Achterom 58 www.achterdegevelsvandelft.nl

Pakhuis met bovenwoning

NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

In de historische roman ‘Nachtblauw’ beschrijft Simone van der Vlugt hoe de hoofdpersoon Catrijn via omzwervingen in Delft belandt. Als huishoudster ondersteunt Catrijn de vrouw des huizes ook bij haar schilderlessen en ontdekt dan dat ze zelf ook talent heeft. Ze komt te wonen in een huisje met trapgevel aan het Achterom. Catrijn vindt werk als schilderes in een plateelbakkerij. Dat had ‘De Grieksche A’ kunnen zijn, een groot bedrijf aan de Lange Geer dat zich achter uitstrekt tot aan het Achterom. Het werd in 1657 door Cornelis Craen en Leendert Commersen begonnen in een voormalige bierbrouwerij van diezelfde naam. De kortste weg van haar huisje aan het Achterom liep dan oor de Pikkepoort, de achteringang van het bedrijf. Die Pikkepoort is er nog steeds. Achterom 58 dat we hier beschrijven ligt drie huizen ten zuiden van de Pikkepoort en grensde destijds achter aan de ‘De Grieksche A’. Het huis heeft geen romantisch trapgeveltje. Misschien heeft het dat ooit wel gehad, maar het huidige uiterlijk dateert in grote trekken van 1878, toen het werd herbouwd en een nieuwe gevel kreeg.

Kale boel
Van dit huis was tussen 1637 en 1649 schipper en vletter Pieter Jansz de Hont de bewoner. Hij kocht het in 1637 voor 700 gulden. Op 6 december 1649 overleed hij en werd zijn hele hebben en houden door de Weeskamer in kaart gebracht, omdat een van zijn twee zoons, Jan, nog maar 15 jaar was en dus minderjarig. Zijn moeder, de weduwe Aeltge Dircxdr van Houten en zijn oudere broer Cornelis werden tot voogd benoemd. 


Of Pieter de Hont turfschipper was is niet bekend, maar turfschepen kwamen veel in het Achterom, die in de 17e eeuw ook wel Turfmarkt werd genoemd. Ets van Jan van der Velde (1603-1641), Collectie Rijksmuseum.

Bij leven van de vader had het gezin twee bedden (d.w.z. matrassen in de bedsteden) en elk gezinslid een eigen kussen en een eigen deken. Verder was er een vrij karige inboedel en de nodige schulden: 50 gulden bij de bakker, 50 gulden bij de lakenkoper, 60 gulden bij de linnenwinkel, 30 gulden bij de schoenmaker, 36 gulden bij een koopman, 18 gulden bij de ‘kalkman’ en 7 gulden bij de glazenmaker (die laatste twee hadden waarschijnlijk dus iets aan het huis gerepareerd). De begrafenis van Pieter Jansz de Hont had 70 gulden gekost. Bij elkaar waren er dus voor 321 gulden schulden, waarschijnlijk meer dan het jaarinkomen van de overledene. Daarnaast was er nog een hypotheekschuld van 400 gulden op het huis. Tegen elkaar weggestreept was het bezit dus vrijwel nul.

Wielmaker
Een eeuw later woonde hier Willem Wulfers, wielmaker bij ’s Lands Magazijnen in het Armamentarium aan de Geer (het voormalig Legermuseum). In de loop der tijd zouden veel werknemers van dit bedrijf het huis bewonen. Wulfers trouwde in 1748 met Neeltje Bastiaans van den Doel en betaalde een jaar later belasting op dit adres.


Wielmakers aan het werk in een wagenmakerswerkplaats, zoals in het Armamentaruim op de Geer, waar Willem Wulfers werkte. Afbeelding uit de Encyclopedie van Diderot en d’Alembert uit 1772.

In 1756 verhuisde hij naar de Buitenwatersloot waar hij twee jaar later overleed. Zijn vrouw bleef met vijf jonge kinderen achter: Grietje 9 jaar, Gillis 7 jaar, Arend 4½ jaar, Hendrina 2 jaar en Willemijntje 14 weken. Opnieuw kwam de Weeskamer in actie en ook zijn bestaan bleek niet florissant. De inventaris van het huis op de Buitenwatersloot bestond uit een kinderstoel en een wieg; vijf stoelen; drie tafels waarvan een defect; een ‘slecht’ bed (matras), een schoorsteenkleed, een ijzeren pot, een koekenpan, een blikken lamp, een zwavelstokbakje en nog wat potten en pannen. Dit alles werd getaxeerd op 290 guldens en 6 stuivers. Twee maanden voor zijn overlijden had Willem het huisje met een tuintje voor 230 gulden verkocht aan Mels van Berkelo, die ook voogd werd over zijn kinderen. Er stond echter nog wel een hypotheekschuld van 500 gulden voor de aankoop van het huis ruim een jaar eerder, bij een predikant te Ouderkerk aan den IJssel.

Vletten, borstels en uniformen
Later in de achttiende eeuw woonde hier vletter Arij Iding, die waarschijnlijk ladingen van de VOC-schepen van Delfshaven naar de pakhuizen aan de Geer bracht. Hij was ook eigenaar van het huis. Datzelfde gold voor borstelmaker Jan van Nieuwpoort, die na hem in 1774 hier zijn bedrijfje begon.
Hij werd in 1802 opgevolgd door zijn zoon Laurens, die kleermaker was. Mogelijk naaide hij in ’s Lands Magazijnen aan de Geer aan militaire uniformen, want dat was in die tijd van Napoleon een van de weinige dingen waar nog een boterham mee te verdienen viel.

Brandersknecht en schoonmaakster
Van 1823 tot 1852 werd het huis bijna dertig jaar bewoond door brandersknecht Matthijs Voermans en later zijn weduwe Johanna Poots, die als schoonmaakster haar brood verdiende. Ook zij hadden zich de aanschaf van het huisje kunnen permitteren (in de tijd overigens dat de huizenprijzen op een dieptepunt lagen). Oorspronkelijk kwamen zij uit Leiderdorp, waar Matthijs bij hun huwelijk in 1815 nog op een kleerblekerij werkte. De branderij waar hij in Delft werkte zal ook niet ver uit de buurt hebben gelegen. Goede kans dat dit distilleerderij De Papegaaij was van Van Berkel die gelegen was aan het einde van de Oude Delft tegenover de Geer.

Mandenmakersfamilie Wijnmaalen
Hierna woonde hier mandenmaker Theodorus Wijnmaalen. Hij trouwde in 1852 en kocht nog in hetzelfde jaar het pand Achterom 58 van de weduwe Voermans. Op de begane grond begon hij zijn bedrijf en boven de werkplaats woonde hij met zijn gezin. Met zijn vrouw Willemina Rothfusz kreeg hij vijf kinderen op het Achterom. In 1878 kocht hij het buurhuis, de voorganger van het huidige (in 1902 gebouwde) Achterom 56 en ging daar wonen. Achterom 58 verkocht hij aan Arie Berkelaar, een koopman in aardappelen en groenten. Op het achtererf behield hij echter nog een schuur.
Theo kwam uit een familie die vier generaties lang zijn boterham verdiende met dit vak. De eerste van de familie was meester-mandenmaker Johannes Wijnmaalen. Hij trouwde in 1786 in Delft met Jacomina Statius.
Een zoon van Theodorus, Johan Wijnmaalen, kon na zijn huwelijk met Jannetje van Oel in 1878 als huurder bij de nieuwe eigenaar in de ouderlijke woning blijven wonen. Ook hij was mandenmaker. Zijn eerste drie kinderen werden er geboren. Na vijf jaar zei Arie Berkelaar de huur op omdat hij de werkplaats voor zijn eigen handel nodig had. Wijnmaalen verhuisde toen met zijn bedrijf naar het verderop gelegen Achterom nummer 6.

Aardappelpakhuis
Huisbaas Arie Berkelaar was direct na zijn aankoop in 1878 begonnen met een verbouwing van het pand. Hij liet een steiger zetten om de voorgevel te vernieuwen. Voor de verbouwing kreeg hij vergunning “mits het privaat behoorlijk voorzien wordt van luchtverversing”. Voor de verbouwing kreeg hij vijf jaar vrijstelling van de huizenbelasting.
Zelf woonde Berkelaar van 1879 tot 1886 vier huizen verder op Achterom 76, sinds hij op 40-jarige leeftijd in het huwelijksbootje was gestapt met de jongere Anna Broekhuizen met wie hij aldaar vijf kinderen kreeg, en daarna nog een paar. 


Achterom 54 t/m 78 in 1960. Bij het bord Kistenfabriek Gebr. Halbe is de Pikkepoort, daarin bevonden zich vanouds de nummers 68 t/m 72. Het eerste huis naast de poort is nr 74. Foto’s Van der Poel (1960).


De bespreking van de bouwvergunning in februari 1878 in de Commissie voor Openbare Werken.

Toen hij naar het Achterom kwam had Berkelaar al een hele carrière achter de rug. Hij was de zoon van een tuinder uit Delfgauw. Als kind zag hij hoe moeilijk het voor zijn vader was om producten aan de man te brengen. Hij ging zijn vader een handje helpen met de verkoop. Dat beviel hem zo goed dat hij ook voor andere tuinders als commissionair ging werken. Hij kocht de producten bij tuinders op en verkocht ze aan de groentehandelaren in Delft en in de regio. Daarvoor was een pakhuis in de stad wel een uitkomst. De bovenwoning verhuurde hij.
In 1884 wilde Arie Berkelaar zijn vleugels uitslaan naar Vlaardingen. Daar liet hij voor opslag ook een pakhuis bouwen. Deze onderneming werd vermoedelijk geen succes, want twee jaar later deed hij dat gebouw alweer in de verkoop. In 1887 deed Berkelaar een hernieuwde poging om zijn zakelijke activiteiten uit te breiden met de aankoop van het Veer van Delft op Leiden. Hij kocht het van de weduwe Alberta Sijthoff–Uljee. Hiermee mocht hij zich ook beurtschipper noemen. Ook deze onderneming deed hij na twee jaar weer van de hand.
Toen Berkelaar in 1893 overleed, hield zijn weduwe dit pand aan, tot zij het in 1906 onderhands verkocht. In de tussentijd heeft zij van 1895 tot 1897 zelf ook nog korte tijd met haar kinderen in het bovenhuis gewoond.

Zadelmaker en oud-KNIL-militair
In het bovenhuis woonde van 1883 tot 1889 een zadelmaker die waarschijnlijk ook bij ’s Lands Magazijnen aan de Geer werkte: Johannes Dobben, getrouwd met Jacoba Kloeg.
Na hem kwam David du Mortier. Hij had als beroepsmilitair gediend in het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger en was in 1886 in Leiden getrouwd met Maria Bartha van Steenwijk. Hij was toen 39 jaar en zat zonder werk. Zij was een weduwe die de kost verdiende als naaister. Van zijn KNIL-pensioen kon David niet rond komen. In 1890 vond hij werk in Delft, ook bij ’s Lands Stapelmagazijnen aan de Korte Geer. Daar werkte hij tot zijn overlijden in 1897. Samen met zijn vrouw en stiefzoon woonde hij korte tijd in het bovenhuis.
Goed en wel in Delft aangekomen raakte hij betrokken bij de een jaar eerder opgerichte landelijke vereniging van oud-strijders der land- en zeemacht in Nederlands Indië Het Vaderland Getrouw. Als lid van de afdeling Delft organiseerde hij de eerste lokale vergadering op woensdag 2 april 1890 in het Koffiehuis van Jan Winkelman aan de Oude Delft tegenover het station van de Stoomtram, vlakbij de Rotterdamse brug. Groot zal de animo daarvoor niet zijn geweest, want drie dagen later volgde een tweede vergadering bij Nico Vermeulen thuis in de Verlengde Pieterstraat.


Schip met aardappelen, hartje winter, afgemeerd op het Achterom. Verbeek had zowel op nr 58 als op nr 38 een aardappelpakhuis.

Aardappelgroothandel Verbeek
In 1906 zette de weduwe Berkelaar het pakhuis met bovenwoning te koop. De geplande veiling op 7 mei 1906 werd echter op het laatste moment afgeblazen omdat Gerrit Verbeek het pand inmiddels ‘uit de hand’ van de weduwe had weten te kopen. Verbeek was koopman in aardappelen uit het Betuwse Haaften, die geregeld afzet had in Delft. Hij besloot zich er metterwoon te vestigen en boven zijn nieuwe pakhuis te gaan wonen. De omgeving was hem niet vreemd, want zijn zoon Jasper, die als compagnon met zijn vader in de aardappelhandel zat, was zijn vader al voorgegaan en woonde inmiddels al twee jaar met zijn gezin aan de Gasthuislaan.
In Delft gingen vader en zoon grossieren. Een flink aantal van de lokale groentehandelaren behoorde tot hun klantenkring. Ook mijn grootouders die aan Achterom nr 61 (zie daar) een groentewinkel hadden, betrokken hun aardappels van de firma Verbeek. Gerrit Verbeek en zijn vrouw Jurrina Overheul woonden tot hun overlijden in Achterom 58. Hij stierf in 1913 en zij in 1919. Na haar overlijden kwam de woning in handen van zoon Jasper. Hij ging er zelf niet wonen maar verhuurde het van 1919 tot 1927 aan zijn broer, de schipper Gerrit Verbeek en zijn vrouw Nelia de Raat.

Voedseldistributie en volksoproer
In de Eerste Wereldoorlog ontstond er in Nederland voedselschaarste doordat het vervoer stagneerde. Er werden weliswaar voldoende aardappelen in Nederland verbouwd voor eigen gebruik, maar de regering besloot deze met Duitsland te ruilen voor brandstof. Levensmiddelen waaronder aardappelen gingen op de bon. De bedoeling was de beschikbare etenswaren zo eerlijk mogelijk te verdelen. De directie van het Delftse Levensmiddelen-Bureau dat belast was met de distributie, riep hierbij in de zomer van 1917 de hulp in van Gerrit Verbeek. In een advertentie in de Delftsche Courant werd bekend gemaakt dat men tegen inlevering van bonnen in het pakhuis van Verbeek aan het Achterom aardappelen kon krijgen.
Die distributie verliep echter niet vlekkeloos. In Amsterdam kwam het in de zomer van 1917 tot een aardappeloproer, waarbij diverse doden vielen. Ook in Delft kwam het een jaar later tot ongeregeldheden.


Het aardappeloproer in 1917 in Amsterdam. Foto uit het blad het Leven.

De leider van het ‘Revolutionair-Comitee’, de elektriciën C.D. Bauer, klom zondag 16 juni 1918 op het bordes van de Fundatie van Renswoude op de Oude Delft, naast de woning van de burgemeester en riep daar de menigte op aardappelen te gaan halen uit de wagons op het station. In allerijl opgeroepen militairen te paard, die de menigte uiteenjoeg met ‘blanke sabel en gummiknuppels’, verhinderden dat. Zie hier het verslag in het Rotterdamsch Nieuwsblad. In de Delftse Courant viel daarover destijds niets te lezen. Wel vinden we daarin enkele maanden later het bericht dat ‘oproerkaaier’ Bauer tot zes maanden cel is veroordeeld.


Aangezicht van het pand sinds 2012


Het huis in 2009, waar bewoner Willem Aardoom de deur van het pakhuis opent. Foto Piet van der Kruk.


De Pikkepoort in 1924 (met daarin de huisnummers Achterom 68, 70 en 72).


Het pand op de oudste kadasterkaart van 1825.


Borstelmaker. Gravure uit ‘Het Menselijk Bedryf’ van Jan en Casper Luyken (1694).


Brander aan het werk (in Schiedam omstreeks 1900).


Willem van der Velde vlecht manden. Hij woonde in het buurhuis Achterom 60. Piet heeft hem in zijn jeugd nog aan het werk gezien. Tot zijn afnemers behoorden distilleerderijen als De Oude Vlek aan de Brabantse Turfmarkt.


Wijnmaaelen jr zoekt een knecht. Delftsche Courant 26 maart 1880.


Veldschets van de landmeter van het kadaster uit 1878, waarbij het achtererf met schuur 1699 werd afgescheiden van het huis (vernummerd van 442 naar 1700).


Berkelaars eerste schreden op het commissionairspad. Delftsche Courant 14 febr 1873.


Delftsche Courant, 22 oktober 1880


Berkelaars kortstondige zaak in Vlaardingen. Nieuwsblad, 16 oktober 1886.


Berkelaars avontuur als beurtschipper. Delftsche Courant, 12 december 1886.


Delftsche Courant, 28 juni 1893.


KNIL-veteranen. Delftsche Courant, 30 maart 1890.


Delftsche Courant, 7 mei 1906.


Aardappels waren op de bon te krijgen bij Verbeek op het Achterom. Delftsche Courant, 20 juli 1917.



Kerstdiner bij weduwe Van der Kruk op Achterom 58, omringd door kinderen met partners en een kleinkind.

Weduwe Van der Kruk, moeder van twaalf kinderen
Na het overlijden van zijn echtgenote Nelia de Raat in 1921 bewoonde pakhuisknecht en schipper Gerrit Verbeek jr het huis als weduwnaar samen met de inwonende dienstbode Leena Velders. In 1927 vertrok hij naar Rotterdam om daar met Johanna Elizabeth van der Heiden een nieuw leven te beginnen.
Mijn grootvader Piet van der Kruk, die een goede klant was van huiseigenaar Jasper Verbeek, wist te bemiddelen dat zijn moeder Josina van der Kruk–van den Ende na het overlijden van haar echtgenoot (schipper Nicolaas van der Kruk) de woning kon huren. Zij betrok het in 1927 met twee dochters en een zoon, en bleef er wonen tot haar dood in 1933.
Josina kreeg twaalf kinderen, waarvan er in 1927 nog tien in leven waren. Ondanks het verlies van haar man wist zij de gezelligheid erin te houden. Kinderen en kleinkinderen kwamen graag op visite. Haar twee nog thuis wonende dochters Grietje en Josina Hendrika trouwden vrij snel na hun komst op nummer 58. Zoon Nico trad een maand na het overlijden van zijn moeder in het huwelijk met Annie Voortman en bleef in het ouderlijk huis wonen tot 1941. Daarna verhuisde hij naar de Caspar Fagelstraat.


Wim Zeelenberg, een kleinzoon van huisbaas Verbeek, huurde in de jaren 1930 het pakhuis voor zijn hoveniersbedrijf. Delftsche Courant 20 juni 1935.

Andere deuren en ramen
In 1939 werd de ingang van het pakhuis verbouwd. Een raam beneden moest plaats maken voor een bredere pakhuisdeur waar een vrachtwagen door naar binnen kon. Het huis bleef nog lang eigendom van de familie Verbeek en daarna sinds 1967 van aardappelhandelaar Willem Aardoom. In 2012 werd het verkocht aan de huidige eigenaren, die van het pakhuis beneden een aparte woning 58A maakten en de pakhuisdeur door een groot raam en tweede voordeur vervingen.


Het Achterom in 1995, vanaf nummer 58 richting binnenstad. Foto Jaap Hoekstra.

Josina van der Kruk–van den Ende, overgrootmoeder van de auteur, woonde sinds 1927 in Achterom 58. Zij overleed daar op 13 februari 1933.


Overlijdensadvertentie van Josina van der Kruk. Delftsche Courant, 11 maart 1933.


Josina Hendrika van der Kruk, genoemd naar haar moeder, haalde de 100 en liet zich in 2002 daarmee feliciteren door de burgemeester. Ook zij heeft voor haar huwelijk nog kort met haar moeder in Achterom 58 gewoond.


Nico van der Kruk biedt zijn viool te koop aan. Delftsche Courant, 8 juni 1935.


De bouwtekening uit 1939 voor de nieuwe inrij-deuren van het pakhuis.
Piet van der Kruk  
>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Achterom 58
Geplaatst: 16 juni 2020  
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft