Het huis achter Oude Delft 137
Het domineeshuis  
   
Een wat ruimer huis, dat via het poortje van Oude Delft 147 was te bereiken, bood vanouds huisvesting aan de rector van het convent. Dat huis werd na de Reformatie door de stad ter beschikking gesteld aan de predikanten van de nieuwe religie. Dit huis is op de Kaart Figuratief van 1675 duidelijk zichtbaar.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster

Dionysius Spranckhuysen
(collectie Gemeentearchief Erfgoed Delft)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster

Volckerus ab Oosterwijck
(collectie Gemeentearchief Erfgoed Delft)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster

Pieter de Hooch schilderde taferelen op het oude
kloosterterrein. Hier is vermoedelijk predikant
Volckert van Oosterwijk met zijn familie afgebeeld.
Rechts in beeld lijkt bij een theekoepel  een trap
naar de stadsvest te gaan. De toren van de Nieuwe
Kerk op de achtergrond past dan niet in dit plaatje.
(Wenen, Gemäldegalerie der Bildende Künste)

 
Aan het einde van de 16de eeuw woonde hier de predikant Daniel van Doolegem, afkomstig uit Brussel die er vanaf 1690 verblijft met zijn zuster. Hij was een goede predikant en een publiekstrekker. In het begin van de 17e eeuw zien we hier, tot zijn overlijden in 1637, predikant Henricus Arnoldi van der Linde, en na hem dominee Dionysius Spranckhuijzen (1585-1650). Van hem is nog een gravure bewaard  gebleven. Hij was getrouwd met Suzanna Schuijl.
 

Oosterwijckse poort
Na Spranckhuijzen kwam in 1643 Leonardus Fodenius, getrouwd met Jannetje Rijers de Langue. Hij overleed in 1647, waarna dominee Volckerus ab Oosterwijck (1602-1675) de volgende bewoner werd. Ook zijn beeltenis is in een gravure vereeuwigd. Hij was getrouwd met de burgemeestersdochter Helena Meerman. Sinds hem werd het poortje in de tweede helft van de 17e eeuw ook wel de Oosterwijckse poort genoemd.
Het lijkt goed mogelijk dat de familiebijeenkomst die Pieter de Hooch in de jaren 1657-1660 heeft geschilderd op een binnenplaats met de Nieuwe Kerk op de achtergrond (het schilderij hangt nu in Wenen) op het oude kloostererf is te situeren. De afgebeelde familie zou in dat geval die van de dominee kunnen zijn.
Na 1675 werd Henri de Marets, predikant van de Waalse Kerk, de volgende bewoner en tevens eigenaar van het huis. Hij ging in 1695 met emeritaat.

 

Schrijvers
De predikanten die in dit huis woonden waren ijverige schrijvers. Henricus Arnoldi van der Linden schreef samen met twee collega’s het boek “Aenspraek tot de Nederduitse leezers, liefhebbers onzer moederspraeke”. Dyonisius  schreef onder meer “Triumphe” dat in 1629 in Delft gedrukt werd en Volckerus deed in 1666 “Geloofsliederen dat is de Heijdelberghse en de Nederlantse Cathechismus, op Sanghrijm gesteld” het licht zien, zoals blijkt uit een advertentie in de Oprechte Haarlemse Courant.
In 1694 verkocht Marets het predikantenhuis, met een klein huisje daarnaast, aan Dammas van Sasburgh, voor 3400 gulden, waarvan 2000 gulden per schuldbrief. Dammas stierf reeds drie jaar later, waarna het huis weer opnieuw in bezit kwam van Henri de Marets en zijn vrouw Magdalena van der Graaf. Kennelijk was de schuldbrief in dit geval toch iets te veel voor de erfgenamen. Waarschijnlijk heeft vervolgens Marets zoon Samuel enige tijd in het huis gewoond.

 

Na het overlijden van Henri de Marets in 1715 werd het huis, “gelegen in de Sint Hieronymusdalpoort met tuin en klein huisje annex, mitsgaders een tuin, speelhuis en oranjehuis daarachter, gelegen aan een pleintje en westwaarts lopend tot aan de stadswal” verkocht aan dr. Abraham van Bleijswijck, de bewoner van Oude Delft 157, die in 1731 ook Oude Delft 155 kocht. Het bracht toen 4475 gulden op.
Toen het huis in 1762, 47 jaar later de volgende keer verkocht werd door de zoon van bovengenoemde Van Bleyswijck aan Mr. Franc van den Burch, veertigraad en oud president-schepen van Delft, bracht het maar 1500 gulden op. De koper was toen de bewoner van Oude Delft 143, even ten zuiden van de poort.

 

Nu was de huizenmarkt niet geweldig in de 18e eeuw, maar een zo drastisch daling van de prijs, wekt toch de indruk dat de familie Van Bleyswijck het een en ander herverkaveld heeft en een deel van de tuin, het speelhuis of het oranjehuis aan de eigen bezittingen heeft toegevoegd, alvorens de restanten te verkopen.
Wat er met het huis en bijbehorende bezittingen tijdens de 18e eeuw nog meer gebeurd is, is onduidelijk. Als zelfstandig woonhuis lijkt het sinds 1700 te hebben afgedaan. Sindsdien is het een speelbal geworden van de zeer welvarende omwonenden.

 

De eigenaar van de Oude Delft 143, Jan Louis van der Burch, die zelf inmiddels in Heemstede woonde, verkoopt in 1800 zijn huis: “een huis en erf met een koetshuis en paardenstalling, mitsgaders een zeer grote tuin erachter en een salon met koepel doorgraven in de stadsveste” voor het, zeker in die tijd, onwaarschijnlijke bedrag op van 14.000 gulden aan ene mr. Jacobus Johannes le Sueur, die daarmee de eigenaar wordt van Oude Delft 143 en het perceel waarop ook het domineeshuis lag. Er ontstond een perceel met een grote hoeveelheid grond en dat is waarschijnlijk de reden dat de prijs tamelijk hoog is, want dit deel van de Oude Delft was zeer in trek en bovendien is met het neerhalen van de stadsmuur deze grond ook aantrekkelijk geworden voor bebouwing.
   

Liever een tuin
In 1807 worden de twee huizen door de executeurs van Jacobus Johannes verkocht voor het totale bedrag van 10.000 gulden aan de chirurgijn Paulus Soek, de bewoner van het imposante pand Oude Delft 141. Soek was uit op een grote tuin en kocht daartoe in deze tijd van zeer slappe huizenprijzen meerdere panden langs de Oude Delft op om zijn eigen tuin te vergroten. Vervolgens verkocht hij de gekochte panden weer, zonder de bijbehorende achtertuinen. Daarmee bracht hij weer vrijwel het hele kloosterterrein onder zijn hoede.
Bij de eerste kadasteropmeting van 1832 wordt het oude domineeshuis aangeduid als ‘berghuis’. Toen de vrouw van Soek, Anna Maria Maas overleed, kwam het perceel, met alle tuinen, broeihuizen, stallen en schuren en het grote woonhuis Oude Delft 141, in handen van de lakenfabrikant Jan Albert Maas (Geesteranus).
Maas verkocht vervolgens het berghuis en een deel van de belendende percelen voor 300 gulden aan de bewoner van Oude Delft 151, de chirurgijn Abraham Anthonie Küller. Volgens de akte van 1850 zou het berghuis worden afgebroken. Later werd westelijk op dit terrein de christelijke Elout van Soeterwoudeschool gebouwd die behalve aan de Phoenixstraat ook een ingang had via de poort van Oude Delft 147. Inmiddels is deze school bij de bouw van de parkeergarage Phoenix straat afgebroken, behalve een klein deel dat momenteel nog staat in de achtertuin van het pand Oude Delft 151.

   
terug