Oude Delft 139 - 141
www.achterdegevelsvandelft.nl
In de 15e eeuw ’s Heeren Herberg, het belangrijkste huis van de stad NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.
In de 14de en 15de eeuw verbleven de graven van Holland veelvuldig in Delft. De huizen waar zij en hun gevolg zich ophielden werden ’s Heeren Herberg genoemd. Het gebruik van de huizen werd, als ze afwezig waren, afgestaan aan een bewoner, ook wel de waard genoemd. Deze waard had als taak om de logies te verzorgen tijdens het oponthoud van de Heer en zijn gevolg. Meestal waren deze waarden invloedrijke personen binnen de stad. In de loop van de tijd verhuisden de ‘s Heeren Herbergen van de Markt en directe omgeving, naar de Oude Delft.
Arent Vrancksz van der Meer (1425-1503) was zo’n waard. Hij was schout en werd in 1461 als waard benoemd door graaf Philips de Goede. Omdat de herberg, die op dat moment in gebruik was, niet meer voldeed kocht Van der Meer twee huizen aan de Oude Delft, op de plek waar nu Oude Delft 139-141 staat, en liet ze verbouwen om te dienen als nieuwe ’s Heeren of ‘s Graven Herberg. Hoe die huizen van toen er uit zagen weten we niet. Wel is bekend dat hier 1355 ook de Vrancken Poort was. Arent was een gunsteling van keizer Maximiliaan van Oostenrijk (die door een huwelijk in de Nederlanden de machthebber werd), en die zelfs bij hem op bezoek schijnt te zijn geweest in Delft.
Ter herinnering daaraan werd een soort gedicht uitgehouwen in een steen, hoog inde toren van de Nieuwe Kerk, die in aanbouw was toen de keizer kwam:
Arent Vranck was schout van deze stede
doe men dit werck meacte dat is claer
hy regeerde Delf f in pays ende vrede
Ende hadde toen Scout geweest 39 jaar
Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Oude Delft 139-141.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Kaartmakers Braun en Hogenberg tekenden
dit stukje Oude Delft in 1580.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Rococomotieven bij de ingang.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw vensterKlik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Portretten (ca.1500) van schout “quaet Aertgen” van der Meer en zijn echtgenote Jacomina van Ruyven (Rijksmuseum)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Op deze manier werden de gasten van de graaf in Delft ontvangen en naar ’s Heeren Herberg geleid. 1613. (Tekening Rijksmuseum)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
OD 141 werd ook wel “het huis over de kraen” genoemd. Dat was de hijskraan bij het Meisjeshuis.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Arent en Jacomina verloren een zoon in de Jonker Fransenoorlog, in een gevecht bij Overschie (voorgrond) Kaart Nationaal Archief.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw vensterKlik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Wapen van de volgende Frank van der Meer en een portret van zijn vrouw, Clara van Sparwoude door Cornelis de Man. (coll. Museum Prinsenhof)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Clara was gul met giften voor het Fraterhuis.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Familiewapen van Dirck Adriaensz Coolwijck.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Relatie met Dordrecht. Bij de doop van een zoon is raadspensionaris Jacob de Witt (vader van Johan en Cornelis) aanwezig.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw vensterKlik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Zoon Franco van der Burch en het familiewapen Van der Burch. Portret door Thomas van der Wilt, particuliere collectie.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw vensterKlik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Na het overlijden van haar man Frank hertrouwde Catharina Doublet (portret Frans Halsmuseum) met de weduwnaar Louis Kretschmar (portret particulier collectie).

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
De beroemde stukadoor Bollina voorzag de gang van prachtige ornamenten.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Halverwege de 18e eeuw kwam de daklijst met rococoprulwerk. (foto Monumentenzorg).

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Anatomische les door dr Hoogeveen. Vooraan
2e van links Dirck van Heemkerk, bewoner OD 141.
(1773 door Nicolaas Rijnenburg, coll. Prinsenhof)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Eigenaar Paulus Soek kocht alle buurhuizen om de
tuinen te verkrijgen.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Dagje naar het strand met de Verkades.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
1902 Voordeur met een bordje ernaast: maison H.W.J. Bontekoe, cuisine.

Schenking wederzijds
De schout schonk het complex in 1484 aan Maximiliaan van Oostenrijk, als voogd van Philips de Schone (toen nog te jong om graaf van Holland te zijn). De keizer gaf het hem vervolgens in volle eigendom terug. Arent was behalve schout ook baljuw en dijkgraaf van Delfland. Hij stond bekend om zijn moeilijke karakter en werd ook wel “quaet Aertgen” genoemd. Na 1485 bleef het huis lang in het bezit van de familie van der Meer.
Van deze familie en van de volgende eigenaren in dit pand zijn vele geschilderde portretten bewaard gebleven. Dat is veelzeggend. Alleen belangrijke mensen werden geschilderd.
Het huis `Over de Kraen`
De vijftiende eeuw is in de indruk wekkende gevel van vandaag niet meer terug te vinden. Die is vooral 18e eeuws van karakter. Opmerkelijk is dat het pand niet symmetrisch is. De zuidvleugel is een raam breder dan de noordvleugel. Dat het hier om oorspronkelijk twee panden van ongelijke grootte moet gaan blijkt ook uit het Haardstedenregister. De huizen werden aangeslagen voor respectievelijk 5 en 3 haardsteden. Ze zijn in een vroeg stadium bij elkaar getrokken.
Het is mogelijk dat ze aanvankelijk gescheiden waren door een smalle doorgang of steeg. Het zuidelijk gelegen pand is wellicht ouder en bevatte onder de voorkamer een kelder van rond 1470. Het dak was voorzien van eikenhouten balken, dit in tegenstelling tot het noordelijk gelegen pand. Vroeger werd het ook wel het huis “Over de Kraen” genoemd, vanwege de hijskraan die aan de overkant stond, op de kade bij het Meisjeshuis.
Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw vensterKlik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw vensterKlik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Het huis met rode lijn omstreeks 1675 op de Kaart Figuratief. In 1832 (Kadaster) hoorde een grote tuin bij. De huidige situatie is heel anders.
Extra etage erbij
In de 18de eeuw is er een extra etage ontstaan over het gehele pand met de nok van het dak evenwijdig aan de gracht, wat nog te zien is aan de zijkant van de noord gevel. Tevens is in de derde kwart van de 18de eeuw een nieuwe voorgevel geplaatst in de Lodewijk XV stijl. Het pand heeft fraaie rococomotieven, die zijn toegepast in de ingangstravee en in de kroonlijst met rijk versierde gootconsoles. Het fraaie smeedijzeren stoephek is uitgevoerd in Lodewijk XIV stijl. Momenteel wordt het pand bewoond door twee gezinnen en is het intern gesplitst. Door het vrij komen van het huisnummer 139, toen het panden Oude Delft 137 en 139 werden samengevoegd aan het einde van de 19de eeuw, kon OD 141 het  huisnummers 139 erbij krijgen.
Jonker Fransenoorlog
Terug naar de 15e eeuw en naar de familie Van der Meer.
Schout Arent Vrancksz van der Meer was getrouwd met Jacomijne Claesdr van Ruyven, ambachtsvrouwe van Pendrecht. Hun zoon Lodewijk werd gedood tijdens een slag die bij Overschie plaats vond in 1488, tegen Jonkheer Frans van Brederode. Vader Arent, die de aanvoerder was in dit gevecht, overleefde het door vermomd als boer de aftocht te blazen. Hij overleed in 1503, nadat hij zijn ambt als schout van Delft in 1497 al had overgedragen aan een kleinzoon, Franck Pietersz van der Meer.
Deze kleinzoon volgde hem ook op als waard van de grafelijke herberg. In 1522 vroeg Franck ontheffing van het waardschap en kreeg hij van keizer Karel V het huis in eigendom. In 1533 werd hij burgemeester van Delft. Hij was getrouwd met Clara van Barendrecht. Na zijn dood in 1554 kwam zijn zoon Arent Vrankensz van der Meer hier wonen.
Clara van Spa(e)rwoude
Deze volgende Mr. Arent Vranckenzoon van der Meer (ca.1530 – 1596) was een rijk man, sinds de Opstand secretaris van de stad Delft en Hoogheemraad van Delfland. Bovendien was hij bewaarder van het Meisjeshuis en toezichthouder bij het Fraterhuis, de vooropleiding voor predikanten. Hij was getrouwd met Clara Jansdochter van Spa(e)rwoude (omstreeks 1530 – 1615). Het huwelijk van Clara en Arent bleef kinderloos en Clara beijverde zich in liefdadigheid. Arent woonde al in 1561 in het pand, en zijn weduwe woonde er in 1600 nog steeds.
Zij was buitenmoeder van het Meisjeshuis en het Fraterhuis. Twee jaar na de dood van haar man maakte Clara een testament om het grootste deel van haar vermogen ( 514.600 gulden) na haar dood aan goede doelen te besteden. Zij stichtte van een deel van haar vermogen een weldadigheidsfonds. Daaruit konden zowel wettige als onwettige afstammelingen van haar vader en voorvaderen van vaderszijde een huwelijksgift krijgen en/of een beurs om theologie te studeren in Leiden.
“Blijde Maaltijd”
Met de ten uitvoering van het testament waren de weesmeesters van Delft belast. In 1992 werd het fonds opgeheven en werd het kapitaal verdeeld onder de nog levende afstammelingen. Ook was er een jaarlijkse uitkering voor een “Blijde Maaltijd” in het Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Deze maaltijd werd nog jaarlijks gehouden in het inmiddels opgeheven Huize Christoffel in de Papenstraat. Het fraterhuis, voortkomend uit de werkzaamheden van de Broeders des Gemene Levens, gehuisvest in het Sint Hieronymusdal klooster, ontving ook een extra financiële gift van de rijke Clara. Als buitenmoeder van het Fraterhuis liet zij in haar testament vastgeleggen dat het na haar dood ten eeuwige dage jaarlijks een bedrag van 300 gulden kreeg uitgekeerd. Het moest worden besteed aan twee extra door het Fraterhuis aan te nemen theologie studenten. Het Fraterhuis werd in 1596 volledig onder het college van toezicht van de Latijnse School geplaatst.
Hove van Groenlant
Na het overlijden van Clara in 1615 werd het huis in 1616 verkocht aan Mr. Gilles van Glares en Adriaan Janszoon Groenlant, notaris en secretaris van de weeskamer. Adriaan ging in het huis wonen. In 1624 verkocht Gilles zijn aandeel in het pand aan Adriaan. Hij komt voor het eerst voor in het verpondingsregister 1620. Waarschijnlijk heeft hij er iets moois van gemaakt, want in het haardstedenregister van 1638 staat het vermeld als de ‘Hove van Groenlant’. Het telde toen tien vuurplaatsen en het naastgelegen pand dat er ook bij hoorde drie. Adriaan overleed in 1629.
De nieuwe eigenaar in 1640 werd Dirck Coolwijck (geboren in Dordrecht in 1600 en gestorven in Delft in 1688) die het huis koopt van de erfgenamen van notaris Groenlant. Hij heeft ongeveer alle ambten binnen de Delftse magistratuur doorlopen. Hij was lid van de raad, schepen, havenmeester, stadsthesaurier en weesmeester en sinds 1662 dijkgraaf van het hoogheemraadschap Delfland. Dirck huwde in 1641 met Erckenraet Berck, dochter van een ridder uit Dordrecht. Zij kregen 4 dochters. In de Legger van ’t diepen der wateren (1667) wordt vermeld dat het huis 4 roeden en 5 voet breed was, dus ongeveer 18 meter. Het is hiermee één van de grootste huizen in dit deel van de Oude Delft en zelfs nog breder dan het imposante huis van zijn buurman Beresteijn (‘In de Gulden Meebael’). Bij zijn begrafenis op 3 december 1688 waren er 16 lijkdragers, en liepen er 16 flambouwendragers en een wapendrager mee.
Na Coolwijck kwam het huis in bezit van Mr. Dirck Heemskerk van Beest, de vader van de stadsgeneesheer dr. Dirck van Heemskerk.

Eigenaar Reyer Reyersz. van der Burch liet zijn gezin schilderen door Cornelis de Man met de door hem gerealiseerde uitbreiding van het Generaliteits Magazijn aan de Geer op de achtergrond. (coll. Rijksmuseum)

De Burcht van de familie van der Burch

Aan het einde van de 17de eeuw werd het verkocht aan de commies van ’s lands magazijnen: Reijer van der Burgh (Burch) (1630 – 1695). Het huis zou nu meer dan een eeuw in het bezit blijven van de familie van der Burch.
In 1679 besloten de Staten van Holland en West-Friesland een affuitmakerij op te richten in de Houttuinen van Delft. De uitvoering stond onder de directie van Reijer. Met de aanbesteding was een bedrag gemoeid van 6800 gulden. In 1690 werd eveneens aan Reijer een bedrag toegewezen van 18000 gulden voor de betaling van de aangekochte huizen voor de uitbreiding van het Armamentarium. De uitbreiding werd in hoog tempo gebouwd, zoals blijkt uit de gevelsteen die het jaartal 1692 draagt.
Na Reijer werd Frank van der Burch eigenaar. Hij overleed in 1715. Zijn weduwe Catharina Philippina Doublet bleef er nog geruime tijd het huis wonen, samen haar tweede echtgenoot, de weduwnaar Louis Adriaen Cretschmar (of  Kretschmar). Hij was majoor van de blauwe garde te voet ten dienste van de Staat. Zijn vader was een man met een chique naaam: Johann Christian von Kretschmar und Flamischdorf.  In 1728 schenken Louis en Catharina het huis aan Mr. Jan van der Burch, een zoon van Catharina uit haar eerste huwelijk. Catharina en Louis zijn waarschijnlijk daarna naar ’s Gravenhage verhuisd. Louis sterft in 1750 te ’s Gravenhage. Catharina overlijdt zes jaar later in Delft.
Volgens de Impost (een belastingregister) van 1749 bewoonde Jan het pand met zijn vrouw Maria van Rooijen en 5 bodes. Bovendien bezat hij een koets en een paard, gestald in het achter het huis gelegen koetshuis en paardenstalling. Het huis had een grote tuin tot de stadsveste en zal daar ook met paard en koets bereikbaar geweest zijn.
Putti op plafond
Hoogstwaarschijnlijk was het Jan van der Burch, die  het huis halverwege de 18de eeuw door de bekende stukadoor Joseph Bollina liet voorzien van prachtige stucplafonds in de hal, de gang en de benedenkamers. Boven een deur in de hal zitten twee roofvogels en twee lege wapenschilden met een kroon daar boven. De linker voorkamer had een stucplafond tussen de oude moerbalken. In het midden van het plafond van de rechter voorkamer vliegen 3 putti’s die een bloemenkrans vasthouden. Over het lijstwerk slingeren bloemguirlandes met roosjes. Joseph Bollina woonde van 1732 tot zijn dood in 1760 in Delft. Het is dus zeer aannemelijk dat Jan van der Burch opdracht heeft gegeven tot de uitvoering van het stucwerk. Ook zal hij de opdrachtgever zijn geweest voor de verbouwing van de voorgevel. Inmiddels had Jan in 1739 ook het naastliggende huis aan de Oude Delft 143 gekocht en ook de kleinere panden achterin een poort (nu Oude Delft 147).
Naar HeeMstede
Nadat in 1757 zijn vrouw overleed was, vertrok Jan uit Delft en ging in Heemstede wonen om te rentenieren, een veel voorkomend tijdverdrijf in die tijd. Het huis is na zijn vertrek uit Delft verhuurd. Mogelijk was de arts dr. Dirck van Heemskerk de huurder. Dirck was in 1743 gehuwd met Theodora Lely. Hij overleed in 1783. Hij vestigde zich in 1734 als arts in Delft en in 1737 werd hij één van de vier stadsarmendokter in de wijk van het Oranje vendel. Van 1738 tot 1763 was hij tevens geneesheer aan het Weeshuis en het Meisjeshuis. Sinds 1758 was hij deken van het Collegium Pharmaceuticum en Chirugicum, het college van toezicht op de plaatselijke chirurgijns en apothekers. Van 1741 tot aan zijn dood maakte hij deel uit van de Veertigraad, het stadsbestuur van Delft.
Tuinliefhebber
In 1790 verschijnt een advertentie in de Rotterdamsche Courant met de volgende tekst:
Uit de hand te koop, een schoon huis en erve, voorzien van verscheiden behangen en groote kamers, koetshuis en stal voor paarden, een extra grote tuin met schoone vrugtboomen, uitkomende onder door de wal van de vest, met een beplant buitenlandje, met een zoo goed als nieuwe fraaije coupel, hebbend een aangenaam en uitgestrekt gezigt, staande en gelegen aan de westzijde van de Oude Delft schuins over de Nieuwstraat.
Het is waarschijnlijk niet verkocht, maar in 1807 worden alle panden voor slechts 10.000 gulden verkocht aan de chirurgijn Paulus Soek (of Sock, volgens Kadaster). Paulus was voornamelijk geïnteresseerd in een grote tuin, die hij verkreeg door vele buurhuizen ten noorden van deze panden aan te kopen, ze deels los te koppelen van de aanwezige tuinen en de panden vervolgens weer te verkopen. Oude Delft 141 bleef in zijn bezit samen met een aantal tuinen, oranjerieën, broeikassen en een salon of koepel die hij kon bereiken via een doorgang door de doorn (een grote haag van struiken met stekels) van de stadsveste. Hij heeft in 1809/1810 opdracht gegeven voor de herinrichting van de voorkamer van het huidige pand Oude Delft 139. Hij bestelde 3 schilderijen die door Robart in Leiden zijn gemaakt en die nu nog steeds deze kamer sieren.
Laken- en porseleinfabrikanten
Na de chirurgijn Soek werd de lakenfabrikant Jan Albert Maas (Geesteranus) de nieuwe eigenaar. Een vermogend man, van 1856-1868 raadslid in Delft. Hij verhuurde het huis aan kolonel Krijn J. Hoogeveen, directeur van de Constructiewerkplaatsen (aan de Houttuinen).

Over zijn aankoop schreef hij op 12 juni 1839 aan zijn broer: “Voorleden week ben ik zeer toevallig in het bezit gekomen van het huis van onzen oom Soek. Onze tante had hetzelve tot 12.000 gulden in veiling laten ophouden en hoezeer deze prijs niet hoog kan worden genoemd, daarvoor geen koper kunnen vinden. Zij zat daar eenigszins mede verlegen en ik dacht toen haar te kunnen helpen zonder het vooruitzicht van mij dadelijk te benadelen en heb het toen maar voor mij genomen. Indien gij nu eens een goede huurder voor mij weet, dan kan men hier niet duur (met f. 800 ben ik tevreden) en recht aangenaam wonen, het huis toch is zeer logeable en wel ingericht en recht solide gebouwd.”

Vanaf 1850 is er weer een andere eigenaar, de notaris Bartholomeus van Berkel, ook al een telg uit een rijke familie. Hij behoorde tot de vermogende katholieke regenten en was een van de initiatiefnemers voor de oprichting van een katholieke school voor de fatsoenlijke burgerstand. Die zou gevestigd worden op de Oude Delft 122 (maar is daar nooit gekomen). Hij bewoonde het pand Oude Delft 141 tot 1888 en verkoopt het dan aan de fabrikant en koopman Ludovicus Gerardus Kok, die het verhuurde. Veel studenten hadden er in de jaren hierna hun onderkomen. Een van de huurders was (1889) Abel Labouchere, mede-eigenaar van de Porceleijne Fles. Hij trouwde in 1890 met Cornelie de Bruijn Kops, dochter van de directeur van de plaatselijke gasfabriek. Twee jaar later kocht hij Huis te Werve in Rijswijk, en in 1893 verhuisde het echtpaar naar deze buitenplaats. De arts dr. Johannes Thomee woonde er van 1893 tot 1899.
Te koop in 1899
In 1899 werd het te koop aangeboden in de Delftsche Courant:
“Een aanzienlijk, ruim en gemakkelijk ingericht dubbel Heerenhuis met tuin, waarin afzonderlijke uitgang naar de straat, bevattende:
Beneden: vestibule en gang met wit marmeren tegels en dito rustbank, fraaie voorkamer met marmeren schoorsteenmantel en schilderwerk, achter- of tuinkamer met amboinahout betimmerd, voorzien van een schoorsteenmantel, aan de ander zijde van de gang wachtkamer, ruime voorkamer met marmeren schoorsteenmantel, provisiekast, grote keuken met achterkeuken en bergplaatsen, daar nevens kamer met stookplaats en kasten.
Boven: vier voorkamers, waarvan twee met stookplaatsen, binnen- of badkamer, twee achterkamers elk met stookplaats, en ruime dienstbodekamer, voorts twee zolders met vertrek en kasten en vliering: het huis is overigens voorzien van vele gemakken, waaronder gas- en waterleiding.”  
Geen kopers
De advertentie maakt geen gewag van kelders (die er overigens wel waren) en van de grote tuin met daarin een theehuisje en een prieel. Kopers kwamen er blijkbaar niet op af. Wel dienden zich weer huurders aan: twee banketbakkers. Ze blijven niet lang. Banketbakkers Gerardus Pijl zat hier 1899 tot 1902 en Hendrik Bontekoe van 1902 tot 1906. Zij vestigen een restaurant/cateringbedrijf. Dat blijkt onder meer uit een advertentie uit 1901, waarin een bediende werd gevraagd. Op een oude foto van de gevel is een reclamebordje te zien: “Maison H. W. J. Bontekoe Cuisine”.
Koek- en gistfabrikant
Pas in 1906 kwam er een nieuwe eigenaar, Ericus Gerhardus Verkade (Zaandam 1868 – ’s Gravenhage 1927). Hij betrok het pand, samen met zijn vrouw Henriette Johanna Catharina van Gelder, hun vier kinderen en een hun personeel. De familie Verkade nam de modernisering en verfraaiing ter hand en bracht het terug tot wat het ooit was: één van de mooiste grachtenpanden.
Aanvankelijk was Verkade enige tijd directeur van Verkade’s Fabrieken te Zaandam, het bedrijf van zijn vader (zelfde voornaam). Zijn grootvader (zelfde voornaam) was eerder in Zaandam al de oprichter van de brood- en beschuitfabriek De Ruijter. Ericus Verkade III was in 1890 in contact gekomen met de Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek NV te Delft en bevriend geraakt met de jonge F.G. Waller. Waller was de beoogde opvolger van J.C. van Marken, directeur en oprichter van de Nederlandsche Gist- en Spirtusfabriek .Na de dood van Van Marken nodigde Waller Verkade uit mededirecteur van de fabriek in Delft te worden. Ericus ging op dit voorstel in, omdat zijn broers zijn functie bij Verkade konden overnemen. Hij vond het een uitdaging om deel te nemen aan het bestuur van een veel grotere onderneming. Hij werd als directeur belast met de commerciële, administratieve en sociale aangelegenheden van de fabriek. Hij bleef echter als president-commissaris en adviseur aan de Zaanse koekjesfabriek verbonden.
Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw vensterKlik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
De tuin van de familie Verkade achter OD 141. De familie Verkade heeft een mooi diner ter ere van een huwelijksfeest. Er kwam een bakkantoor in OD 141. Het kantoor voor bedienden met een balie.
Een van de rijkste inwoners
In 1920 verhuisde het gezin naar Den Haag. Vanwege zijn verslechterde gezondheid moest Verkade in 1921 zijn functie in Zaandam neerleggen. Als commissaris bleef hij nog enige tijd actief. Hij was in Delft ook voorzitter van de afdeling Delft der Maatschappij van Nijverheid en voorzitter van de afdeling Delft van de “Bond van Vrije Liberalen”. Hij was één van de rijkste inwoners van Delft, zoals blijkt uit het Kohier van den Hoofdelijken Omslag uit 1917 waarin hij voor een inkomen van 172.176 gulden wordt aangeslagen.
Hij overleed  in Den Haag in 1927. Zij vrouw overleefde hem vele jaren overleed in 1950. Zijn kleindochter vertelde aan de huidige eigenaren van Oude Delft 139-141 dat Verkade Delft verliet vanwege  een dispuut met de gemeente over de hoogte van een belastingaanslag. Dit geschil ontstond na de invoering van de nieuwe raambelasting (een soort personele of vermogensbelasting). Toen de gemeente niet bereid bleek de aanslag te verlagen, zou Verkade besloten hebben naar Den Haag te verhuizen.
Bankkantoor
In 1919 kocht het Noord-Hollandsch Landbouwcrediet het pand van Verkade. De beneden verdieping werd ingericht tot kantoorruimte en de kluizen werden in de kelder ondergebracht. De bovenverdieping werd bewoond door de directeur J.C. Surie.
In 1940 kwam het in bezit van de Amsterdamsche Bank die er zijn kantoor in vestigde. Door fusies werd het vervolgens de Amsterdam-Rotterdam Bank, en tenslotte in de ABN bank. De bovenverdieping werd aanvankelijk bewoond door de directeur van de bank, maar later verhuurd aan een advocatenbureau. Het pand was tot het eind van de 20ste eeuw bankgebouw.
Inmiddels is het pand verkocht en is het gesplitst en wordt het bewoond als woonhuis door twee families.
Henk Verbruggen
(met dank aan Anneloes Maas Geesteranus voor haar inbreng)
Nadere informatie over Oude Delft 139-141
Geplaatst: 3 december 2012 / Laatste wijziging: 19 februari 2023
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft