Haantje 11 (Rijswijk)
De 19e eeuwse boerderij Breedam NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

De boerderij Breedam aan ’t Haantje aan de rand van Delft, maar in de gemeente Rijswijk, is in de jaren 1863/64 gebouwd in opdracht van Abraham Klapwijk. De stadsboerderij van Klapwijk op de hoek van de Annastraat en de Geerweg (zie Annastraat 2) werd te klein en de boeren deden in die tijd goede zaken. Daardoor kon er worden bebouwd.

Abraham kocht de grond in 1856. Het perceel lag in de Plaspoelpolder in Rijswijk, en werd in het zuiden begrensd door het Haantje en de Kastanjewetering, het water op de grens met Delft.
Eerder had de familie Klapwijk in deze omgeving ook al veel weiland verworven. In 1826 bijvoorbeeld 6,8 bunder uit de nalatenschap van Adriana Grisnigt (ook in de Plaspoelpolder) en in 1834 3,5 bunder weiland uit een erfenis van Christina Charlotte Gotze in de Voordijkhoornsche Polder (gemeente Hof van Delft). In 1841 werd er nog eens 47 bunder gepacht in de Plaspoelpolder en 8 bunder in de Voordijkhoornsche Polder. Het lag dus voor de hand om in deze omgeving de eigen boerderij neer te zetten. 

Het Haantje
Het Haantje, vernoemd naar een uitspanning op de hoek met de Lange Kleijweg, was in deze tijd nog een zeer rustige en landelijke omgeving. Er was weinig bebouwing. De Delftse meestertimmerman Piet Zuidgeest liet in 1863 bij de aanbesteding voor de bouw van de boerderij met wagenschuur de beste papieren zien, en kon het werk uitvoeren voor het ronde bedrag van ƒ 8.000. Het met gele IJsselsteentjes gebouwde pand heeft nog steeds een oude melkkelder met koelbakken en oude plavuizen, en een opkamer met bedstede. Inmiddels is het een rijksmonument.

Het is een zogenaamd dwarshuis, waarbij de woning dwars op het stalgedeelte staat en aan één of twee kanten uitsteekt. In het eerste geval wordt de boerderij een krukhuis genoemd en in het tweede geval een T-huis. Bij Breedam steekt het woongedeelte aan twee kanten uit en is dus een T-huis. In de zijgevels van de boerderij zitten zogenaamde ‘engelenramen’:  drie ramen naast elkaar, waarvan de middelste het hoogst is. Zowel het woonhuis als de schuur zijn de dakranden rijk versierd met hangend en gekruld makelaarswerk. In de nok bevindt zich een rood met wit beschilderde hangende makelaar. De vensters van het woongedeelte hebben nog originele zesruits schuifvensters. De stalruimte was voorzien van ronde gietijzeren stalramen en van binnen met klinkers bestraat. De dakkapel op de woning is er op een later tijdstip op geplaatst door aannemersbedrijf Rothfusz.
Lees hier meer over de ‘monumentbeschrijving’ (pdf).

Rekening
Aannemer Zuidgeest bracht tot in details de aanvullende werkzaamheden in rekening: het stellen van de deurkozijnen in de gang, privaat, werkzaamheden in de paardenstal, bouw van een varkenshok, de aanleg van het melkhuis met een pomp, waarvoor onder het veen welwater werd aangeboord. Dat water was onder meer nodig bij de boterbereiding in de werkkeuken achter het woonhuis. De rekening verantwoordt nauwkeurig alle arbeidstijden. Het dagloon was anderhalve gulden. Zo werd 0,8 dag besteed aan een landhek, waarvoor de aannemer ƒ 1,20 in rekening bracht. Op 29 oktober 1864 werd de gehele rekening voldaan. Abraham Klapwijk moest naast de aanneemsom nog eens ƒ 486,76½ betalen.

De boerderij
Breedam was een boerderij met alles er op en er aan.  Er was een karnmolen die aanvankelijk  door een paard werd voortbewogen. Later gebeurde dat via een motor. In de ruime kelder,  waarin je rechtop kon staan, was een stenen bak waar de melk, in bussen, in koud water stond. Buiten naast de zijdeur was ook de mogelijkheid om melk te koelen. Ook was er een pomp om water op te pompen, wat altijd lekker koel was. Er was tevens  ruimte om het melkgoed — emmers en melkzeven — schoon te maken. Binnen in het boenhok was er ook een pomp waar men in de winter het melkgoed schoon maakte. De herkomst van de naam Breedam is overigens niet bekend.
Op het erf staan een hooiberg en twee schuren, beide van rond de eeuwwisseling, waarvan er één dienst deed als wagenschuur en de ander als karnschuur, annex paardenstal. In 1910 is door de firma Rothfusz nog een tweede losse koestal (een “tienstal” voor tien koeien) bijgebouwd, eveneens rijk versiert met makelaarswerk.

De eerste bewoners
Abraham Klapwijk trok met een flink gezin in de boerderij. In 1864 trouwde hij met zijn schoonzus Jacoba Maan, die weduwe was van Simon van den Berg. Uit zijn eerste huwelijk met Neeltje van den Berg had hij vier kinderen. Jacoba bracht drie van haar vijf kinderen mee uit haar eerste huwelijk. In het huwelijk van Abraham en Jacoba  werden nog twee kinderen geboren. Ten slotte werd Abraham voogd van een neefje, dat ook op de boerderij zijn intrek nam.

Trouwacte: op 27 april 1864 trouwde Bram Klapwijk met Jacoba Maan. Klapwijk bood in 1868 de eerste grasboter aan de Koning aan. Het was een bericht in vele kranten, o.m. in de Opregte Haarlemsche Courant van 10 maart.

Zetbaas Simon van den Berg
In 1881 stopte  hij met boeren op Breedam. Hij ging stil leven aan de Voorstraat 77 in Delft. De periode tussen 1860 en 1880 behoorde tot de meest lucratieve in de geschiedenis van de Nederlandse landbouw.
Klapwijks oudste zoon was verstandelijk gehandicapt en kon de boerderij niet voortzetten. De oudste zoon uit het tweede huwelijk, Hendrik, was pas 16 jaar en nog te jong. Daarom nam zijn stiefzoon Simon van den Berg voorlopig het bedrijf over. Vier jaar later, op 13 februari 1884, overleed Klapwijk,  62 jaar oud. In 1889 verhuisde Simon van der Berg met vrouw en drie kinderen naar de door hem gebouwde boerderij “Ruimzicht” aan de Brasserskade in Delft en werd  Hendrik alsnog boer op Breedam.


Een foto van de familie Klapwijk, gemaakt rond 1880. Wie het zijn is onbekend.
Maar Bram Klapwijk zit wellicht rechts. (Foto particuliere collectie.)

Contacten met Het Hof
De eerste grasboter was in die tijd een belangrijke gebeurtenis. Op 5 maart 1868 mocht Abraham Klapwijk samen met J. Lievaart de eerste grasboter aanbieden aan Z.M. den Koning.
Maar er zijn meer contacten met Het Hof. Vanaf ca 1864 leverde Abraham boter aan het Hof. Zijn stiefzoon Simon van den Berg maakte hiervan gebruik toen hij in 1914 een verzoek indiende om “Uwer Majesteits wapen” te mogen voeren. In zijn aanvraag vermeldde hij, dat hij ruim twintig jaar aan het Koninklijk Paleis had geleverd en zijn stiefvader vóór hem al meer dan vijftig jaren.

Hendrik Klapwijk
Hendrik Klapwijk trouwde op 1 mei 1889 met Maartje de Jong uit ’t Woudt. Ook zij kregen een groot aantal kinderen. Toen hij in 1946 overleed, zetten zij de boerderij gezamenlijk voort.
Hendrik was zeer actief in allerhande boerenbesturen. Hij was voorzitter van de Plaspoelpolder en de Consumptie-melk-centrale (C.M.C.). Bij de Boerenleenbank was hij vanaf de oprichting in 1910 tot aan zijn overlijden lid van de Raad van Toezicht.  In 1903 werd hij gekozen tot hoofdingeland-plaatsvervanger en in 1909 tot hoofdingeland van het Hoogheemraadschap van Delfland.  Ook deze functie bekleedde hij tot aan zijn overlijden in 1946.
In 1916 kreeg de boerderij naast welwater ook kraanwater. De Voorburgsche Waterleiding Maatschappij legde toen  een dienstleiding aan.  Kosten van de aanleg, inclusief de plaatsing van twee tapkranen: ƒ 126,47. De huur van de leiding werd afgekocht voor een bedrag van ƒ 18,35.


Een volgende generatie Klapwijken circa 1920. In het midden Hendrik Klapwijk en Maartje de Jong.
(Foto particuliere collectie.)

klik voor vergroting
Boerderij Breedam.


De naam Breedam staat in het hek op de dam.

klik voor vergroting
Alleen een naambordje herinnert aan de
uitspanning 't Haantje.
(Foto M. Minderhoud.)

Fotograaf Henri Louw maakte deze foto van de Lange Kleiweg omstreeks 1890. In de verte Delft.
Rechts de weilanden, waar ook Klapwijk vee had lopen. (Archief Delft)
.

 

 

Industrieel voer
De boeren rond Delft profiteerden van de ruime aanwezigheid van bijproducten van de Delftse industrie die als veevoer konden worden gebruikt. Zo kocht Klapwijk veel 'spoeling' van de honderd meter verderop gelegen Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek en grondnotenmeel van de Oliefabriek Delft. In 1914 betaalde hij daarvoor ƒ 2,20 per 100 kilo.
In 1927 telde de boerderij 39 koeien, zes kalveren, vier werkpaarden en twee luxe paarden voor het rijtuig. De koeien leverden dat jaar 122.931 liter melk. Daarvoor ontving Klapwijk ƒ 11.398,05 van de melkfabriek. Zijn koeien aten dat jaar voor ƒ 544,75 spoeling van de Gist en Spiritusfabriek, ƒ 658,65 notenmeel, ƒ 70 notenkoek,voor  ƒ 74 stro en voor ƒ 246 aardappelen.
Toen in de crisistijd de melkprijzen schrikbarend daalden, breidde hij uit. Op zijn 23 hectare grasland verschijnen dan 47 koeien, waaronder zeven mestrunderen. Verder had hij  30 lammeren in de wei, en 624 kippen. Als echte 'consumptiemelker' hield Klapwijk relatief weinig kalveren aan en kocht hij jaarlijks veel nieuwe volwassen koeien. Over de periode 1904 tot 1917 zijn de gegevens over de aan- en verkoop van vee bewaard gebleven, waaruit blijkt dat hij elk jaar bijna de helft van zijn koeien vernieuwde.
Boerin Maartje Klapwijk-de Jong hield haar uitgaven nauwkeurig bij. In 1935 gaf zij voor haar gezin met 8 inwonende kinderen aan etenswaren ƒ 1350 uit, aan kleding en schoeisel ƒ 285 en voor ‘diversen’ ƒ 380.


Kaartmaker Cruquius tekende de uitspanning bij het Haantje, ca 1700. De vaart heet Kerstanje. (Bron: TU Delft.)

Het gebied in kaart gebracht door het Kadaster in 1832. Sectie H is de Plaspoelpolder, waar weinig bebouwing is.

Een militaire kaart uit 1900. De trein heeft een halte bij het Haantje.

1934. Bebouwing rukt op, zoals aan de overkant van de Kerstanje, waar Gist- en Oliefabriek zijn gekomen.

De derde generatie Klapwijk
Tijdens de economische crisis verkocht Hendrik Klapwijk in 1935 de boerderij formeel aan zijn zesde zoon Maarten voor ƒ 14.000. Maarten kreeg hiervoor een hypotheek van oom Jan Keij (graanhandelaar in Moerkapelle). De landerijen en dus het bedrijf bleven eigendom van Hendrik. Na het overlijden van vader Hendrik werden in 1949 zes broers en zussen mede-eigenaar. Met een schuldbekentenis aan hen van ieder ƒ 2.000 werd de lening van oom Jan Keij afgelost.
Ze besloten het bedrijf voor gezamenlijke rekening voort te zetten. Maarten bleef in feite doorwerken als bedrijfsleider. Alleen de vierde zoon Hendrik liet weiland scheuren en begon daar een tuinderij. In de kas, gebouwd in 1935, werden tomaten geteeld. Behalve tomaten stonden er ook druiven en perzikbomen.
De boerderij kreeg nog een andere functie erbij: vanaf 1959 hield de Rabobank van Rijswijk, na afbraak van het café van de heer Hesse (café ‘t Haantje’), er wekelijks zittingen tot 1978.


De Delftse kunstenaar Reggi Scherpbier maakte in 1959 een aquarel van café “t Haantje (café van Hesse).


Het licht wordt uitgedaan
Langzamerhand doet de invloed van de stadsuitbreiding zich gelden. Land wordt onteigend, de veestapel wordt kleiner. Met de Nederlandse Gasunie werd in 1956 een overeenkomst gesloten voor het leggen van een 30 duims (76,2 cm) dikke gasleiding. In 1972 liepen er nog dertig koeien op ruim 12 ha grasland en er was toen ook nog een paard. Drie jaar later zijn er nog maar twaalf koeien op 4,7 ha en in 1981 acht roodbonten op 3,8 ha. Maarten Klapwijk overleed in 1971 (68 jaar). In 1975 werkte zijn broer Adriaan op 67 jarige leeftijd nog gemiddeld 70 uur per week tussen de koeien. De broers en zussen overlijden, één voor één. De jongste zoon Adriaan overlijdt in 2001. Hij is dan 92 jaar. Na zijn dood werd de boerderij te koop aangeboden.


De boerderij nog in functie in 1989. (Foto Niels den Haan.)


Het erf met de hooiberg, ook in 1989. Op de achtergrond een waterput.
(Foto Niels den Haan.)

Gangetje tussen stal en schuur. 1989. (Foto Niels den Haan.)

Het gehele complex  van woonhuis en bedrijfsgebouwen is in 2003 verkocht. De nieuwe eigenaar heeft het pand volledig laten renoveren, met behoud van  oude agrarische elementen. De voormalige boerderij is nu een prachtig wooncomplex.  Maar geboerd wordt er niet meer.



Een foto uit 1920, genomen vanaf Calvé.
Achter het Haantje is nog alles weiland.
(Foto Archief Delft.)


Otto van Tussenbroek schilderde het werk op de boerderij: Vrouw aan karnton.
(Collectie Nederlands Openluchtmuseum.)


Naar Delft om de melk af te leveren.
(Foto particuliere collectie.)


Mejuffrouw M. Klapwijk wint een stofzuiger. Advertentie uit de Delftsche Courant, september 1940.


De landelijke omgeving van het Haantje in 1948. Tekening Eduard Houbolt, Archief Delft.


Een bruggetje zoals Houbolt tekende bestaat nu nog. Het water leidde naar het kasteel Altena.

Bram Klapwijk
Met dank aan Theo, Henk en Coby Rothfusz
Laatste wijziging: 18 april 2014