Achterom 135-137 www.achterdegevelsvandelft.nl
Geboortehuis Piet van der Kruk, vroeger “De vergulde Spaerpot”     NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.
De Tweede Wereldoorlog was 15 maanden oud toen ik op 13 augustus 1941 ter wereld kwam in de bovenwoning Achterom 135. Het bovenhuis had op de eerste verdieping een voor-en een achterkamer. Daar tussen in een alkoof. In de voorkamer met mooi uitzicht op de gracht werd niet gewoond; die was netjes ingericht, een soort pronkkamer. Hij werd alleen gebruikt als er visite was. Mijn ouders huurden het van een huisbaas die er ooit zelf had gewoond. Ze zijn er 23 jaar gebleven, en brachten er zes kinderen groot.
Het huis zoals ik dat ken, moet omstreeks 1870 vrijwel nieuw gebouwd zijn als pakhuis met bovenwoning. Het kwam toen in de plaats van een pakhuis dat eerder op deze plek stond, waarschijnlijk het restant van een huis dat in de 17e eeuw “De vergulde Spaarpot” heeft geheten. (zie hieronder).

Schipper Bram de Roo, 1869-1877
In 1869 kocht schipper Abraham de Roo het oude pakhuis met zolder voor ƒ 400 uit de nalatenschap van zijn vader, Willem de Roo, eveneens schipper. Daarmee kocht hij via een openbare verkoop zijn mede-erfgenamen broer Willem en zus Gerritje uit. Hij sloopte het en bouwde in 1869/1870 op dezelfde plaats een nieuw pakhuis met bovenwoning. De bovenwoning kreeg bij de in 1877 nieuw ingevoerde straatnummering het adres Achterom 135 en het pakhuis op de begane grond nummer 137.
Na oplevering ging Abraham er met zijn gezin wonen. Zijn vrouw was Maria Ladesteijn. Het echtpaar kreeg tien kinderen waarvan er zes op jonge leeftijd overleden. De laatste drie werden geboren in het nieuwe huis aan het Achterom. Op 15 juni 1877 verkocht Abraham het weer voor ƒ 2.150 aan zijn neef, de koopman/winkelier Abraham van Straaten.

‘Duiventil’ met wisselende huurders, 1877 – 1881
Abraham van Straaten kocht het pand als belegging en voor de verhuur. Zijn eerste huurder was de kuiper Willem Cornelis Dersjant. Die woonde er van 1877 tot 1879 met zijn tweede vrouw Maria Louisa Rosemeijer en zijn zoon Willem Jasper uit zijn eerste huwelijk.
In 1879 huurde de smidsknecht Teunis de Jong de woning voor zes weken. Hij nam zijn vrouw Adriana Pek mee. De volgende huurder in 1879 was de loodgieter Jacob Hagman. Met echtgenote Johanna Magdalena van Oosten bewoonde hij de woning vier maanden.
Nadat het huis enige maanden had leeg gestaan werd het op 18 maart 1880 verhuurd aan de timmerman Abraham van der Burgh en diens vrouw Hillegonda Collé. Ze hadden nog enkele thuis wonende kinderen. Toen deze familie in 1881 vertrok vond eigenaar Abraham van Straaten het welletjes. Vier huurders in vier jaar tijd en ook nog enkele maanden leegstand vond hij zakelijk gezien geen succes. Daarom besloot hij tot verkoop van het pand.

Piet van der Kruk voor de gevel van zijn geboortehuis Achterom 135 in 2019.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Geboortekaartje van Pieter van der Kruk 1941.


De gevelsteen “JDR 1868” als aandenken aan de herbouw van het pand in 1868 door Abraham de Roo in hetzelfde jaar dat zijn zoontje Jacob werd geboren.

Koopman Arij Droppert, 1881 – 1904
In hetzelfde jaar werd de jonge koopman Arij Droppert (22) voor ƒ 2.800 de nieuwe eigenaar. Droppert was net getrouwd en woonde er met zijn echtgenote Maria Magadalena Zwennes acht jaar. Hun enige kind Arij Cornelis werd er geboren. Op 7 oktober 1889 verhuisde het gezin naar Achterom 147. Het pand Achterom 135/137 bleef in de familie als belegging.
Het wordt een komen en gaan van bewoners. Eerste huurder werd de korporaal en wagenmaker veldartillerie Tiede Heimans. Hij was op dat moment weduwnaar met drie kleine kinderen. Een maand later trok de weduwe Cornelia Geertruida de Roo met haar twee kinderen bij hem in. Samen zouden Tiede en Cornelia nog zes kinderen krijgen, de eerste drie werden geboren in het huurhuis Achterom 135 de volgende vijf in Den Haag waarnaar zij in 1895 verhuisden. Het was wel een bijzonder toeval dat Cornelia de Roo in de bovenwoning terecht kwam. Eerder was zij na het overlijden van haar vader als erfgename al mede-eigenaar geweest.
Na het vertrek van het gezin Heimans werd de bovenwoning verhuurd aan de hoogbejaarde voormalige officier van de Koninklijke Marine Ferdinand Höflich en zijn echtgenote Jannetje Morel. In zijn marinejaren voer Ferdinand als tweede stuurman op Zr. Ms. Stoompakketschip “Curacao”, het eerste stoomschip ter wereld dat de Atlantische Oceaan zowel om de West als om de Oost is overgestoken. Lang hebben ze niet genoten van hun laatste onderdak aan het Achterom. Een kleine twee jaar later overleed Ferdinand.
Vervolgens werden de smid Johannes Kremers en zijn vrouw Geertruida Kloppers de huurders. Dit echtpaar kreeg dertien kinderen waarvan er acht op zeer jeugdige leeftijd overleden. Nadat Johannes in 1901 ook overleed bleef zijn vrouw aan het Achterom wonen tot 5 maart 1903.

Uitdragerij
Het pakhuis beneden werd van 1894 tot 1905 verhuurd aan de koopman Louis Blom. Blom verdiende zijn dagelijks brood met een uitdragerij die hij in het pakhuis had gevestigd. Van hier uit kocht en verkocht hij onder andere gedragen kleding, gebruikte huisraad en andere tweedehands goederen. Al op 21 mei 1894 vroeg hij aan het gemeentebestuur toestemming om een deel van zijn handel voor zijn pakhuis op straat te mogen uitstallen.

Huisbaas Jan Rijsterborgh, 1904 – 1914
Nadat de bovenwoning een jaar onbewoond was gebleven verkocht Droppert op 14 mei 1904 het hele pand aan de meester timmerman en aannemer Jan Rijsterborgh. Zijn eerste huurder werd zijn moeder, de weduwe Apolonia Maria Rijsterborgh - van Kampen. Zij woonde er met haar nog ongehuwde zoon Cornelis Abraham vijf jaar. 
Zie hier het enqueteformulier van het woningonderzoek door de ezondheidscommissie in 1907.
Vanaf 14 juli 1909 tot 29 september 1911 woonde sigarenmaker Petrus Bernard van Leest er met zijn vrouw Hendrica Maria de Groot en hun twee kinderen. Hij verhuisde na twee jaar naar Achterom 41a, waar hij niet alleen sigaren bleef maken maar ze ook in een winkel kon verkopen.
De derde en laatste huurder werd het kinderloze echtpaar Pieter Vreeker en Antje Tesselaar. Zij bleven er van november 1911 tot eind april 1914. Pieter was als kleermaker van militaire confectie, en verbonden aan het Rijkskledingmagazijn, dat gevestigd was in het Armamentarium.

Brandstoffenhandelaar Joris van Leeuwen en huurders, 1914 – 1968
In 1914 verkocht Rijsterborgh de woning met pakhuis aan de 25-jarige brandstoffenhandelaar Joris Arnoldus Josephus van Leeuwen. Daags na zijn huwelijk op 22 mei 1914 met Johanna Adriana Fransen uit Vlaardinger Ambacht betrok Van Leeuwen de woning boven. In het pakhuis begon hij een brandstoffenhandel waarmee hij de basis legde voor een aanzienlijk vermogen. Het echtpaar bleef kinderloos en vertrok na vijftien jaar op, in 1929.


Familie Van Leeuwen met links Joris, de latere eigenaar. De baby is Cornelia.

Net als veel voorgangers ging hij het vervolgens verhuren. De eerste huurder was het echtpaar Jacob Zoutendijk en Pietje van der Kruk (een zus van mijn grootvader) met hun twee dochters. Jacob werkte bij de Oliefabriek van Calvé. Op 8 mei 1933 zegde hij de huur op en begon een drukkerij elders in de stad. De volgende huurder was de hoogspanningsmonteur bij het Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf Hendrik Mulder. Hij woonde er tot 1 augustus 1940 met zijn vrouw, de in Rijswijk geboren Jacoba Voortman, en zoon Derk Willem.

Familie Van der Kruk, 1941-1963
Na het vertrek van de Mulders verhuurde de huisbaas het bovenhuis per 1 augustus 1940 aan de jonge Nicolaas (Nico) van der Kruk en Margaretha Maria (Greet) Mulder. Het echtpaar bleef er 23 jaar wonen en kreeg er zes kinderen, waarvan ik de oudste ben. Mijn vader werkte op de Kabelfabriek als productiemedewerker.
De voorkamer aan de gracht was, zoals gezegd de mooie kamer, die zelden gebruikt werd, en zeker niet door de kinderen. Gewoond werd er in de achterkamer, hier werd geleefd, gegeten en werden de kinderen geboren. De keuken grensde aan de achterkamer. Het toilet bevond zich in de keuken. Via een trap in het midden van de woning kwam je op de zolder. Met een tweetal schotten was deze in drie compartimenten verdeeld. In het voorste compartiment sliepen mijn vier zusjes, in het middelste mijn ouders en mijn broertje, ik sliep in het achterste kleine compartimentje.
Spelen deden we in de buurt op straat, speelgoed hadden we in de oorlog en naoorlogse jaren nauwelijks. Op 1 december 1963 verhuisden Nico van der Kruk en gezin naar Koornmarkt 95 (zie Koornmarkt 93/95) .
Gedurende de periode dat mijn ouders in het bovenhuis woonden werd het pakhuis beneden verhuurd als timmerwinkel, tassenatelier, uitdragerij en als werkplaats voor metaalbewerking.
De laatste huurder van de bovenwoning was een jongere broer van mijn vader, de huismeester aan de faculteit bouwkunde van de TU, Bernardus Marie van der Kruk. Hij woonde er met Dina Annechina van den Boogaard van 1963 tot 1969. In 1965 werd hun tweede dochter in dit huis geboren. In 1969 verkochten de erven Van Leeuwen de boel aan de brood- en banketbakker Kees van den Berg.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Nico van der Kruk voor zijn huis in 1960.
Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Bewoner Bep van der Kruk.

Opnieuw een vergulde spaarpot, 1962-1968
Eigenaar Joris van Leeuwen overleed op 17 november 1962 in Sittard. Zijn nazaten leverde dat weer een ‘vergulde spaarpot’ op. Hij liet een omvangrijk bezit na. Erfgenaam was zijn jongste zus Maria Cornelia Catharina Vieveen - van Leeuwen in Schipluiden en enkele andere familieleden. Van Leeuwens weduwe kreeg vruchtgebruik tot aan haar overlijden in 1978. De nalatenschap bestond uit woningen en pakhuizen aan het Achterom, Aschvest, de Scheepmakerij en aan de Oude Delft. Het huis Achterom 135/137 werd in 1969 verkocht aan Kees van den Berg.


Kees van den Berg met broers Piet en Arie en medewerkers van zijn bakkerij in 1977. De familie Van den Berg was eigenaar/bewoner van 1968 tot 2000.

Brood- en banketbakkersfamilie Van den Berg, 1968-2000
Kees (‘bakt het zelf’) van den Berg, bekend om zijn brood en banket, had een bakkerij met winkel aan het Achterom 145. Hij had ook een kraam op tal van Zuid-Hollandse markten. Na het overlijden van Kees werden zijn vrouw en kinderen eigenaar. Dat bleven zij met wisselend onderling eigendomsrecht tot 2000. Gedurende deze periode werd de woning al die jaren voor kortere of langere tijd bewoond door leden van de familie Van den Berg. Achterstallig onderhoud nam in 2000 dusdanige vormen aan dat moest worden besloten tot renovatie of verkoop. Na familieberaad werd tot het laatste besloten.
In 2000 kocht de met Annemieke Grootendorst getrouwde leraar Klaas Marinus Visman het pand Achterom 135/137 voor €170.168. Zelf bleef hij wonen in de Hopstraat. Net als veel voorgangers kocht hij het pand als belegging en na een grondige renovatie voor de verhuur.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Beeld van de eerste verdieping.
Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Voorkamer met uitzicht.
Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Zolderraam voorzijde.
Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Trap naar zolder.

Terug naar de zestiende eeuw
De oudste voorgeschiedenis van het pand “De vergulde Spaerpot” heb ik kunnen terugvinden in het archief van de Weeskamer van 1590. Toen ging het om een huis met drie stookplaatsen, eigendom van de schipper Claes Aelbrechtsz. Van hier uit trad hij in 1592 als weduwnaar in het huwelijk met de weduwe Annetgen Claes. De eerste jaren van hun huwelijk woonde het echtpaar in “De vergulde Spaerpot”. Of de naam van het huis het uitlokte is de vraag, maar Claes Aelbrechtsz won in 1596 driemaal een zilveren lepel bij een loterij ten behoeve van het Gasthuis in Leiden. Daarvoor werden destijds meer dan een half miljoen loten verkocht, doorgaans voorzien van een zelf gemaakt rijmpje dat bij de trekking hardop werd voorgelezen. Met lot 27678 zond Claes het volgende rijmpje in: 

Het gasthuys te stercken
tot Leyden binnen
gebruyct men dees wercken
uyt rechter minnen

Na deze klapper verhuurde Claes in 1600 het huis aan collega-schipper Cornelis Dirxz. Zelf woonde hij inmiddels in de “Gulden Voet”, vermoedelijk gelegen aan de Lange Geer. De 41-jarige schipper Dirxz komen we in 1608 ook bij de notaris tegen als hij een verklaring aflegt over een collega-schipper die voor brouwerij “De Dubbele Beugel” bier had moeten vervoeren naar het belegerde Oostende. De schippers hadden elkaar daarover in Vlissingen gesproken. In deze verklaring staat dat Dirxz. in de “De vergulde Spaerpot” op het Achterom woonde. Claes Aalbrechts verkocht het huis in 1635 voor ƒ 1100 aan bouwman (boer) Willem Leendertsz. Mocht die er al geboerd hebben, dan was het niet lang, want vier jaar later verkocht hij het alweer, met verlies voor ƒ 800. 

Stadsomroeper 1639 - 1645
Koper is Vrederick Jansz Huyboom, schrijnwerker, later stadsomroeper, die in 1627 in Delft trouwde met Aechgen Pieters. Het jonge paar vestigde zich in hun huwelijksjaar in Delft, beiden met attestatie van Gouda. Als Vrederick - na het overlijden van twee echtgenotes - in 1678 voor de derde keer huwt, is hij al heel lang (ook) stadsomroeper. Vanaf ca. 1653 woonde hij op de Markt. In 1645 verkocht hij zijn pand aan het Achterom.

Plateelbakker Louris van Tilburch, 1645 – 1653
“De Vergulde Spaerpot” werd voor ƒ 1500 gekocht door de plateelbakker Louris Willemsz van Tilburch. Twee jaar later kreeg hij toestemming om aan het pand een luifel aan te brengen. Of Van Tilburch hier ook een eigen plateelbakkerij had, of voor een ander werkte, is niet duidelijk.
Wel bevond zich in het voorhuis van zijn woning een winkel met Delfts porselein, aarden potten en pannen. Deze werd gedreven door zijn vrouw Maritgen Melchiorsdr Braem. Ook na het overlijden van haar man ging zij met de winkel door. Na het overlijden van Maritgen in 1652 werd “De Vergulde Spaerpot” op 13 december 1652 in een openbare veiling verkocht voor ƒ 1082. Dat is vooralsnog de laatste keer dat de naam van het huis voorkomt. Koper werd de bezemmaker Pieter van Hessenbaart. In 1688 werd wielmaker Jan van der Hoeve eigenaar. Hij trad op 24 oktober 1688 in het huwelijk met de ‘jongedochter’ Catharina Jacobs Kleijn. Na de huwelijksvoltrekking kochten zij het huis aan het Achterom en gingen daar wonen. Voor Catharine was het een bekende omgeving. Haar ouderlijk huis stond ook aan deze gracht.

Maria van Ravesteijn en Dirk van der Lee, 1724 – 1741
De erven van Jan van der Houve verkochten het pand aan Maria van Ravesteijn voor ƒ 490. Zij was in 1727 in Delft getrouwd met Dirk van der Lee die na haar overlijden in 1733 testamentair boedelhouder werd. Hij verkocht het huis 1741 voor ƒ 600 aan Hendrick Beukelman. Beukelman trouwde op 12 november 1741 in de Nieuwe Kerk met Maria Speelevelt. Het paar betrok vervolgens Achterom 135.
De eigenaren volgen elkaar op. Na Beukelman komt van 1753 tot 1780 Jacobus Kleijs.
Jacobus Kleijs woonde bij zijn ouders aan de Scheepmakerij buiten de Rotterdamse Poort toen hij in 1753 trouwde met Anna Maria Nigman. Zij woonde met haar ouders in de Molsteeg. Na het overlijden van Anna in 1774 trouwde Jacobus met de weduwe van Pieter Voogden uit Den Haag. Zij kwam met attestatie naar Delft. Op 10 juni 1780 verkocht Jacobus het pand woning aan het Achterom voor ƒ 100 aan Laurens van Nieuwpoort.

Laurens van Nieuwpoort, 1780 – 1800
Weduwnaar Laurens van Nieuwpoort trouwde op 1 mei 1763 in het Raadhuis van Delft met Petronella Kikman, een ongehuwde jonge vrouw die bij haar ouders aan het Achterom woonde. In 1780 kocht Laurens een woning aan het Achterom dat omschreven werd als een huis met erf bestaande uit twee woonplaatsen met een tuintje en een vrije poort aan de Oostzijde van het Achterom. Op 8 november 1800 verkocht de weduwe van Laurens Nieuwpoort haar huis aan de dagloner Bram de Roo.


Kadaster 1832. Drie percelen van de familie De Roo, met een poort ernaast.

Kaart Figuratief. Achterom 135 lag wellicht bij nr. 51, de Ian Snollenpoort.

Dagloner en schipper Bram de Roo, 1800 – 1855 -- 1869
Hier zijn we terug bij de familie De Roo uit het begin van dit verhaal.
Bram was dagloner en zou pas later een baan als schipper vinden. Maar in 1800 was hij financieel in staat om voor ƒ 90 het huis van Laurens Nieuwpoort aan het Achterom te kopen.
Hij trad op 21 mei 1797 in het huwelijk met Gerritje Houtman. Zij zouden hun leven lang in dit huis blijven wonen. Ze kregen tien kinderen waarvan er zeven vroeg overleden.
Uit de latere kadastrale omschrijving bleek dat hun bezit groter was dan één enkele woning. Het bestond uit 1. een huis en erf met een ruim open erf daar achter en 2. een pakhuis met zolder en erf. Ook was er nog een tuin, die tot aan de Aschvest liep. Een deel van de opstallen konden ze regelmatig verhuren, wat een extra bron van inkomsten opleverde. De twee panden kregen elk een eigen kadastraal nummer.
Gerritje Houtman overleed in 1843. Bram de Roo bleef alleen achter in een groot huis. Om hem te verzorgen trok zijn dochter Cornelia met haar gezin bij hem in. Helaas overleed zij eerder dan haar vader. Haar echtgenoot Cornelis van Straaten besloot in 1853 weer elders te gaan wonen met zijn kinderen.
De zolder van het pakhuis werd van 1843 tot 1846 bewoond door de weduwe Willemina Hofman en van 1846 tot 1849 door de gepensioneerde sergeant Petrus Droog en zijn vrouw Arentje Veruijt. Bram de Roo overleed op 9 februari 1855. Zijn twee nog levende kinderen Hendrik en Willem waren erfgenaam. De vier kinderen van hun eerder overleden zus Cornelia deelden voor een derde mee. Na de boedelscheiding kocht Willem de Roo zijn broer Hendrik en de kinderen van zijn zus Cornelia uit voor ƒ 875.

Willem de Roo
Schipper Willem de Roo gebruikte het pand als belegging en voor de verhuur. Zelf woonde hij elders aan het Achterom. Zijn eerste en vermoedelijk enige huurder werd de warmoeziersknecht Arij Jongste. Die betrok de woning per 3 mei 1855 met zijn vrouw Adriana Rodenburg, twee zoontjes en schoonmoeder Antje Rodenburg.
Op 13 juli 1861 bracht Willem de Roo zowel het huis met erf als het pakhuis met zolder via een openbare veiling in de verkoop. De woning werd voor ƒ 1.050 verkocht aan Leendert van Gijn, stoker bij de Gasfabriek. Voor het pakhuis met zolder kwam geen koper opdagen. Acht jaar werd dit deel van zijn bezit gekocht door zijn zoon Bram de Roo. De familie De Roo is dus 77 jaar lang betrokken geweest bij het wel en wee van dit pand.


Abraham van Straaten was van 1877 tot 1881 eigenaar van het pand. (Delftsche Courant, 4 januari1880)


Arij Droppert dreef hier tussen 1881 en 1889 zijn handel. (Delftsche Courant, 16 sept 1881)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Achterom 135 in de verkoop DC 2-5-1904.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
In 1919 publiceerde het Bouwkundig Weekblad een collage van een gedempte Achterom-gracht
(Foto Archief Delft)


Delftsche Courant 1919


Brandstoffenhandelaar Joris van Leeuwen was een van de eersten met telefoon in Delft.
(Delftsche Courant, 13 nov 1914)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
In 1926 een gracht vol ijs. Het schip is van aardappelhandelaar Verbeek. (foto Archief Delft)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
In 1935 stonden er mooie bomen aan het Achterom.


1942. Toen zat er een schildersbedrijf.


1944. Theemeubel te koop.


1945. Meubelmaker Dukker adverteert.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Achterom in 1964. Foto Rijksdienst Cult. Erfgoed.


Jacob Zoutendijk bewoonde met vrouw en kinderen van 1929 tot 1933 de bovenwoning Achterom 135.


Doorsnede van het pand op een schets voor de Woningkarthoteek in 1956.


Plattegrond van de bovenwoning in 1956.


Pagina uit het ‘trekkingsjournael’ van de loterij
voor het Gasthuis in Leiden, waarbij de
geschreven tekst uit 1596 in rood omgezet
is in hedendaags computerschrift.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
In 1903 stond de gracht bijna droog door een overstroming in de Kethelpolder. (foto Archief Delft).


De sigarenmaker en winkelier Piet van Leest (rechts naast de deur) opende in 1896 trots zijn eerste zaak in het winkelpand Achterom 159. Het bleek te hoog gegrepen. In 1909 verhuisde hij naar Achterom 135. Twee jaar later ging hij met zijn winkel naar Achterom 41a.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Zo zag het Achterom er in 1925 uit.
(Foto Archief Delft)


Ferdinand Höfflich was stuurman aan boord van Zr. Ms. Stoomschip “Curaçao”. Het laatste jaar van zijn leven als gepensioneerde woonde hij op dit adres.
(Delftsche Courant van 15-12-1897)


Bouwtekening van een nieuwe serre-aanbouw in 1978

Piet van der Kruk (werd bekend als Nederlands kampioen gewichtheffen en kogelstoten tussen 1960 en 1969)
Met dank aan historicus prof. Dick de Boer (voor het loterijbericht)

Nadere informatie over Achterom 135
Geplaatst 21 januari 2014 / Laatste wijziging 14 april 2020
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft