Koornmarkt 24 www.achterdegevelsvandelft.nl
Afgedankt garagebedrijf, blikfabriek, brouwerij en boterpakhuis NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.
De huidige Amsterdamse School gevel van de voormalige ‘Centraal Garage’ is inmiddels een erkend monument en alweer een symbool van vergane glorie. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw werd hier onze nationale trots, het DAF-je, verkocht. Het gebouw werd in 1926 ontworpen door architect L.C. Kalis in opdracht van G.C. Jense. Deze Jense was een rijwielhandelaar die hogerop wilde en in de auto het vervoermiddel van de toekomst had ontdekt. Het plan werd destijds als revolutionair en schokkend ervaren, althans door de kersverse Schoonheidscommissie van Delft, die het gebouw ‘te zwaar’en ‘te massaal’ achtte, en op de nette gracht misplaatst en ontsierend vond. Het kwam er echter in 1928 toch, vrijwel zoals de architect het zich gedacht had.
Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Advertentie uit de Delftsche Courant van 3 juli 1901. In de tijd dat in Delft een leidingnet voor water en gas wordt aangelegd, begint Lorrewa met de verkoop van de leidingen.
Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Ontwerptekening van architect L.C. Kalis uit 1926, dat met kleine wijzigingen is uitgevoerd.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
De Delftse Wielerclub in het Agnetapark, 1891.
Tiende van links zoon Lorrewa, later directeur
van de Blikfabriek. Foto GAD.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
De Stoom- Blik- en Emballagefabriek van vader
en zoon Lorrewa aan de Koornmarkt rond 1900.
Foto GAD.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Op de Kaart Figuratief uit ca 1670 is het huis te zien
in de gevelwand aan de Koornmarkt oostzijde, als
derde huis vanaf  de Molstraat (toen Jan Molsteeg).
Het had een opmerkelijk hoge topgevel die wel wat
aan een zwanenhals doet denken. Rechts daarvan
lag een poort.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw vensterKlik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Brouwer Adriaen van der Chijs (1550-1615) en
zijn vrouw Elisabeth Melisdijck 1563-1644?).
Elisabeth is geschilderd door Jan van Ravesteyn
in 1634. Wie Adriaen schilderde is onbekend.
Zijn portret bevindt zich in een particuliere
collectie. Elisabeth in het Instituut Collectie
Nederland.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw vensterKlik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Links de situatie in 1832 en rechts in 2004.

Blikfabriek
Om de Garage te bouwen werden de gebouwen van de ‘Blik-, Emballage-, en Metaalwaren-fabriek J.B. Lorrewa’ afgebroken. Die fabriek was hier aan het einde van de 19e eeuw gesticht door A. Lorrewa, vermoedelijk in de restanten van een oud grachtenhuis dat in oorsprong een zestiende-eeuwse brouwerij was. Het pand kende een groot achterterrein dat via een poort in de voorgevel bereikbaar was.
Op het achterterrein verrees in 1895 een grote fabriekshal. Bovendien kende het terrein een paardenstal met een uitgang naar de Molsteeg, die in 1928 werden verbouwd tot twee chauffeurswoningen (Molsteeg 9 en 19) boven een onderdoorgang naar de steeg. De blikfabriek fuseerde in 1917 tot de NV Verblifa (Verenigde Blikfabrieken), en verhuisde naar een nieuwe behuizing aan het Zuideinde. Het oude fabrieksterrein werd in 1920 gekocht voor f 40.000,- door de gemeente Delft, onder meer met het oog op de bouw van de inmiddels al weer afgebroken Dr. Abraham Kuyperschool aan de Huyterstraat. Het overige terrein werd in 1925 voor f 26.000, - doorverkocht aan de rijwielhandelaar G.C. Jense.
Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Briefhoofd van de blikfabriek Lorrewa van begin 1900 waarop het nadien afgebroken bedrijf staat afgebeeld.

Brouwerij Het Swaenshals
Ooit stond hier halverwege de zestiende eeuw de brouwerij van Jacob Matthijszoon, in de tijd dat zelfs sommige brouwers nog niet met een familienaam werden aangeduid. In 1561 verhuurde hij zijn mouterij ernaast voor 54 Vlaamse ponden aan Dirck Corneliszoon, waarbij wel werd afgesproken dat de eigenaar de moutvloeren moest onderhouden, waar de gerst te kiemen werd gelegd en ook de kaarsen, scheppen en bezems moest leveren om het werk daar te verrichten.
In 1585 nam Adriaen van der Chijs voor de helft de brouwerij over, die toen de naam het Swaenshals bleek te hebben. Een jaar later kocht hij ook de andere helft van het eigendom. Van der Chijs had kennelijk redelijk veel succes met zijn bier. In 1600 had de brouwerij, zoals elke Delftse brouwerij twee ketels, meer was namelijk niet toegestaan, maar daarnaast had hij drie eestvloeren om mout op te verwarmen. Daaruit kan worden opgemaakt dat hij wellicht ook andere brouwers voor zich liet brouwen. Hij sleet zijn bier onder meer aan schepen in Enkhuizen en kroegen en bierstallen in West-Friesland, zo blijkt uit meerdere contracten bij notarissen uit Enkhuizen. Ook de vader van Johannes Vermeer, die de kroeg “Mechelen” op de Markt dreef, had in 1645 nog een rekening bij de brouwerij openstaan.
In 1644 verkocht de familie Van der Chijs de brouwerij voor f 17.000, na hem eerder al dertien jaar verhuurd te hebben aan ene Johan Fanjaert. Drie jaar later verkocht de nieuwe eigenaar, Johan Croeser, hem alweer voor f 20.000. Het bedrijf had toen via de Swaenshalspoort ook nog een verbinding met de Brabantse Turfmarkt.

Wilde schutters en dolle plunderaars
In 1658 kwam de brouwerij in handen van Johan Graswinckel, een telg uit een bekend Delfts brouwersgeslacht. Voor deze Johan echter in het bier ging, had hij enige tijd in Amsterdam in de handel gezeten en daar een rijke koopmansdochter getrouwd. Behalve brouwer was Graswinkel bovendien kapitein bij de schutterij en fervent Staatsgezind regent. Toen in 1672 het land ‘radeloos, reddeloos en redeloos’ werd en de gebroeders De Witt door het gepeupel gelyncht werden, was het ook in Delft onrustig. Bij de relletjes openden de schutters op bevel van kapitein Graswinkel het vuur op een dolle menigte. Dat bleek olie op het vuur en de menigte trok plunderend door de stad, waarbij met name het huis en de brouwerij van Graswinkel het moest ontgelden.
In 1683 werd mr Jacob Vlaardingerwout eigenaar van de brouwerij en mouterij met een rosmolen met vijf paarden. Ruim een halve eeuw later, in 1738, stond de ‘ordentelijke en welgereguleerde’ brouwerij bijna een jaar lang te koop in de Hollandsche Historische Courant. (zie advertentie) Het aantal bierbrouwerijen in Delft was toen al tot een handjevol teruggelopen. Er werd geen koper gevonden, maar uiteindelijk besloot schoonzoon Hendrik van Willigen van de vorige eigenaar  toch maar in het bier te gaan. In 1765 zou ook het Swaanshals echter zijn laatste vaatje bier brouwen.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Advertentie voor de brouwerij in de Hollandsche Historische Courant van 16 oktober 1738

Boterhandel
Voor de komst van de blikfabriek was hier een groot deel van de 19e eeuw in de voormalige brouwerij de boterhandel van Hendrick Pieter Kleyn van Willigen gevestigd, die door latere generaties zou worden voorgezet onder de naam firma Kleyn van Willigen & Co. Behalve met de lucratieve handel in boter op onder meer Engeland, hield deze familie zich ook actief bezig met de plaatselijke politiek.

Kees van der Wiel
Nadere informatie over Koornmarkt 24
Geplaatst: 2008 / Laatste wijziging: 4 september 2012
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft