Achter de weinig opvallende gevel uit 1902 op de
kop van het Achterom, schuin tegenover het Armamentarium, gaat een huis
schuil dat deels nog dateert van voor de grote stadsbrand van 1536.
Toen in 2000 voor de toenmalige fotowinkel een doorbraak gemaakt werd
in de scheidingsmuur tussen Achterom 1 en 3, bleek deze te bestaan uit
twee oude buitenmuren met daartussen een smalle ruimte, waarin oude
dakpannen en andere rommel lag. Die ruimte is een
‘osendrop’. Zo wordt de tussenruimte genoemd
waarmee de huizen in de middeleeuwen volgens voorschrift uit elkaar
moesten staan voor de waterafvoer van de daken, die destijds nog geen
goten kenden. Het steenformaat van de oorspronkelijke buitenmuur wees
eveneens op de vijftiende eeuw, de periode van de eerste stenen
woonhuizen voor de gewone burger.
Middeleeuws
houtskelet
Achterom 3 ligt eigenlijk niet of nauwelijks
aan het Achterom maar meer aan het uiteinde van de Lange Geer. Tot 1843
lag het vlakbij de Rotterdamsepoort aan de kolk waar de Oude en Nieuwe
Delft samenkomen. Een ideale vestigingsplaats voor schippers en
ondernemers die aan de scheepvaart hun brood verdienen, zoals
zeilmakers, die hier dan ook eeuwen lang hebben gezeten. In
1901 beëindigt hier de laatste zeilmaker zijn bedrijf.
Vervolgens is het pand flink onder handen genomen. De voorgevel is toen
vernieuwd en de zijgevel hoger opgetrokken om een aparte bovenwoning te
maken die een ingang kreeg in de zijgevel. Het huis kreeg daarbij een
geknikt dak, een zogeheten ‘mansarde’-dak. Dat
schiep ook ruimte voor een drietal zolderkamertjes. Op de bouwtekening
uit die tijd is onder het huis ook nog een groot tongewelf te zien dat
duidt op een oude middeleeuwse kelder onder het achterste deel van het
huis.
Een zogeheten ‘sleutelstuk’ met
‘peerkraalprofiel’ onder de zware moerbalken van de
vloer van de eerste verdieping. Op het hout is ook nog de aftekening
zichtbaar van een wand die ooit voor- en achterhuis scheidde. Foto Wim
Weve.
|
De
vloer van de eerste verdieping bestaat uit een gecompliceerd patroon
van oude moer- en kinderbinten. (zie afb.) Onder de zware moerbalken
zaten nog enkele houten sleutelstukken met een zogenoemd
‘peerkraalprofiel’, een laatgotisch ornament uit de
15e of begin 16e eeuw.
Het hele huis is gebouwd met een houtskelet, constateert
bouwhistoricus Wim Weve in een recente publicatie ter gelegenheid van
het afscheid van archeoloog Epko Bult. Deze houtconstructie zorgt
ervoor dat de muren minder dik hoeven te zijn zodat minder (destijds
dure) baksteen nodig is.
Buurtwacht
Wie het pand voor de stadsbrand bewoont, valt helaas niet
meer zo makkelijk te achterhalen. In de tweede helft van de 16e eeuw
blijkt zowel dit huis als Achterom 1 lange tijd eigendom van de brouwer
van brouwerij De Kroon, die huisde op de plek van het huidige Achterom
7 en 9. Beide huizen op de kop van de gracht maken echter niet deel uit
van de brouwerij, maar worden beiden apart verhuurd. Achterom 3 in 1561
aan de weduwe van Scho(e)ne Harman en later aan Wouter Hendricxz. Wat
deze Wouter deed voor de kost, weten we niet precies. Wel blijkt hij in
1573 een van de aanvoerders te zijn van de buurtwacht die de stad
moesten verdedigen bij een eventuele belegering door de Spanjaarden in
de begindagen van de Tachtigjarige Oorlog. De kans is groot dat hij
schipper is geweest. Dat gold in ieder geval voor zijn schoonzoon
Lambrecht Dircxz die in 1600 het huis “genaemt St
Joris” koopt van de andere erfgenamen van Wouter.
Kelder met pothuis
Lambrecht heeft het nodige getimmerd aan het huis. In 1602
krijgt hij vergunning aan de zijkant een schoorsteen te metselen die
uitsteekt boven de openbare weg. Dat kost hem overigens wel drie
stuivers per jaar. In 1615 mag hij bovendien voor zijn huis een pothuis
bouwen dat een kleine meter (drie voet) uit de gevel mag steken. (Een
pothuis is een lage aanbouw, meestal voor een kelderingang.) Wim Weve
wijst er in het bovengenoemde verhaal op dat op de Kaart Figuratief uit
circa 1675, die het pand vermoedelijk vrij waarheidsgetrouw weergeeft,
nog keldervensters zijn te zien. Hij concludeert daaruit dat de kelder
vroeger ook onder het voorste deel van het huis doorliep, of dat daar
in elk geval ook een kelder was. Een pothuis valt op de kaart niet te
zien, maar die hebben de kaarttekenaars overal systematisch weggelaten
om de helderheid van het straatbeeld niet te verstoren.
Het
huis op de Kaart Figuratief van circa 1675, vlak naast de
Rotterdamsepoort.
|
Touwslager
Nadat Lambrecht in 1624 overlijdt, vermoedelijk aan de
zware pestepidemie van dat jaar, komt het huis in handen van een
bakker, die het gaat verhuren. Van 1636 tot 1680 wordt het huis bewoond
door lijndraaier Wouter Zuiderbaen en zijn weduwe, die er een
touwslagerij drijven. Mogelijk hadden zij daarvoor ook werkruimte op de
vest.
Beurtschippers
In 1680 koopt Cornelis Moens, beurtschipper op Antwerpen,
het huis. Het huis “vanouts genaempt St Joris”
blijkt inmiddels door de lijndraaier te zijn omgedoopt in de
“Cabel”. Latere eigenaren maken daar op den duur
“Vergulde Cabel” van. Eeuwen lang wordt naast die
nieuwe naam echter ook de oude naam van het huis nog bij elke koop
gememoreerd. Moens is onder meer hoofdman van het
schippersgilde en stelt zich in die functie te weer tegen schippers uit
Amsterdam en elders die na aflevering van hun vracht in Delft met hun
lege schip voor de retourvaart vrachten probeerden af te snoepen van
Delftse schippers. Ook zijn zoon Jacob is schipper op Antwerpen. Hij
huurt het huis na de dood van zijn vader van zijn moeder Maria Storij,
die in 1724 op de Verwersdijk overlijdt. Als zij
overlijdt, wordt het huis te gelde gemaakt en verkocht aan zeilmaker
Jan van der Stra(a)ten. Hij heeft een klant in Brussel die de zeilen
niet betaalde die hij voor haar gemaakt heeft. Daarom stapt hij in 1730
naar de notaris om een schipper te machtigen de rekening voor hem in
Brussel te innen. Na een verblijf van negen jaar verkoopt de zeilmaker
het pand in 1733 echter aan een volgende schipper op Antwerpen, Jan van
Hoogstraten.
In 1758 wordt Wessel Coops de nieuwe huiseigenaar. Hij is
commissaris van het Rotterdamse veer en overlijdt hier bijna veertig
later in 1797.
Veerschuiten
in de haven omstreeks 1800.
|
Wagenmakerij
De erfgenamen van Coops verkopen het huis aan
ijzerhandelaar Hendrik de
Raad op de Voldersgracht. (Zie Voldersgracht 28) Deze koopt het huis
voor zijn dochter Johanna en schoonzoon Willem van der Gaag, die er een
wagenmakerij beginnen. De huizenmarkt is in die jaren op een
dieptepunt. De koopprijs bedraagt nog slechts 700 gulden. In de 17e
eeuw was het nog bijna vijf maal zoveel waard geweest. Na een paar jaar
krijgt het paar het huis geschonken van (schoon)pa. Bovendien leent de
gulle gever Van der Gaag fl 582,60 om het pand voor een grondige
verbouwing door meester metselaar Arij Smits. Later koopt Van der Gaag
ook het huis De Kolk op het Achterom en een stalling op de stadsvest. Toch
loopt het slecht af met het bedrijf. Als Willem van der Gaag
vermoedelijk in 1815 in de nadagen van Napoleon op een onbekende plek
(in den vreemde?) overlijdt, blijven zijn vrouw en kinderen met zoveel
schulden achter, dat zij de erfenis moeten weigeren. De
“zedert
weinig jaren bijna geheel vernieuwde” wagenmakerij wordt, met
de
andere panden, gerechtelijk verkocht.
Zeilmakerij
Collega wagenmaker, Anthonij Wagenmakers, koopt het bedrijf, kennelijk
om te verhinderen dat hij weer een nieuwe concurrent terugkrijgt. Hij
verhuurt het pand aan zeilmaker Dirk van Nievelt, die het 1821 ook
koopt. Hij heeft dan twee werklieden in dienst. Na hem hebben tot 1901
nog drie andere zeilmakers hier hun bedrijf gehad.
Kijkje in huis in 1869
Zeilmaker Maarten Ypelaar overlijdt hier in
1869. Hij is dan een weduwnaar met zes jonge kinderen. Om de rechten
van die weeskinderen te beschermen moet van zijn huis en bedrijf een
gedetailleerde boedelbeschrijving worden opgemaakt. Het pand heet dan
nog steeds “vanouds St Joris, thans de Vergulde
Cabel”. De waarde van het huis wordt inmiddels getaxeerd op
5.600 gulden. De notaris begint zijn inventarisatie op
zolder. Daar treft hij een vlaggenstok, droogstokken, een eiken kast,
een kist, vleeskuipen en een (oud) haardstel. Verder staat er een bed
en er is ook nog een bedstede. Op de eerste verdieping
telt hij drie vertrekken: een grote en een kleine kamer aan de voorkant
en aan de zijkant een kamer met twee ramen die uitzien op het Achterom.
Op die laatste kamer lijkt de kamer van de overledene. Er ligt
allerhande mannenkleding en er staat een uitschuiftafel en een tafeltje
met een sigarendoos. Verder staat er een aantal mahonie-houten stoelen
en een mahonie-houten chiffonnière (ladenkast). Er hangt een
spiegel en er is een bedstede. Op het kleine voorkamertje
is een wastafel en een eiken chiffonnière. Er staan twee
ledikanten: een ‘geverfde’ en een ijzeren (wat
destijds voor modern en hygiënisch gold).
In de grote bovenvoorkamer staat een ronde mahonie-houten
tafel met zes stoelen, twee fauteuils en een canapé. Er ligt
een vloerkleed en er hangen een spiegel en een lamp. Op de
schoorsteenmantel staan diverse ‘ornamenten’.
Verder in deze kamer een mahonie-houten linnenkast, een kleiner kastje
van mahonie en een bedstede. Er is ook een vaste kast met een vrij
uitgebreid Berlijns zilveren theeservies.
Keuken en kantoortje
Beneden in de keuken treffen we een
kookkachel, koperen ketels, een ijzeren doofpot, een hangoortafel, een
koffiemolen, veel Engels aardewerk, een spiegel, scheerbekken en een
waterbak. En uiteraard de nodige pannen, potten en ander koperwerk. Vlak
daarbij is het ‘kantoortje’ van de zaak met een
kantoortafel, zes stoelen, een lessenaar, een hangklokje een
‘gasornament’ (lamp) en een karpet op de vloer.
De ‘grote zijkamer’ is vermoedelijk het
voornaamste woonvertrek, samen met ‘boven voor’.
Hier hangt een spiegel in een vergulde lijst en twee schilderijen
(samen niet meer dan vijf gulden waard). De kamer is gemeubileerd met
een ronde tafel met een rood kleed, zes stoelen, een mahonie-houten
chiffonnière, een pendule en een Chinese doos. Verder is ook
hier een bedstede. Voor de (twee) ramen hangen jaloezieën. In
een vaste kast staat opnieuw veel Engels aardewerk. Over een kelder
wordt in de inventaris niet gesproken. De zeilmaker heeft
een gouden horloge met gouden ketting, die samen 45 gulden waard zijn.
Verder liggen er nog wat sierraden van zijn twee jaar eerder overleden
vrouw, zoals een gouden bootje met juwelen, een gouden armband en een
gouden haarspeld.
Bloeiend
bedrijf
De werkplaats van de zeilmakerij is niet in
dit huis te vinden. Die blijkt gevestigd boven een pakhuis op Achterom
23 in het ‘slopje van Kooymans’. Dat is niet het
enige onroerend goed dat Ypelaar behalve zijn woonhuis bezit. Ook op
Achterom 87/89 heeft hij een pakhuis met bovenwoning. Die verhuurt hij,
net als een huisje in de Poort van Parsant (Achterom 77) daar vlak
naast. Aan de overkant van de vest op de hoek van de
Scheepmakerij en de latere Hertog Govertkade heeft hij in 1864 drie
woningen en werkplaats laten bouwen. Die werkplaats gebruikt hij zelf,
maar de woningen verhuurt hij, waarvan de mooiste aan een deftige
douairière. Verderop aan de Scheepmakerij heeft hij nog een
blokje van drie kleinere huizen met een pakhuis, ook voor de verhuur. Ypelaar
heeft dan ook een bloeiend bedrijf met ongetwijfeld meerdere
personeelsleden, al is niet bekend hoeveel. In zijn werkplaatsen en
pakhuis lag voor meer dan 5.000 gulden aan rollen zeildoek, 22
teertonnen, ruim duizend pond touwwerk, schiegaren, vlas, hennep,
vlaggenstokken, gaffels, oude en nieuwe zeilen, zaad- en dorskleden
etcetera.
>
Strandtenten op het Noorderstrand in Scheveningen op een schilderij uit
1865-1870. Schilder onbekend.
|
Strandtenten
Bovendien doet hij in Scheveningen goede zaken tijdens het
badseizoen met de verhuur van vijf grote en 26 kleine strandtenten. Hij
heeft daar ook een loods om zijn tenten en tientallen stoelen en
opklap-stoelen in op te slaan. De waarde van die spullen werd getaxeerd
op 1.800 gulden. Een goede klant van hem zijn de Rijks
Artillerie Werkplaatsen, die nog een grote order hebben lopen. Volgens
de boekhouding heeft Ypelaar bij zijn overlijden nog voor 5.780 aan
vorderingen openstaan bij klanten, onder wie nogal wat polderbesturen
in de ruime omgeving, die kennelijk veel molenzeilen bij hem afnemen. Daar
staat echter tegenover dat hij zelf ook voor forse bedragen in het
krijt staat bij diverse textielfabrikanten in Leiden, Krommenie en
elders. Ook heeft hij vele duizenden guldens geleend voor de
investeringen in zijn zaak en huizenbezit. Zou krijgt aannemer Geurt de
Ronde nog 3.000 gulden van hem, vermoedelijk voor de bouw de huizen op
de hoek van de Scheepmakerij. Het is dan ook onvermijdelijk dat met
zijn dood al het bezit te gelde moet worden gemaakt voor de toekomst
van zijn kinderen, van wie de jongste pas 3 jaar is en de oudste 24.
De
kop van het Achterom circa 1900. Foto G. Niestadt.
|
Meer bescheiden klantenkring
Als 32 jaar later in 1901 de vrouw van zijn
opvolger Daniel den Hengst in hetzelfde pand overlijdt, wordt ook van
hen de boedel opgemaakt. Het bedrijf, met op de gevel het opschrift
“zeil- en vlaggenmakerswinkel”, blijkt aanzienlijk
bescheidener van omvang, al gebruikt ook hij het pakhuis met werkplaats
in het slopje om de hoek. De waarde van zijn hele bedrijfsinventaris
bedraagt nog geen 1.100 gulden en zijn klantenkring is nog slechts van
zeer plaatselijke aard. De 70-jarige weduwnaar besluit dan de hele zaak
te verkopen. Zijn zoon heeft geen ambitie meer voor het vak van
zeilmaker. Hij krijgt roeping en wordt predikant in de voetsporen van
Abraham Kuyper.
Renovatie
In 1902 wordt het pand flink gerenoveerd en gesplitst in
een boven- en benedenwoning, waarbij de bovenwoning een ingang krijgt
in de zijgevel (nr 3b). Het huis verliest dan voor lange tijd zijn
bedrijfsbestemming, al houdt er voor de oorlog geruime tijd een
begrafenisondernemer en verzekeringsagent kantoor.
Overval
In de nacht van 10 op 11 oktober 1943 viel in het bovenhuis
3b de Sicherheitspolizei binnen en arresteerde twee Joodse
onderduikers, het jonge echtpaar Edmond Moscow (28) en zijn vrouw
Marianne Moscow-Italianer (25). Hij liep vanwege een polio-verlamming
met krukken. De volgende dag werden ze met een busje naar Den Haag
gebracht en vandaar via Westerbork naar Auschwitz gestuurd. Hij werd
daar binnen een paar maanden vermoord, zij 15 september 1944.
Edmond Moscow (25 mei 1915-11 febr 1944). Foto website Joods Monument |
Marianne Moscow-Italianer (5 juni 1919-15 sept 1944). Foto website Joods Monument |
Verkeersdoorbraak In
de jaren ’50 van de vorige eeuw koopt de gemeente Delft het
huis aan vanwege de sloop van de Asvest en de plannen voor de aanleg
van de verkeersdoorbraak van de Zuidwal.
Eind vorige eeuw koopt de fotohandel Deko het pand om haar
zaak in Achterom 1 uit te breiden. Aanvankelijk richt ze hier een
ontwikkel-laboratorium in. In 2000 besluit ze echter het lab naar boven
te verhuizen en de ruimte op de begane grond bij de winkel te trekken.
Inmiddels is de fotohandel vertrokken en heeft een nieuwe eigenaar in
2020 vergunning gekregen om Achterom 1 en 3 te verbouwen tot acht
appartementen.
De
kop van het Achterom, kort voor de sloop van de gashouder en de Asvest
in 1959. Dia P.J.A. Ritter, collectie TU Delft.
|
|
| Achterom
3 in verbouwing in 1902. Houtsnede van de auteur naar een foto
uit 1902 van G. Niestadt.
Achterom
opnieuw in verbouwing in 2022. Foto van de auteur.
De voorgevel voor de verbouwing van 1902. Ingekleurde bouwtekening.
De
middeleeuwse ‘osendrop’ tussen Achterom 1 en 3, vol
met kapotte dakpannen en andere rommel die van het dak naar beneden is
gevallen. Foto Wim Weve.
Links:
Dwarsdoorsnede
van het pand op de bouwtekening van 1901 met onder een groot oud
tongewelf in de kelder. Rechts: Het
balkenpatroon van de vloer van de eerste verdieping, getekend door Wim
Weve aan de hand van de opmeting door Arjan de Ruiter.
Het huis op de oudste kadasterkaart uit circa 1825.
Het
huis op een (detail van een) optica-prent door Isaac van Haastert,
1780.
De
zeilmaker uit het boek ‘Het Menselyk Bedryf’ van
Johan en Caspar Luiken, 1694.
Een
hangoortafel, tweede helft 19e eeuw.
Een mahoniehouten chiffonnière, 19e eeuw.
Verkoopadvertentie in het Dagblad van Zuid-Holland en ’s
Gravenhage, 22 augustus 1869.
Verkoopadvertentie in de Delftsche Courant van 8 juli 1901.
De zijgevel van het pand in 2009.
Advertentie, Delftsche Courant 2 juli 1895.
Delftsche Courant, 27 november 1925.
Verkoopadvertentie in de Delftsche Courant van 12 januari 1929. Het
huis blijft overigens in de familie Boode.
|