Achterom 14 www.achterdegevelsvandelft.nl
Ooit zeilmakerij en schippershuis

NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

Achterom 14 is een van de vele pandjes in de binnenstad die sinds een halve eeuw geleden in handen zijn gevallen van studerende yuppen en sindsdien een heel nieuw leven zijn begonnen. Daarvoor was het eeuwenlang een buurtwinkeltje van allerhande neringen, van barbierswinkel tot sigarenzaak. Gedurende meerdere perioden in haar geschiedenis is het min of meer een geheel geweest met de twee pandjes ernaast op de hoek van de Giststeeg.
Bij de zwaarste cholera-epidemie van de 19e eeuw sloeg hier in 1866 het noodlot toe; in enkele dagen stierven destijds in dit huis melkboer Willem van der Kruk en twee van zijn kinderen. Bij een pest-epidemie in 1602 was vermoedelijk eerder al eens iets soortgelijks gebeurd met zeilmaker Jacob Touw en zijn vrouw.

Bij de eerste kadaster-opmeting in 1825 was het pand nog een geheel met het huidige nummer 16 op de hoek van de Giststeeg. Kadasterkaart van de opsplitsing in Achterom 14 en 16 in 1866. Opmeting in 1917, waarbij werd vastgelegd dat een kast in de muur van Achterom 14 hoorde bij Achterom 16. Bij de latere verbouwing van 1959 is die muur rechtgetrokken.

Gemeentelijk Monument
Sinds 1998 is Achterom 14 een gemeentelijk monument. Het pand werd daarbij omschreven als een voormalig winkelwoonhuis in “traditionalistisch-classicistische vormen”. Het heeft een rechthoekige plattegrond met twee bouwlagen en een zolder onder een zadeldak, met dakkapel. Op de begane grond bevindt zich een symmetrische winkelpui met pilaster-vormige stijlen en een kroonlijst. De gevel met een rechte gootlijst dateert waarschijnlijk van 1884.

Zeilmakerij
De vroegste bewoners die we hebben kunnen traceren zijn zeilmaker Jacob Willemsz Touw en zijn echtgenote Maritgen Cornelisdr. Zij bewoonden het huis rond 1600 en waren tevens de eigenaar. Nadat zij kort na elkaar waren overleden - wellicht aan de toen heersende pest - werden de drie huisjes die zij bezaten op de hoek van het Achterom en de Giststeeg verkocht door de voogden van de kleinkinderen. Een daarvan was dit huis (het latere Achterom 14), waarin de grootouders waren overleden.
Koper werd de Leidse pasteibakker Jan Dircxz van Cortenbosch, die in 1597 was getrouwd met de Delftse Tryntgen Goessens. In de koopakte lieten de verkopers vastleggen dat de deur van de achterkeuken naar het binnenplaatsje van het huis erachter moest worden dichtgemetseld, maar de lichtinval van de ramen in die keuken nooit belemmerd mocht worden.

120 jaar lang familiebezit
In 1685 kocht timmerman Wouter Dircksz van Westhoorn het huis voor 550 gulden. Vanaf die tijd zou het pand 120 jaar in bezit blijven van Wouter en zijn nazaten. Wouter overleefde zelf twee echtgenotes. De derde, Jannitje Jacobs van Schooten, bepaalde in 1726 in haar testament dat het huis na haar dood naar haar dochter Aagje moest gaan en haar man Simon Stoffels Kortleven.
Kortleven was schipper op een vletschuit. Tussen 1711 en 1733 kreeg hij geregeld vergunningen om vracht te vervoeren tussen Delft en Amsterdam. De Verenigde Oost-Indische Compagnie was daarbij een van zijn opdrachtgevers. 


Een marktschipper op de Vliet bij Voorschoten.
Tekening van Paulus la Fargue (1729-1782), beeldbank Rijksdienst Cultureel Erfgoed.

Vervolgens ging het huis naar zijn dochter Aagje Kortleven. Zij trouwde met Lodewijk de Kruijs en woonde er met hem 41 jaar lang. Voordat zij het huis erfde, had zij ook al een erfenis gekregen van haar grootmoeder, de eerder genoemde Jannitje van Schooten, die er kennelijk warmpjes bijzat.
Ook de ouders van Lodewijk hebben aan het einde van hun leven enige jaren bij Aagje en Lodewijk ingewoond, blijkt uit een aantekenboekje van de dominee. In 1784 kocht De Kruijs twee belendende woningen op de hoek van de Giststeeg erbij en voegde die bij het huis. Daarmee werd waarschijnlijk de eerdere ontvlechting van die woningen in 1602 weer ongedaan gemaakt.

Het huidige Achterom 14.


Het pand op en luchtfoto van circa 20 jaar geleden.


Zeilmaker. Uit ‘Het Menselijk Bedrijf’ van Johannes en Capaares Luiken, 1694.

Na het overlijden van Aagje Kortleven in 1805 kwam de notaris haar inboedel uitvoerig beschrijven en werd de woning verkocht aan de om de hoek wonende grossier Cornelis van der Waal. Deze was door Lodewijk en Aagje eerder al aangewezen als degene die na hun dood de nalatenschap moest afwikkelen. Daarmee kwam een een einde aan 120 jaar familiebezit van het huis aan het Achterom. (Lees hier meer over de inrichting van Aagjes huis in 1805.)

Ex-fuselier en pontonnier
Van 1820 tot 1866 woonde hier Hendrik Albers met zijn gezin. Albers was geboren in Zutphen en begin 1820 in Maastricht getrouwd met de in Arnhem geboren Grada Jacoba Heijmans. Grada werkte in Maastricht als dienstmeid en Hendrik diende er als fuselier in het 42e Battalion Nationale Militie 3e Compagnie van het leger van Koning Willem I. Eerder was Hendrik gelegerd in Venlo, Bergen op Zoom en Nijmegen.
Na zijn huwelijk verliet hij het leger en verhuisde met zijn jonge echtgenote naar Delft. Zijn vader, Fredrik Albers, was daar als pontonnier verbonden aan de Artillerieschool en woonde op de Gasthuislaan. Die vader was sinds 1818 eigenaar van het huis op het Achterom en bood het jonge paar de woning te huur aan. In 1822 kocht Hendrik het huis van zijn vader.
Het moet een vruchtbaar nest geweest zijn, want in het huis werden tien kinderen van Hendrik en Grada geboren. Al was het eerste kindje dood geboren en stierven er twee op jonge leeftijd.

Scheren tussen de behangrollen
Hendrik begon in het huis een tapperij en barbierswinkel, waarbij hij zich specialiseerde in het scheren van baarden. Later werd hij tevens commissionair in behangselpapier en schoorsteenstukken voor de fabriek Johann Cock uit Bocholt in Pruisen. De Pruisische fabrikant adverteerde veel in de Delftsche Courant. Stalen van het behangselpapier lagen aan het Achterom bij Hendrik Albers ter inzage. De levertijd vanuit Duitsland bedroeg twee weken, volgens de advertenties.
In 1866, twee jaar voor zijn overlijden, verkocht Hendrik Albers voor fl. 1600 het westelijk deel van zijn huis aan Willem van der Kruk. Het kreeg toen het wijknummer 400a. In het oostelijk deel (400b) bleef Hendrik wonen tot hij twee jaar later overleed. Dit huis zou in 1876 het adres Achterom 16 krijgen. Hendrik bedong bij de verkoop dat hij gebruik mocht blijven maken van het riool dat onder het verkochte deel doorliep. Voor de zekerheid liet hij in de koopakte opnemen dat een gemetselde kast die deels in de gang van het verkochte deel stond kon blijven staan en aan hem toebehoorde.


Barbierswinkel omstreeks 1850. Schilderij van Ferdinand de Braekeleer, Amsterdam Museum.

Fuselier in het leger van de Bataafse Republiek, 1805.



Delftsche Courant, 4 april 1856.


H. Albers had nog meer handel.
Delftsche Courant, 18 febr. 1859.


In het dubbele pand (14 en 16) stond kort voor de splitsing het bovenhuis te huur.
Delftsche Courant, 11 maart 1864.


Het huishouden had versterking nodig.
Delftsche Courant, 26 juni 1863.
Cholera-drama
Willem van der Kruk, zoon van een akkerbouwer, trouwde in 1853 in Delft met de koetsiersdochter Geertruij van der Arend. Na een carrière als brandersknecht in Schiedam begon hij in 1866 met zijn vrouw in Delft een melkwinkel. Voor Willem geen vreemde overstap omdat zijn moeder Hendrika Jansdr. Zwaart sinds 1853 ook al een melkwinkel in Delft bestierde. Ze kochten de woning met winkel met een hypothecaire lening.
Het geluk dat het gezin hier hoopte te vinden was hen helaas niet beschoren. Enkele maanden nadat zij in 1866 hun nieuwe behuizing hadden betrokken, werd Delft getroffen door een heftige uitbraak van de cholera. Van de 685 Delftenaren die met de ziekte besmet raakten, overleden er 427 binnen een half jaar. Onder hen ook de 40-jarige Willem van der Kruk. Ook twee van zijn vier zoontjes stierven aan de ‘blauwe dood’: de 11-jarige Arij overleed een dag na zijn vader, en de 3 jaar oude Wilhelmus een dag later. Geertruij stond er als moeder met twee jonge kinderen verder alleen voor met de pas begonnen melkwinkel.

Rijke boer
Binnen een jaar hertrouwde zij met de 46-jarige weduwnaar Grabel van der Drift, een landbouwer uit St. Maartensrecht in de buurt van Schipluiden. In de nabijgelegen Duijfpolder en Kerkpolder was hij bovendien eigenaar van een boomgaard, bossen en weilanden. Om zijn vermogen voor zijn eigen kinderen veilig te stellen trouwde hij met Geertruij van der Arend buiten gemeenschap van goederen.
Grabel stopte met boeren en trok in 1867 met dochters bij Geertruij aan het Achterom in en werd winkelier en koopman in onroerend goed. Geertruij overleed uiteindelijk in 1916 op 92-jarige leeftijd. Haar tweede echtgenoot was toen al weer 33 jaar eerder overleden. Ze overleefde ook al haar kinderen. Haar zoon Piet stierf als laatste een jaar voor haar. Hij was meestersmid in een “Hoef-, Huis- en Scheepssmederij” op het Zuideinde. Dat pand had hij in 1880 van zijn moeder gekocht. In 1896 verkocht hij de smederij en begon elders aan het Zuideinde een Stadsherberg waar hij tevens een agentschap begon van pleziervaarten en een stoomschuit-pakdienst op Haarlem.

Huurhuis met nieuwe gevel
Ondertussen had Geertruij na de dood van haar tweede man het pand aan het Achterom in 1884 verkocht aan Augustinus van Berckel, een telg uit een aristocratische Delftse familie, die woonde op Voorstraat 42. Hij verdiende zijn geld als wijnhandelaar, fabrikant en bierbrouwer. Verder blies hij zijn partij mee in de Delftse politiek. Na de koop kreeg hij vergunning om de gevel van het huis te vernieuwen en ging het pand verhuren. Huurder was toen mouter Johannes Damshuiser, die waarschijnlijk bij Van Berckel in de brouwerij werkte.


Consent voor de verbouwing van het pand, 21 maart 1884.

Woningonderzoek
Op 6 juni 1907 werd het huis bezocht in het kader van een groot onderzoek naar de woonomstandigheden in Delft door de plaatselijke Gezondheidscommissie. Op de begane grond woonde toen houtzager Jan Koelink met vrouw en twee dochters. Boven woonde de bejaarde Christina Gezina van der Helm – Cottaar. Zij verdiende de kost als modiste en huishoudster en was de weduwe van Reinier van der Helm, koopman en parafine-maker. (Zie hier de formulieren van het woningonderzoek van de beneden- en bovenwoning.)
De twee woningen hadden een gezamenlijke voordeur. De commissie constateerde geen grote gebreken die onmiddellijk moesten worden verholpen. Jan Koelink was behalve houtzager ook een internationaal bekend worstelaar. (Lees hier meer over Jan Koelink en zijn sportcarrière)

Sigarenzaak
In 1918 verkochten de dochters Van Berckel het huis aan de weduwe Anna van der Graaf – Stoof. Zij begon er een winkel in tabak, sigaren, sigaretten, koffie en thee. Na haar overlijden werd de winkel voortgezet door haar ongehuwde dochter Geertje van der Graaf.


Het Achterom kort na de Oorlog. In het pand (nr 12) ernaast zat toen een kapper, Gerrit Koeslag. Veel bomen waren in de oorlogsjaren in de kachel verdwenen. Aan het einde van de straat staat een schutting voor de toenmalige loopbrug van de Geer naar het Armentarium, waar op dat moment NSB’ers zaten opgesloten.
Foto Van der Velden (destijds wonend op Achterom 56).

Studentenwoning

In 1958 koopt student Jaap Creutzberg het huis om er te gaan wonen. Hij was in 1935 in Soerabaia geboren als zoon van een advocaat. In 1961 trouwde hij te Port of Spain in Trinidad met de Engelse Patricia Margaret-Eilen Roe en was toen inmiddels afgestudeerd ingenieur. Het echtpaar vestigde zich vervolgens in Londen.

Het huis had Creutzberg na een jaar alweer verkocht aan Prof. Ir. Froger, hoogleraar stedebouw, die het ging verbouwen voor zijn oudste zoon Willem. De tekeningen daarvoor maakte hij zelf op zijn bouwkundig bureau, het latere “Bureau Froger en Meijsing” aan de Oude Delft.
Willem Froger was als scholier misdienaar bij de paters van de Jozefparochie aan de Burgwal. Toen hij in de 5e klas van de HBS zat vroeg een pater hem of hij jeugdleider wilde worden bij het Sint Franciscus Liefdeswerk.
Na zijn eindexamen wist hij niet goed wat hij wilde worden. Aanvankelijk trad hij in de voetsporen van zijn vader en ging bouwkunde studeren aan de TU. Na een half jaar hield hij het echter voor gezien en besloot priester te worden. Daarvoor doorliep hij als HBS-er eerst een bijscholing in Latijn en Grieks voor hij in 1962 naar het Grootseminarie in Warmond ging. Hij heeft drie jaar op het Achterom gewoond. Op zaterdag 6 juli 1968 werd hij tot priester gewijd. In 2018 vierde hij in het Bisdom Rotterdam zijn 50-jarig priesterjubileum.
Prof. Froger verhuurde het huis daarna aan Dirk Zeelenberg, die als tekenaar verbonden was aan zijn bureau. In 1981 kocht deze na de dood van Froger het huis van de familie. (Lees hier meer over de herinneringen van Willem Froger aan zijn studententijd in Achterom 14.)


Achterom 14 in 2010.

De cholera zorgde in de zomer van 1866 in korte tijd voor een explosieve sterfte. Grafiek Peter Ekamper.


De melkverkoopster aan de deur. Ingekleurde foto van vóór 1900.


Zoon Piet van der Kruk verkoopt zijn smederij. Delftsche Courant, 24 maart 1886.


De nieuwe bezigheden van Van der Kruk aan het Zuideinde. Delftsche Courant, 24 mei 1897.


Bidprentje voor Geertruida van der Arend uit 1916.


Delftsche Courant, 19 maart 1916.


De bovenwoning te huur. Delftsche Courant, 24 aug. 1933.


Plattegrond van de verbouwing in 1959 waarbij het pand geschikt gemaakt werd voor drie studentenkamers en gezamenlijke woonkamer. Bij de uitbouw aan de achterzijde werd een puntdak vervangen door een plat dak.


Pastoor Willem Froger in functie.
Piet van der Kruk  
>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Achterom 14
Geplaatst: 10 februari 2020  
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft