Bijzondere bouwconstructies
Dat het pand Oude Delft 50/52 uit de zestiende eeuw stamt, lijdt geen twijfel. De fraaie eikenhouten zolderkap wijst daar wel op. Hij heeft bovendien een bijzondere constructie. Niet alleen zijn de onderste jukken voorzien van gebogen spantbenen om geen obstakel te vormen voor het sjouwen met de graanzakken, maar bovendien bestaat elk van de vijf spanten uit drie jukken boven elkaar om de grote reikwijdte te overspannen (zie doorsnede). De meeste zolderkappen uit die tijd in Delft volstaan met twee jukken. Ook de houten skeletconstructie waarmee de zware balken met schuine ‘korbelen’ aan houten stijlen zijn verankerd en in de draagmuren zijn ingemetseld, wijst op een bouwmethode van vlak na de stadsbrand van 1536. De geringe verdiepingshoogte op de tweede verdieping komt omdat hier oorspronkelijk de ‘denning’ was, een vloer waar het graan uitgespreid werd om te ontkiemen, voor het op de eest tot ‘mout’ geroosterd werd.
Oorspronkelijk had het pand gedeeltelijk een topgevel aan de straat, zoals op de afbeelding van de Kaart Figuratief van 1678 te zien is. Toen het huis in de achttiende eeuw een chique woonfunctie kreeg is die naar de toenmalige mode veranderd in een lijstgevel, waarvoor ook de kapconstructie moest worden aangepast.
Het oudste onderdeel van het pand is ongetwijfeld de bierkelder onder het pand, die gezien de gebruikte steenformaten vermoedelijk nog van voor de stadsbrand dateert. Heden ten dage heeft hij weer zijn oude functie teug gekregen. Opvallend is ook de overkraging van de verdiepingen op de zuidelijke zijwand, boven de poort naast het huis. Deze constructie doet sterk denken aan de middeleeuwse houtbouw.
Bekende Nederlander
De brouwerij schijnt in 1629 zijn laatste vaatjes bier te hebben gebrouwen. Het hele complex aan de Oude Delft (inclusief nr. 48) kwam toen in handen van een suikerbakker die al snel in financiële problemen kwam. Kort daarop werden Oude Delft 50/52 en Oude Delft 48 definitief gesplist en gingen sinds circa 1640 ieder hun eigen weg. Oude Delft 50/52 werd overgenomen door een andere suikerbakker, Adriaen Heinsius, die het meer voor de wind ging. Hij schopte het onder meer tot schepen. Zijn zoon Anthonie, die in 1641 in dit pand ter wereld kwam, schopte het nog verder. Na een loopbaan als stadspensionaris werd hij in 1679 door Prins Willem III overgehaald om als raadspensionaris van Holland zijn rechterhand te worden. Toen de stadhouder tien jaar later naar Engeland vetrok om daar koning te worden, liet hij de staatszaken vrijwel geheel aan deze Anthonie Heinsius over. En toen Willem III in 1702 kinderloos overleed, was Heinsius tot zijn dood in 1720 het ongekroonde staatshoofd van de Republiek.
Deling
Halverwege de achttiende eeuw werd het pand met een scheidingsmuur in tweeën gedeeld en werden beide delen apart verkocht. Het linkerdeel (nr. 52) werd vervolgens bewoond door de rentenier Pieter de Ridder, met vrouw, een chais, twee paarden en twee dienstboden. De andere helft werd het domicilie van Johan Herman Groube, bode bij het Hoogheemraadschap. In de loop der jaren is dit deel van het huis het minst aan ingrijpende moderniseringen ten prooi gevallen. In de voorkamer is zelfs nog een vrijwel volledig achttiende-eeuws interieur bewaard gebleven, inclusief een geschilderd schoorsteenstuk. De kamer is in 1996 zorgvuldig gerestaureerd. Bij de studenten kreeg de kamer de bijnaam ‘Het Louvre’, vanwege de diverse Lodewijk-stijlen die er in terug te vinden zijn.
Bouwhistorie
Eva Osinga-Dubbelboer heeft de panden Oude Delft 50-52 onderzocht tijdens haar studie Bouwhistorie in Utrecht.
Op haar website zijn de complete rapporten, die uit dit onderzoek zijn voortgekomen, te vinden. Het gaat om een algemeen rapport en om twee verdiepende rapporten over de stijlkamer en de kapconstructie. Voor wie geïnteresseerd is: hieronder de koppelingen naar het onderzoek van mevrouw Osinga.
|