenaren waren inmiddels de gebroeders Ben en Aad Schmits. Na het
overlijden van hun moeder in 1929 waren zij elk voor de helft eigenaar
geworden. De broers, beiden timmerman, treuzelden naar de mening van de
gemeente te lang met de sloop. In 1934 kende de gemeente geen pardon
meer en gaf zelf opdracht om de bouwval op kosten van de eigenaren af
te breken. Ze werden ook gelast de vrijgevallen grond te bestraten en
te omheinen, zo niet dan zou de gemeente ook dat op hun kosten doen. In
dit geval kozen ze eieren voor hun geld en gingen zelf aan de slag. Na
de oorlog verkochten ze alsnog de grond aan de gemeente, die er
inmiddels een speelplaats heeft ingericht.
Loodgieter/fietsenmaker M. Wesseling adverteerde 29 okt 1931 in de
Delftsche Courant. |
Met de
sloop van het pand in aantocht begonnen de bewoners kennelijk vast op
te ruimen. Delftsche Courant 7 nov 1931. |
|
Advertentie voor de bieren van J.H. Kock in de Delftsche Courant van 31
okt 1884.
Schilderij van de
Delftse amateurschilder Van Eden van Achterom 65, met
rode luifel. Rechts van de poort nog een deel van Achterom 63. Het
schilderij uit 1950 is gemaakt naar een eerder schilderij van Bongers
uit 1918 (Zie Achterom 65).
Trouwkaart
van Jaap Breedveld en Antje van der Stap uit 1884
Antje
van der Stap in de deuropening van haar tapperij-slijterij
Achterom 63 samen met haar jongste dochter Rika. Foto 1916. Rechts
boven het huisnummer staat: “wed. Breedveld
vergunning”.
|
Nieuwgebouwde
bovenwoning
In 1935 werd op het perceel ernaast door mevrouw De
Boo-van der Kooij
en aannemer Rijsterborgh een nieuw pand neergezet, met beneden een
winkelwoning en daarboven twee bovenwoningen. De winkel beneden kreeg
toen nummer 61, de rechter bovenwoning nummer 59 en de
linkerbovenwoning nummer 63.
De eerste bewoner van de nieuwe bovenwoning Achterom 63 was de
Schiedammer Maarten Plooij met zijn gezin. In 1898 was hij in Delft
getrouwd met de in Zutphen geboren Elisabeth Lemmen. Hij betrok zijn
nieuwe woning op 13 september 1935. Plooij was olieslager bij het
bedrijf Vliegenthart aan de Scheepmakerij, later sjouwerman bij Braat
aan de Hooikade. Twee jongens uit zijn kinderrijke gezin, Piet en
Freek, waren prominente krachtsporters en lid van de Delftsche Athleten
Club “Sandow”. Zoon Piet speelde ook vele jaren in
het eerste elftal van de voetbalvereniging BEC. Maarten zelf hield van
vissen. De buurt kende hem als de man die al was hij even vrij had zijn
hengel in de gracht uitwierp.
Plooij overleed in 1955 op 86-jarige leeftijd, zijn vrouw overleed in
1962 en werd 83. Daarna bleven hun ongehuwde dochters, Neeltje en
Bertha Plooij, nog tot 1972 in het huis wonen. De zussen werkten beiden
op de linnenkamer van het Oude en Nieuwe Gasthuis, toen nog op de
Koornmarkt. Later verhuisden ze mee naar de nieuwbouw aan de Reinier de
Graafweg. Ook zus Willemina, getrouwd met hoefsmid Frans Gaemers,
woonde met haar gezin tot 1968 nog enige tijd bij hen in de ouderlijke
woning. Splitsing
in vijf wooneenheden
Het huis en de omgeving moet bij de familie in goede
smaak zijn
gevallen want na het vertrek van de zussen vestigde zich een ander
gezin Plooij zich in de woning Achterom 63. In dit geval een neefje
Maarten Plooij die er niet alleen ging wonen maar er ook een
appartement kocht. De
bovenwoning Achterom 63 werd in 2015 gesplitst in vijf wooneenheden,
die afzonderlijk werden verkocht. Deze kregen als huisnummers Achterom
63 A tot en met E.
De ingang van de
bovenwoning Achterom 63. |
Zicht
op het huidige Achterom 63 en de plek ernaast waar het vroegere huis
heeft gestaan. Sinds 2015 is het dak opgehoogd en de bovenwoning in
vijf appartementen opgedeeld |
|
Het echtpaar Maarten Plooij en Elisabeth Lemmen in 1925. Zij waren toen
zo’n 40 jaar getrouwd.
Piet
Plooij in 1936, met beker. Piet was prominent lid van de Delftse
krachtensportvereniging ‘Sandow’ en tevens
voetballer in het eerste elftal van BEC.
|
Piet van der Kruk |
|
>>
Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van
Achterom 63 |
|
Geplaatst: 4 april 2018 |
|
|
www.achterdegevelsvandelft.nl
- Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft
- Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft |