Voorheen Vrouwjuttenland 13 www.achterdegevelsvandelft.nl
Bosietmakerij, magazijn voor schrijfbehoeften en volksschoenen NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.
Onder Vrouwjuttenland 13 verstaan we hier het rechter deel van het dubbele pand tussen het schilderachtige trapgeveltje op het Vrouwjuttenland en de sigarenwinkel op de hoek. Het huidig aangezicht heeft dat op de bovenverdiepingen waarschijnlijk sinds een verbouwing in 1888. Het pand is in 1929 opgekocht door de woninginrichtingszaak Van Loon op de nummers 5-9, en in 1935 is, na aankoop van nummer 11, die zaak verbouwd tot een geheel over vijf panden breed. Tegenwoordig is nummer 13 het appartement op de bovenste verdieping van het genoemde dubbele pand. Door de eeuwen heen hebben allerhande neringdoenden in het pand gewoond.

Vrouwjuttenland 13 was in 1832 ook reeds onderdeel van een perceel C 1003 dat twee huizen omvatte.

De kadasterkaart van 2004 toont dat achter de drie gevels 9, 11 en 13 zich één groot pand C 4395 bevindt.


Vrouwjuttenland 13 was voorheen het rechter deel van
het dubbele pand tussen de twee oude geveltjes. Tegenwoordig is het appartement op de bovenste verdieping over drie huizen, maar de deur zit inmiddels weer in het pand dat ooit ook nummer 13 heette.

Lakenbereider
Rond 1600 woont hier metselaar Gerrit Jansz. Hij huurt het huis op deze plek van schoenlapper Davidt Janszoon. Dit weten we uit de haardstedenregister van 1600. Dat vermeldt verder dat het huis twee stookplaatsen heeft. De huurder en eigenaar moeten ieder de helft van het haardstedengeld betalen. Het huizenprotocol waarin het woningenbezit binnen Delft sinds 1585 werd registreerd, vermeldt eerder ene Leendert Hubrechtsz als huiseigenaar en vervolgens Coenraet Jansz.
Coenraet is lakenbereider van beroep: iemand die laken ruwt, scheert en perst. In het trouwboek van Delft lezen we dat “lakenbereijder Coenrardt Jansen” in Leiden geboren is, in Rotterdam woont, en in 1604 in Delft trouwt met Annetgen Davids, die in het Vrouwjuttenland woont. Zeer waarschijnlijk gaat het om dezelfde Coenraet en is Annetgen Davids een dochter van de eerdergenoemde schoenlapper Davidt Janssoon. Coenraet verkoopt het huis in 1609 voor 700 gulden aan Pyeter Aryens, die kagenaar is: schipper op een kaagschuit.

Bosietmaker
In 1616 wordt Jasper Jorisz voor 1125 gulden de nieuwe eigenaar. Hij woont er met zijn vrouw, Annitge Jans Monots. Jasper Jorisz is bosietmaker. Reizigers droegen vaak een bosiet (ook boset, afgeleid van bouget) met zich mee: een reistasje ofwel groot soort beurs. Het paar krijgt twee dochters. Eind september 1624 overlijden beide dochters én hun vader binnen een week tijd, waarschijnlijk aan de builenpest die van mei 1624 tot maart 1625 hevig woedde in de stad en zo’n drieduizend slachtoffers eiste. De alleen achtergebleven weduwe lijkt de bosietmakerij voortgezet te hebben, want ze wordt wel Annetge de Tassemaeckster genoemd. Haar huis aan de Appelmarkt krijgt te lijden door de ontploffing van het kruitmagazijn in 1654. De schade wordt getaxeerd op zestig gulden. Zij krijgt een tegemoetkoming van vijftig gulden. Annetge overleeft haar man 34 jaar.

Immigranten
Annetges erfgename verkoopt het huis aan kleermaker Dirck Barentsz Ouste (ook wel Outste, Onste, Ontstee, Omsté). Hij woont hier eerst met Jannetge, dochter van laeckenbereyder Cornelis Verheul. Na haar overlijden, in 1670, trouwt Dirck met Maria Staets Ancien. Maria stamt uit een immigrantenfamilie. Haar ouders heten Staa (van Eustatius) Ancien (vernederlandst tot Ouderling) en Jenne (Jeanne) Denis le Fauconier.
In 1689 overlijdt Dirck Ouste en drie jaar later hertrouwt Maria Staets met Adriaen Theunisz van den Ende, ook weer een kleermaker. Zij sterft kinderloos in 1700. Adriaen erft het huis en verkoopt het voor 850 gulden aan zijn schoonzus Jannetje Stats. Jannetje overlijdt in dit huis ongehuwd in 1719.

”Doortwater gesuffoceert”
In 1719 legt Matthijs Weijerstrate 1100 gulden contant op tafel voor het huis. Als hij op 46-jarige leeftijd om het leven komt, stelt de stadschirurgijn als doodsoorzaak vast dat hij “doortwater gesuffoceert” (gestikt) is. De precieze toedracht van deze verdrinking ontbreekt in het crimineelboek.
Zijn zoon Bastiaan treedt in 1733 op zijn twaalfde als matroos in dienst van de VOC. Vijf jaar later sterft hij in Oost-Indië. Zijn moeder, Cornelia de Lange, en zijn twee zusjes wonen dan nog in het Vrouwjuttenland.

Kelderende woningprijzen
Rond 1750 bewoont Helena Jacobs de Koninck het huis. Het kwam in haar bezit via haar ongetrouwde zuster Dina, die dienstbode was van koopman François van Helden en flink geërfd had van hem en diens zuster Jacomijna. Dina had met Jacomijna samengewoond in de Hippolytusbuurt.
Haar erfgename Helena is al enige tijd weduwe en drijft een “Uijt Draagers Winkel” in het Vrouwjuttenland. Zij verhuist later met haar dochter Elizabeth van der Ploeg naar de Voldersgracht. Kort daarna trouwt Elisabeth met Jan (de) Swart. Zij worden eigenaar van het huis in het Vrouwjuttenland en doen het in 1765 van de hand.
Elisabeth overlijdt als weduwe van 83 jaar in het Oude Vrouwenhuis. Jannetje Claes Zuijdhoorn, weduwe van plateelbakker Harmanus van Passouw, wordt dan de nieuwe eigenaar. De waarde van het huis is dan nog maar 450 gulden en het dieptepunt op de woningmarkt is nog niet bereikt. In 1774 koopt Hendrick Evertsz het huis van de voogden van de nog minderjarige dochter Anna van Passouw voor 230 gulden: een vijfde van de waarde in 1616. Er zijn geen aanwijzingen voor verkrotting en sloop wegens leegstand in de directe omgeving.


Met ‘laken bereiden’ bedoelde men in de 17e eeuw de laatste bewerkingen van geweven wollen stoffen voor de verkoop aan de consument, zoals het (op)ruwen en droogscheren. Het was relatief goed betaald werk dat grote vakbekwaamheid vereiste. Het wordt hier uitgebeeld in een beeldstrip van 16 taferelen op doek in het Centraal Museum in Utrecht, waarschijnlijk ooit gemaakt voor een plaatselijke lakenkoopmansgilde.


Een reiziger met een bosiet, een soort reistasje.


Houtgravure van Henry Brown uit 1841 van een 'Kleerenjood', een koopman in gedragen kleding, een beroep dat vroeger veel door joden uitgeoefend werd.

Hoedenmaker
Hendrik Evertse woont hier slechts drie jaar. Hij sterft drie weken na zijn kind van amper acht maanden. Zijn 28-jarige weduwe, Margarita de Mel, hertrouwt in 1778, met de zeven jaar jongere Leonardus Jollie. Hij is van Frans-Vlaamse herkomst, de jongste uit een groot gezin dat in ‘den Appelboom’ (vanouds Vrouwjuttenland 9, zie daar) woont.
Vijf jaar later wordt Margarita opnieuw weduwe. In 1784 hertrouwt zij voor het gerecht (het paar is rooms-katholiek) Nicolaas Marchand, die ook op de Oude Appelmarkt (Vrouwjuttenland) woont. Hij komt uit Bitsingen (Bassenge, nu in de Belgische provincie Luik) en is hoedenmaker, net als de vader van Leonard Jollie.

Dubbelbrede uitdragerij
Zij verkopen het huis in 1785, kort na hun huwelijk, aan een zekere Jan van Doorne, mogelijk een familielid van Margarita’s moeder, Agatha van Doorne. De koopsom is dan alweer opgeklommen tot 500 gulden. Drie jaar later koopt hij ook het buurpand (nummer 11). Sindsdien blijven de twee panden in één hand. Het wordt een grote uitdragerswinkel waarvan een deel als pakhuis dienstdoet. Het wordt eerst bestierd door Johannes van Kleeff en vervolgend door Jan Daniel de Wildt en zijn vrouw Maria Bonart. (Zie meer over hen in het verhaal over nummer 11)

Schippers
In 1847 wordt het dubbele huis eigendom van koopman Gerard Swartzij Beide panden worden sindsdien weer apart bewoond. Huurders van dit huis worden dan Jannetta Been en haar (tweede) man Jan Hendrik Duvé (Dufé, Duvee). Hij is koopman in aardappelen en steenkolen, tevens schipper. Zij zullen hier ruim veertig jaar wonen. Tot 1858 met inwoning van Jannetta’s moeder.
Jannetta’s eerste man was met de noorderzon vertrokken. Hun huwelijk werd in 1848 bij verstek ontbonden verklaard door de rechtbank van Brielle. Jan Hendrik Duvé is een zoon van een zandschipper uit Pruissen. Zijn zoon die op dit adres is geboren, heet ook Jan Hendrik, is eveneens schipper. Hij overlijdt op 41-jarige leeftijd.


Hoedenmaker, een tekening uit een centenprent eind
18e eeuw, verzameling Koninklijke Bibliotheek.


Foto van een uitdragerij, circa 1900.

Speelgoed, schrijfwaren en kostgangers
In 1875 worden de panden 11 en 13 formeel gesplitst, hoewel ze beide eigendom blijven van bovengenoemde Swarzij. Vrouwjuttenland 13 is na de splitsing tweemaal zo groot als het buurpand nummer 11. In 1888 volgt een ingrijpende verbouwing van beide panden, waarbij de voorgevel zijn huidig aanzicht krijgt.
Na de verbouwing vestigt zich in nummer 13 het pas getrouwde paar Nicolaas Burgman en Maria van Moorsel. Ze beginnen hier een magazijn (winkel) voor schrijfbehoeften en luxe-artikelen. Op 8 augustus 1888 krijgt Burgman officieel toestemming voor het plaatsen van een publicatiebord boven de winkeldeur. Later krijgt het assortiment uitbreiding met speelgoed en kan je er meedoen aan de loterij en aandelen kopen.
Op de kermis is Burgman te vinden achter een galanteriekraam. Voor het Lustrumfeest 1913 wordt een buurtvereniging opgericht met Burgman als ‘president’ en Van Renssen (buurman op nummer 15, zie daar) als penningmeester. Hun oudste zoon, Albertus Burgman, hier geboren in 1889, zou in 1945 in Bandoeng sterven als oorlogsslachtoffer.
Het winkelwoonhuis heeft twee gemeubileerde kamers voor kostgangers. Dat zijn doorgaans familieleden en studenten, maar er wonen ook enkele jaren een hoogleraar Maleis en Soendanees aan de Indische Instelling te Delft, Justus Gonggrijp en zijn dochter Justina. Zij verhuizen in 1891 naar Oude Delft 12a, aan de overkant van de Indische Instelling.
In 1920 wordt de speelgoedwinkel opgeheven en de inventaris te koop aangeboden.


Burgman opent een winkel in schrijfbehoeften.
Delftsche Courant, 5 aug 1888.

St. Nicolaas wordt geattendeerd op de prentenboeken en het speelgoed bij Burgman. DC 29 nov 1889.
Burgman staat ook op de Kermis. DC 7 aug 1909

Gemeubileerde kamer te huur. DC 6 nov. 1888.

Brochure te koop over socialistenhaat tijdens de Kroningsfeesten van Wilhelmina. DC 8 jan 1899

Lampionnen voor de h.h. studenten, juni 1908

Alles moet weg, na 31 jaar.
Rotterdamsch Nieuwsblad, 12 april 1920.


In 1875 werden de panden nr 11 en 13 formeel weer
in twee afzonderlijke huizen gesplitst, blijkt uit de opmeting van het kadaster.


Prof. Justus Gonggrijp (1827-1909), hoogleraar Maleis aan de Indische Instelling, is omstreeks 1890 kamerbewoner bij Nicolaas Burgman.


Inktpot uit de schrijfbehoeftenwinkel.

Volksschoenenmagazijn
De winkelpui wordt in 1920 vernieuwd. Tot 1929 worden er schoenen verkocht. Eerst heet de winkel Het Schoenhuis (als filiaal van Joz. M. Nadorp, Hippolytusbuurt 20), later de Noord-Brabantse Schoenwinkel, het volksschoenenmagazijn of gewoon naar de winkelier, N. Verbeek.
Op hetzelfde adres opent Huibrecht van der Lugt in 1922 een magazijn in ijzerwaren en land- en tuinbouwgereedschappen. In 1924 vertrekt hij naar de Molslaan en wordt de zaak gerestaureerd.


Nu schoenen. Delftsche Courant, 16 okt 1925.

Volksschoenen met korting in de socialistische krant Voorwaarts, 23 dec 1927.

Nieuwe ijzerwarenzaak. Delftsche Courant, 28 juni 1921.

Na drie jaar zijn de ijzerwaren alweer verhuisd. Delftsche Courant, 29 maart 1924.

Opzienbarend biljard
In 1929 wordt het winkelwoonhuis verkocht aan de firma Van Loon op Vrouwjuttenland 5-9. De bovenwoning was toen verhuurd voor 25 gulden per week en had op de eerste verdieping nog een alkoof tussen voor- en achterkamer. Beneden komt nu een etalage van de woninginrichtingzaak. “Wie de laatste dagen over het Vrouwjuttenland wandelde, zal een ietwat ongewone etalage bij de fa. Van Loon zijn opgevallen”, schrijft de Deltsche Courant in november 1933 enthousiast in een soort column: “Keurig opgesteld vindt men daar een biljard, vervaardigd door onzen stadgenoot J. de Koning…” Volgens de krant is het een werkstuk van “ouderwetsch eikenhout” waarvan het bovenstel eenvoudig vervangen kan worden door een eettafelblad. Of deze noviteit in de etalage van dit pand te bewonderen was of verderop in de straat, vermeldt het artikel niet.


Van Loon slaat toe, al ontbreekt er nog een pandje tussen aan zijn verzameling. Voorwaarts, 18 mei 1929.


De nieuwe toonzaal gaat open.
Delftsche Courant, 8 nov 1929.

 

Rechts:
Biljart in de etalage.
Delftsche Courant, 6 nov 1933.

Doorbraak
In 1935 komt ook nummer 11 vrij en strekt het woonmeubelmagazijn Van Loon zich vervolgens uit over vijf naast elkaar gelegen panden (Vrouwjuttenland 5-13, met als adres nr 7). Een en ander leidt tot een grootscheepse verbouwing, niet alleen van de winkelruimten beneden, ook het bovenhuis wordt doorgebroken en toonzaal van de winkel.
In 1984 komt er een grote videotheek in dit complex. De winkelpui wordt in 1994 aangepast. Nadat de nummer 5 en 7 zijn afgescheiden komt er in 2001 een Italiaans restaurant. Aan de achterzijde wordt er een kavel bij getrokken voor een goedereningang op De Vlouw 29. Tegenwoordig is er een Thai-Lao restaurant.


De winkel en bovenhuis met alkoof te koop. Delftsche Courant, 20 april 1924.

De gerestylde videotheek De Klis in 1985, met de ingang in het voormalige nummer 11. Foto Gemeentearchief.

Leuke video’s uitkiezen op VHS in 1985. Foto Gemeentearchief.

Vrouwjuttenland bij avondlicht in december 2016.
Wim van Veen  
Nadere informatie over Vrouwjuttenland 13  
Geplaatst: 29 maart 2017  
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft